Binnen een week had Europa twee niet gerelateerde problemen met het elektriciteitsnet. Eentje die niet had mogen gebeuren en voor veel schade zorgde en ééntje die voorspeld was en niet gebeurde. Van beide kunnen we veel leren.
Allereerst de grote stroomstoring van 27 maart 2015. In een groot deel van Nederland viel het licht uit. Het duurde nog geen uurtje en voor de meeste van de 1 miljoen huishoudens viel de schade mee – het bleef bij het opnieuw instellen van de klok op de oven en een knipperende wekker in de slaapkamer.
Toch was de impact groot: treinverkeer raakte de rest van de dag ontregeld, vliegverkeer op Schiphol werd omgeleid. Tentamens gingen niet door, niet-spoedeisende operaties werden uitgesteld. Internet en mobiele communicatie lagen er uit. Mensen zaten vast in liften en openbaar vervoer. De auto was geen beter alternatief, taxi’s waren niet te krijgen en er ontstond chaos door het uitvallen van verkeerslichten en informatieborden.
Voor bedrijven en instellingen kan een stroomstoring een echte ramp zijn. De zenders van de omroep bleven in de lucht en de noodvoorzieningen van ziekenhuizen bleken gelukkig goed te werken. Maar winkels missen omzet door klanten die tijdelijk niet kunnen pinnen en procesbedrijven kunnen dagenlang hier hinder van ondervinden en de schade kan zo maar in de tonnen lopen.
In Diemen ging het mis, tijdens (of door) werkzaamheden door landelijk netbeheerder TenneT aan het hoogspanningsstation. Dat is – zoals het hele hoogspanningsnet – dubbel uitgevoerd. Als er één schakel uit klapt, neemt een ander deel van het systeem het over. Daar merkt een gebruiker niets van. Dat het toch fout ging is zorgelijk. Dat zou niet moeten mogen.
Zoals altijd is het goed om te leren van dergelijke voorvallen. Juist als het mis gaat weet je wat je als samenleving hebt aan de infrastructuur die we met z’n allen financieren.
Een week eerder was men in Duitsland ook aan het leren; druk in de weer om te regelen dat de elektriciteitsnet tijdens de zonsverduistering van 20 maart goed zou blijven functioneren. Tijdens een zonsverduistering wordt er opeens veel minder stroom opgewekt door de grote hoeveelheid zonnepanelen die daar inmiddels zijn geïnstalleerd. Terwijl het verbruik overdag op dezelfde hoogte blijft. Deze dip was goed te voorzien en door goede ingrepen kwam de elektriciteitsvoorziening niet in problemen. Dat is bijzonder omdat in het ‘echt’ nog weinig ervaring is met grote fluctuaties in netwerken waarbij veel lokale energie wordt opgewekt. Critici van de energietransitie werpen vaak op dat het systeem veel wind- en zonne-energie gewoonweg niet aan kan. De positieve ervaringen in Duitsland geven gelukkig minder voeding aan dergelijke gedachten.
Als het TenneT lukt om het net in de lucht te houden en de in Duitsland opgedane kennis in te zetten in het Nederlandse elektriciteitssysteem dan kunnen we in goed vertrouwen blijven investeren in een duurzame energievoorziening die ons de komende decennia niet in het duister laat zitten.
Dan hoeven we niet te wachten tot er op 12 augustus 2026 weer een grote zonsverduistering is – dan leren we elke dag.