Deze regering is te duur

(eerder verschenen in Friesch Dagblad. Klik hier voor versie zoals deze in de krant verscheen)

Energiebedrijven verdienen op dit moment heel veel geld en consumenten betalen de hoofdprijs voor stroom en gas. Dat is oneerlijk. Bedrijven gebruiken middelen die van ons allemaal zijn, olie  en gas in de grond, zon en wind in overvloed en publiek gefinancierde infrastructuur. Daarbij krijgen die bedrijven niet zelden subsidies of vrijstellingen om dat mogelijk te maken. De prijzen die handelaren elkaar in rekening brengen – de groothandelsprijzen – zijn voor levering voor volgend jaar op dit moment vertienvoudigd. Dat voelen consumenten – met een vertraging – zwaar in hun portemonnee.

Die energiebedrijven zien zich niet altijd gesteld voor enorme kostprijsstijgingen van hun product. Wie zelf een windmolen, zonnepark, gasput of oliebron heeft, ziet de opbrengsten veel harder stijgen dan de kosten. Deze bedrijven gaan rustig achteroverzitten en zetten de telmachine aan.

Regeringen van de ons omringende landen, zelfs de conservatieve regering van het Verenigd Koninkrijk, hebben meteen maatregelen genomen om deze winsten kunnen te beteugelen. Want bedrijven hoeven nauwelijks moeite te doen, de ‘windfall profits’ vallen hen gewoon in de schoot. Maar in Nederland kijkt de regering niet naar de mogelijkheid en buigt zich in bochten om de winsten van de buitenlandse energiebedrijven onaangetast te houden. De mantra ‘de markt stelt de prijs’ is de toverspreuk. Wij burgers moeten ons voegen.

Natuurlijk, de regering heeft een lange lijst van maatregelen tegen het licht gehouden om te zien hoe de komende tijd de pijn voor burgers verzacht kan worden. Maar ja, dat zijn maatregelen die zitten in de verlaging van belastingen en heffingen. Kortom, die sigaar uit eigen doos betalen we zelf.

Ook overheden krijgen het lastig. Veel gemeenten en provincies – ook de Friese – hadden de afgelopen jaren contracten afgesloten met de Nederlandse dochter van Gazprom, het enorme Russische energiebedrijf dat sinds de inval van Oekraïne in ongenade is gevallen. In plaats van dat de Nederlandse regering bij dat bedrijf de touwtjes in handen neemt – Duitsland loopt daarin voorop en andere Europese landen volgen – werden de overheden opgedragen de goedkope gascontracten op te zeggen en nieuwe spijkerdure contracten af te sluiten. Gasmarkt specialisten geven aan dat waarschijnlijk geen molecuul Russisch gas minder geëxporteerd wordt maar betalen we er nu wel meer voor. Dat zijn miljoenen extra kosten die uiteindelijk de burgers en bedrijven in Fryslân voor de kiezen krijgen.

Kortom, de bijziende kippendrift van dit kabinet om stelselmatig de kant te kiezen van grootbedrijf en buitenlandse aandeelhouder en niet die van burger en algemeen belang, zorgt ervoor dat wij een barre winter tegemoet gaan. Zelfs als het niet gaat vriezen.

Ik denk dat de tijd is gekomen om het contract met deze regering op te zeggen. We kunnen het ons niet meer veroorloven; deze regering is simpelweg te duur voor Friese burgers.

Landbouw is knetterhard nodig, maar niet voor de export

(Column eerder verschenen in Friesch Dagblad, voor niet-abonnees hier de PDFversie zoals deze in de krant verscheen)

Na de Tweede Wereldoorlog was de landbouw in slechte staat. We kunnen echter weinig lessen trekken uit die tijd. Toen was de bevolking ondervoed uit de oorlog gekomen, nu zijn we welvaart-obees. Toen waren de polders ondergelopen, nu is er te weinig grondwater. Toen was er een tekort aan vee en mest, nu komen we er in om. Nu is het niet de onderproductie maar juist nu het teveel dat ons nekt.

Het kostte Sicco Mansholt als landbouwminister enkele jaren om de landbouw weer zelfvoorzienend te maken. De boer kon door productsubsidie en inkomenssteun niet alleen voedsel voor Nederlanders maken, melkproducten, tomaten en vlees gingen de grenzen over. De kennis en innovatie werden wereldberoemd.

Dezelfde positieve crisisinstelling van Mansholt moeten politici nu omarmen. En dat begint met perspectief. Dat perspectief moet vanuit de maatschappij komen, niet vanuit ‘de markt’. En zeker niet vanuit kaartjes met ‘stikstofcontouren’

De wal heeft het schip gekeerd. Terwijl het aantal boeren decimeerde is de landbouw zelf te groot geworden voor Nederland. Het vrije-markt-met-subsidie-verdienmodel helpt niet alle boeren aan een vast en eerlijk inkomen. Of Nederland aan het juiste voedsel en een gezonde leefomgeving.

Dezelfde positieve crisisinstelling van Mansholt moeten politici nu omarmen. En dat begint met perspectief. Dat perspectief moet vanuit de maatschappij komen, niet vanuit ‘de markt’. En zeker niet vanuit kaartjes met ‘stikstofcontouren’ en de gedachte dat boeren zijn te sussen met bizar veel miljarden gemeenschapsgeld. Dat perspectief komt niet van politici die de vingers in de oren doen en boven de barbecue gillen dat er niets aan de hand is.

Als we uitzoomen van de stikstofcrisis en weifelachtige politici, dan zien we juist veel crises waarin de landbouw de oplossing is en niet het probleem.
Het begint met een lijst van landbouwproducten die de bevolking kan voeden en kleden in tijden van crisis, oorlog en klimaatverandering. We moeten verbouwen wat we nodig hebben, niet wat we wellicht ergens op aarde tegen lage prijzen kunnen verhandelen.

Voedselproductie moet gerelateerd zijn aan een gezond dieet. We importeren granen en verbouwen gewassen als voer voor exportvlees maar verbouwen nauwelijks graan om de eigen bevolking te voeden. Terwijl Poetin de graanschuren van de Oekraïne leegrooft, kunnen wij ons voorbereiden op lege schappen in de supermarkt.
Landbouw is knetterhard nodig en niet alleen voedselproductie. We hebben grondstoffen voor de energietransitie nodig, vezels voor textiel en isolatie, herstel van biodiversiteit, verbetering bodem, opslag van CO2.

En het geld dan? Waarom geen lijst met landbouwproducten, grondstoffen, natuur- en klimaatwaarden opstellen gekoppeld aan een subsidiemechanisme waarop boeren kunnen intekenen. Niet voor 1 jaartje, maar bijvoorbeeld voor 15 jaar, net als de SDE-subsidie voor de opwek van duurzame energie. Dat werkt als mechanisme voor investeringen prima. De overheid vraagt en zet geld klaar, de bedrijven leveren. Prima als iemand liever maïs voor koeien in plaats van hennep voor isolatiemateriaal verbouwt, maar dan geen subsidie.

Om de transitie naar een dergelijke vraaggestuurde in plaats van marktgestuurde agrarische economie mogelijk te maken, dient er voldoende ondersteuning en inkomenssteun te zijn. De boeren die meedoen moeten we binnenboord houden en koesteren. We hebben ze meer dan ooit nodig.

Hard nodig.

De markt valt door de mand

[Column eerder verschenen in Fries Dagblad 3 april 2020. Link voor PDF]

Midden in een pandemie is het lastig te zien of, wanneer en hoe we onze levens weer kunnen oppakken.

Er zullen veranderingen zijn en dat zullen geen kleine zijn. Er verschijnen lege stoelen aan tafels bij familieleden, vrienden, collega’s, buren. Werkplekken blijken ontruimd te zijn, winkels voor altijd gesloten, vertrouwde adressen verdwenen. In deze tijden valt het persoonlijke leed op een bizarre manier samen met medische statistiek in grafieken en economische doemscenario’s op wereldschaal die kranten en tv ons onafgebroken voorschotelen.

Al was het maar om de moed er in te houden, vind ik het belangrijk om na te denken hoe de wereld er uit zou kunnen zien na deze plaag. Het rare is dat eigenlijk veel op z’n plaats valt. De lijstjes met cruciale beroepen en vitale processen waren snel ministerieel vastgesteld. Wie belangrijk is en wat minder nuttig in onze maatschappij. Dan zien we direct waar de schoen wringt. ‘De markt’ geeft geen snars voor het belang van zorg, hulpdiensten, educatie en de voedselketen. Achtereenvolgende kabinetten, bijziend sturend op marktwerking, hebben de afgelopen decennia deze sectoren nooit gewaardeerd. Ministers buitelen nu met loftuitingen over elkaar heen. Het ziet er schrijnend uit.

Wat zo mogelijk nog meer pijn doet aan de oren zijn de reacties van bedrijven wier economisch belang sterk onder druk staat in de klimaatcrisis. Ja, die crisis blijft bestaan. Nog voordat de impact van het virus echt gevoeld werd stond de directeur van KLM als eerste te bedelen bij het kabinet voor staatsteun, terwijl hij hetzelfde weekend de ontslagbrief voor 2000 werknemers ondertekende. Het befaamde ‘blauwe hart’ blijkt slechts nog voor aandeelhouders en banken te kloppen. Dividend en de afbetaling van de gehuurde vliegtuigen blijken belangrijker dan de eigen mensen. Dat schept wel helderheid; dit denken, dergelijk gedrag hebben we straks, post-corona, niet meer nodig.

Nog voordat de impact van het virus echt gevoeld werd stond de directeur van KLM als eerste te bedelen bij het kabinet voor staatsteun, terwijl hij hetzelfde weekend de ontslagbrief voor 2000 werknemers ondertekende.

Onze economie zal trouwens toch lokaler moeten zijn en gebaseerd op lokale behoeften. Onze veelgeprezen handel- en transportsector blijkt de achilleshiel van onze economie te zijn. Onverkoopbare bloemen stapelen zich op in het Westland en in de steden sluiten verlaten winkelketens waar de uitgestalde Chinese troep opeens geen enkel doel dient. Het blijkt nu dat wij in Nederland veel belangrijke producten niet meer zelf maken en van andere veel te veel. Dat is lastig als plots de grenzen sluiten.

Als we onze economie weten te herstarten, laat dat een andere zijn dan voorheen. Laten we dan niet vergeten dat we nu weten wie voor de maatschappij van waarde is. Laten we dan afspreken dat wij een scherm bouwen rond werknemers. Dat we trots zijn op MKB en ZZP’ers ruimhartig steunen. En laten we ook afspreken dat we de grote bedrijven goed tegen het licht houden als ze onze steun vragen.

We weten nu wie wij nodig hebben voor een duurzame toekomst. Daarop kunnen we straks bouwen.

Parasitair

[Column eerder verschenen in Friesch Dagblad op 15 februari 2019]

Windpark Fryslân is een groot project van 89 windturbines dat door private ondernemers wordt aangelegd in het noorden van het IJsselmeer. De Provincie Fryslân heeft aangegeven een financieel belang in het park na te streven. Daarvoor is een bedrag van maar liefst 127 miljoen opzij gezet.

Dat de Provincie Fryslân besluit dat het in het algemeen belang nodig is deel te nemen in een windpark dat zichzelf prima kan financieren is vreemd. Maar in het beste geval kan je zeggen dat het de mogelijkheid biedt invloed aan te wenden in een project dat een grote impact heeft op het beleven van ruimte en rust.

Natuurlijk, geld is ook een drijfveer. Het park verwacht een enorme subsidie van de Rijksoverheid te krijgen. Dat zo een deel van de winst zo in de provincie blijft, lijkt een nuttige bijkomstigheid.

De Provincie heeft deze maand een plan aan de Staten voorgelegd onder het mom van burgerparticipatie. In het plan kunnen Friezen – met alle risico’s die daar aan kleven – ook deelnemen in het project. Burgers kunnen veelvouden van 500 euro inleggen in de vorm van een obligatielening. De vrijwilligers van energie-initiatieven moeten deze leningen lokaal als wederverkopers aan de man brengen.

De claim van gedeputeerde De Rouwe dat lokale energiecoöperaties staan te trappelen om dit windpark te omarmen staat loodrecht op mijn waarneming. Sterker nog, ik denk dat dit het het laatste is waar lokale gemeenschappen op zitten te wachten.

Voor lokale gemeenschappen die zich hebben uitgesproken om collectief met wind energie op te wekken, lijkt een dorpsmolen in veel gevallen de ideale oplossing. Maar de Provincie weigert categorisch, ondanks een aangenomen statenmotie, deze vorm van lokale opwek toe te staan. De gewenste vernieuwing van de succesvolle dorpsmolen van Reduzum laat zo al jaren op zich wachten. Lokale gemeenschap: vóór. Gemeente Leeuwarden: vóór. Gedeputeerde Staten: tégen.

Andere lokale coöperaties proberen collectieve bespaarprojecten gefinancierd te krijgen en de benodigde ondersteuning daarvoor te regelen. Een motie in Provinciale Staten om een garantiefonds in te richten om de financiering van duurzame investeringen ook in minder rijke gemeenschappen te laten slagen werd – na lang uitstel – uiteindelijk door de Gedeputeerden afgewezen.

Het feit dat er nu een beroep gedaan wordt op de Friese coöperatieve gemeenschap om de financiering van dit park te promoten is niet minder dan parasitair op de lokale investeringsbereidheid én de vrijwilligersstructuur van dorpen en wijken die zich de moeite getroosten vooruit te lopen in de verduurzaming van de samenleving.

Want elke Euro voor Windpark Fryslân die uit de zak geklopt wordt van lokale coöperaties is er één die niet geïnvesteerd kan worden in een dorpsmolen of collectief zonnedak. En elk vrijwilligersuur om deze overbodige lening aan de man te brengen is er één die noodzakelijke besparingsmaatregelen in de wijk wéér niet dichterbij brengt.

Dappere pogingen van groepen burgers en Provinciale Staten om duurzame lokale plannen voor álle Friezen te verwezenlijken strandden in het hoogste college in Fryslân. Dat dat college doodleuk terugkomt met een voorstel om vrijwilligers van lokale duurzame initiatieven als colporteurs op pad te sturen, strooit zout in die nog verse wonden.

Afrekenen op duurzaamheid

[eerder verschenen in Friesch Dagblad op 21 december 2018]

In het kader van de klimaatopgave van Parijs – het afbouwen van broeikasgasuitstoot om te zorgen dat we de aarde in ieder geval niet meer dan 2 graden Celsius warmer laten worden – komt langzamerhand duidelijkheid over wie, waar, hoeveel moet doen. Die grote opgave voor de regio Fryslân is bekend en die wordt gemeenten in kleinere brokken opgelegd als lokale opgave. Die gemeenten moeten dan, samen met burgers en bedrijven, uiteindelijk deze opgave verder invullen. Een enorme klus.

Als de opgave van Parijs zich doorvertaalt naar wat gemeenten, bedrijven en burgers in hun eigen omgeving moeten doen, dan is het wel handig te weten dat al die inspanningen & investeringen ook daadwerkelijk op de juiste rekening worden bijgeschreven. Daar wordt te weinig over nagedacht en daar gaat het mijns inziens in veel gevallen fout.

Voorbeeld. Een boer die zijn dak vol heeft liggen met zonnepanelen en afspreekt dat het energiebedrijf, naast de stroom, ook alle ‘immateriële rechten’ krijgt, kan wellicht de komende jaren in de knel komen. Als hij, om de methaan-uitstoot van zijn koeien – ook een broeikasgas – te compenseren, die zonnepanelen wil opvoeren komt hij bedrogen uit. De ‘duurzaamheid’ van de stroom heeft hij verkocht. Zijn bedrijf is niet CO2-neutraal, een dak vol zonnepanelen ten spijt. Hij zal op een andere manier compensatie moeten organiseren en wellicht aanvullend een lap grond moeten opofferen om daar extra zonnepanelen neer te kunnen leggen. En in het ergste geval tijdelijk zijn veestapel moeten inkrimpen.

Ik kan het nog ingewikkelder maken. Stel dat een Duitse ontwikkelaar, met Nederlandse subsidie, in opdracht van een Chinese staatsbedrijf in Fryslân een windmolenpark bouwt. De Chinese eigenaar verkoopt op voorhand de duurzame stroom aan een Amerikaans staalfabriek. Een niet ondenkbeeldig scenario.

Wie mag dan gaan pronken met dit duurzame project? Komt dat op het conto van de gemeente waarin het park ligt? Kan de Provincie Fryslân een vinkje zetten bij haar opgave? Of die sterk vervuilende staalfabriek? De Chinese overheid? Het energiebedrijf? De bank die een groene lening verstrekt? Of de Nederlandse overheid, die de subsidie gaf?

Wie het weet mag het zeggen.

U zult misschien geneigd zijn te denken: hoe belangrijk is dat, elke duurzame ontwikkeling is toch goed? Hoe erg is het als er wat wordt dubbel geteld? Sorry, maar dat is heel belangrijk. Elk huishouden, elke boer moet zeker weten dat de investeringen ook daadwerkelijk meegeteld worden. Het model van deze ‘allocatie’ moet vooraf geregeld zijn. We kunnen ons geen onduidelijkheid veroorloven als we veel gaan investeren.

Gelukkig hebben we al goede voorbeelden hoe het wel kan. Bij een aantal zonneparken die in Fryslân zijn of worden aangelegd door bewoners is dat beter geregeld. Die bewoners en bedrijven maken collectief een afspraak met het eigen energiebedrijf om zeker te weten dat zij die stroom – en geen andere – krijgen.

Met alle rechten.

Netalarm!

[Column eerder verschenen in Friesch Dagblad op 2 november 2018]

De beheerder van het hoogspanningsnet in België heeft een app uitgegeven. De app zelf is een toonbeeld van goed ontwikkelde software: gratis, voor elk mobiel apparaat geschikt en in maar liefst vier talen. Een zekere hipheid kan de brave ingenieurs trouwens ook niet ontzegd worden; er staat een speelse ‘4’ in de naam ‘Elia 4cast’. Met vier kleurtjes – groen, oranje, rood en zwart – wordt een voorspelling gedaan voor elke dag van de komende week.

De beheerste en aangename vormgeving staat echter in schel contrast tot de schrijnende en verontrustende reden waarom de app überhaupt bestaat.

De app heeft ten doel de Belgische bevolking te informeren ‘over de situatie op het Belgische elektriciteitsnet in verband met het risico op stroomtekorten tijdens de winter’.

U leest het goed. In België houdt men ernstig rekening met stroomonderbrekingen. Dat kan soms opgelost worden met een beroep op solidariteit (oranje; “doe hooguit één lamp per vertrek aan”) of een verbod op gebruik in bepaalde sectoren (rood). Maar bij zwart gaat de spanning er tijdelijk af voor hele dorpen en wijken tegelijk. En als dat gebeurt, wil de netbeheerder dat zo netjes mogelijk laten verlopen. Een gebruiker kan nu thuis op z’n telefoon in de gaten houden of het wel zin heeft om naar een stroomloos kantoor te gaan of juist op kantoor zien of de vrieskist in de bijkeuken aan het ontdooien is.

Zo met zo’n app klinkt het vrolijker dan het is. Want onze maatschappij verlaat zich compleet op elektriciteit. Met vijf uur stroomstoring had Amsterdam begin vorig jaar een groot probleem. Duurt het langer, dan komt veiligheid en gezondheid ernstig in het gedrang.

In België zijn het onder andere een aantal atoomcentrales met gebreken, op last van de inspectie stilgelegd, die deze winter voor grote problemen gaan zorgen. Omdat er de afgelopen jaren niet genoeg geïnvesteerd is in andere vormen van elektriciteitsproductie, zit België nu met de gebakken peren.

Het geld regeert, niet de betrouwbaarheid van het net.

Het failliet van de marktwerking klapt zo hard in het gezicht van onze zuiderburen. De productie en levering van energie is de afgelopen twee decennia een zaak is geworden van grote, buitenlandse bedrijven die investeren in, bijvoorbeeld, nieuwe kolencentrales. Maar gascentrales stilleggen of juist subsidie aanvragen voor windparken is ook mogelijk – het geld regeert, niet de betrouwbaarheid van het net.

De netbeheerders, nog steeds in handen van de overheid, hobbelen hier feitelijk achteraan. Zij moeten een betrouwbare en ononderbroken levering van elektriciteit garanderen. Een belangrijke publieke taak die meer en meer onder druk komt te staan. Want hoe kan je het net in balans houden als grote partijen naar believen centrales aan en uit kunnen zetten? Of her en der windmolens en zonneparken plaatsen? Als daar geen regie op is, en langjarige planning, gaat het vroeger of later mis.

In Nederland hebben wij lang het beste elektriciteitsnet ter wereld gehad, zo heette het. Maar wellicht liggen ook hier de tijden achter ons dat het zicht op het werk van netbeheerders zich beperkte tot vrolijk gekleurde autootjes met goedgeluimde monteurs er in die alles wisten van verbindingsmoffen, blindvermogen en drukregelaars.

Er is zojuist een nieuw begrip bijgekomen. Netalarm.

Kleurenblind

[Eerder als column verschenen in Friesch Dagblad op 8 september 2018 PDF hier]

U kent ze wel, van die plaatjes waarop rode en groene stippen staan. Iemand die kleurenblind is, ziet alleen grijze stippen, terwijl iemand die de kleuren goed kan herkennen duidelijk een letter of getal in het plaatje ziet.

Een discussie over kleuren en nuances met een kleurenblinde – misschien kan ik beter spreken van een persoon met een verminderd chromatisch gezichtsvermogen – is onmogelijk. Een kleurenblinde kan letterlijk niet zien wat de ander wel ziet.

Hieraan moest ik denken tijdens het gesprek met Minister Wiebes als Zomergast op zondagavond 24 augustus. Een discussie met de Minister over klimaat zal weinig zin hebben.

Wat mij opviel was dat dat economisch beeld van de minister behoorlijk simplistisch was, ik durf wel te zeggen onvolwassen. Minister Wiebes gaf aan dat zijn economisch begrip in de middelbare schooltijd was komen vast te staan en de voorbeelden die hij liet zien onderstreepten dat er naderhand weinig ontwikkeling in had gezeten. Het hele idee dat er waarde gecreëerd wordt in een huishouden, door een groep vrijwilligers, in een duurzame keten of door kunstenaars (‘hobby’) is hem totaal vreemd. Eric Wiebes ziet het niet.

Burgers en het midden- en kleinbedrijf vervullen in de Economie Van Wiebes een bijrol als kop-van-jut of pin-automaat. Oost-Groningers met kapotte huizen waarvan het herstel is stilgelegd kunnen daarover meepraten. Nederlandse bedrijven kunnen ook hun borst natmaken; zij moeten jaarlijks de afschaffing van dividendbelasting ter waarde van 2 miljard ophoesten – ook zo’n ideetje van Wiebes. De belangen van Shell en Unilever tellen namelijk wél in de Economie van Wiebes, niet die van u en mij. En iets als Algemeen Belang bestaat gewoonweg niet.

Dat is zonder meer zorgelijk. Wij zouden er op moeten kunnen vertrouwen dat de minister van Economische Zaken begrijpt dat ‘de economie’ niet iets is dat zich afspeelt tussen multinationals en een handvol grootbanken. En dat er ook meer is dan geld en groei.

De heer Wiebes is namelijk óók Minister van Klimaat. In die rol zal hij de energietransitie richting en vaart moeten geven. Naast dat het een grote opgave is, biedt dat ook volop kansen. We bouwen een nieuwe economie van energieke huishoudens, van lokale, circulaire ketens, van betrokken vrijwilligers en innovatieve bedrijven. Dat kan regionaal werkgelegenheid genereren, meer waarde op landbouwgrond laten ontstaan, energie-armoede bestrijden, van afval grondstoffen maken en krimpende gemeenschappen weer kleur geven.

Dat zie ik als ik kijk naar de klimaatopgave – een groen Fryslân.

Ik ben bang dat onze minister in de grijze stippen alleen het logo van Shell ontwaart.

Gemeenschappelijk Klimaat Beleid

[Column verschenen op 20 april 2018 in Friesch Dagblad onder de titel ‘Zonnepanelen als een wisselteelgewas’. PDF hier]

“De boeren zijn weliswaar juridisch eigenaar van de grond, maar het landschap is van ons allemaal.”

Berno Strootman windt er in interviews geen doekjes om. Hij maakt zich – in zijn functie van Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving – zorgen om ons landschap. En terecht, denk ik.

Projectontwikkelaars van zonneparken hoppen op dit moment als sprinkhanen door onze provincie, grote sommen subsidie opstrijkend en daaruit landeigenaren een vergoeding gevend. Omwonenden en bedrijven blijven achter met grote industriële installaties die decennia de beleving van het landschap veranderen. Door deze subsidie-gedreven werkwijze, die al jaren vanuit Economische Zaken wordt gepropageerd, wordt de regie over de toekomst van ons landschap is handen gelegd van een handjevol partijen die nauwelijks een zier om het cultuur- of natuurlandschap geven.

Terwijl regie van groot belang is; ook op andere vlakken. Onlangs luidde de netbeheerder in Groningen de noodklok. Zonder enige vorm van overleg of vooropgezet plan worden lukraak aansluitingen in het buitengebied aangevraagd voor enorme zonneparken. Dat kán gewoonweg niet zo maar op elke plek. Deze aanpassingen moet de netbeheerder goed voorbereiden, dat kost tijd en daar zijn soms aanzienlijke – maatschappelijk betaalde! – investeringen voor nodig.

Terug naar de Rijksadviseur: “In mijn ogen is het landschap van ons, en wij stellen het ter beschikking aan boeren om voedsel te produceren en ons landschap te beheren. Daar horen natuurlijk ook vergoedingen bij. Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) zie ik als een deal tussen boeren en maatschappij: de samenleving betaalt de boeren voor het leveren van maatschappelijk gewenste diensten en kwaliteiten.”

Wellicht dat het zin heeft langs de zelfde lijnen te denken als we het hebben over de energievoorziening. En, waarom ook niet, zouden wij kunnen denken aan het Gemeenschappelijk Landbouw & Energie Beleid, of misschien meteen maar een Gemeenschappelijk Klimaat Beleid: de maatschappij stelt – onder voorwaarden – boeren en landeigenaren vergoedingen in het vooruitzicht in het leveren van producten, diensten, groene stroom, klimaatoplossingen en landschappelijke kwaliteiten.

De miljarden subsidie voor de landbouw én de miljarden voor duurzame energie kunnen zo slimmer ingezet worden dan nu het geval is.

Want als wij het hebben over de klimaatopgave dan eindigt het beslag op de beschikbare ruimte niet bij een rijtje windturbines of een paar pondemaat zonnepanelen. Agrarische vraagstukken zoals veenweide-problematiek, uitstoot, biodiversiteit en de algehele CO2-afdruk van de landbouw liggen op dit moment op de beleidstafels. Daar komen vast slimme oplossingen uit voort maar die moeten wel betaalbaar zijn.

Wellicht dat het beter is deze subsidies beide te koppelen aan eisen die wij kunnen stellen aan de hoeders van ons landschap. Boeren zijn zo vrijer om slimme combinaties te maken die nu onderzocht worden. Hoe kan je landbouw én duurzame energie-oplossingen tegelijkertijd laten plaatsvinden? Heeft het zin om verplaatsbare zonnepanelen als wisselteelt’gewas’ in te zetten? Kunnen we gemarginaliseerde veenweidegronden voorzien van zonnepanelen terwijl het Wetterskip het waterpeil verhoogt? Zijn halfschaduwgewassen in permacultuur gebaat bij een rij zonnepanelen?

Samen met verantwoordelijke en maatschappelijk gedreven beheerders kunnen wij toekomstbestendige afspraken maken. Over klimaat én landschap.

Rentmeesters aller landen

[Deze column verscheen op vrijdag 23 februari 2018 in het Friesch Dagblad. Hier als PDF.]

Er is een onzichtbare aanslag gaande op het Friese landschap. Een soort van ‘land grabbing’ op regionale schaal. Deze week stond in het andere ‘FD’, het Financieele Dagblad, dat buitenlandse investeerders een groot deel van de subsidie voor grote zonneparken opsnoepen. Als één van de weidste en dunbevolkte provincies lijkt Fryslân in dergelijke gevallen een zeer interessant zoekgebied. Dat blijkt ook: op dit moment worden op ongekende schaal plannen bij gemeenten en provincie ingediend.

Veel van deze plannen – tot honderd hectare [NB. boven de 50 MW is de Rijksoverheid het bevoegd gezag] – hebben door hun schaalgrootte een duidelijke impact op het landschap. Op een paar bijzondere locaties na, zal de acceptatie door de omgeving niet automatisch gaan. En dan druk ik mij voorzichtig uit. De ervaring van afgelopen jaren leert: er zal onrust zijn, ergernis over slechte communicatie of zelfs regelrechte boosheid van omwonenden.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Het lastige is dat niemand, op een paar ambtenaren Ruimtelijke Ordening na, weet heeft van die plannen. Bedrijven en burgers zijn zich niet bewust of en wat er speelt in de eigen omgeving.

“Het delen van informatie is een sleutelfactor voor het succesvol betrekken van de omgeving en het bouwen aan vertrouwen.” schreef toenmalig minister Kamp de Tweede Kamer twee jaar geleden. Hij stelde dat bij grote projecten moet worden gewerkt “in de geest van de Omgevingswet”. De wet is nog niet klaar maar werpt zijn schaduw vooruit. Het is juist de bedoeling met de omgeving sámen een plan te maken, met de beleidsdoelen voor ogen. En niet met een buidel geld voor ogen.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Waarschijnlijk hebben de buitenlandse projectontwikkelaars deze brief niet gelezen. En anders laten zij zich er weinig aan gelegen liggen. Waarom zouden ze ook? Er is subsidie en er zijn grondbezitters die hun gronden wel willen verpachten. Het informeren van de omgeving? Laat de overheid dat maar opknappen.

Zolang subsidie voor grote zonneparken zonder acceptatietoets rondgestrooid worden, is de grondeigenaar spil in dit Grote-Geld-circus.

Natuurlijk, een agrarische ondernemer die het water nu aan de lippen staat, kan niemand euvel duiden dat hij zwicht voor een goed aanbod voor zijn land. Boeren kunnen zo een vorkje meeprikken in het feestmaal van de miljardensubsidies.

Maar voor veel andere grondbezitters zou het algemeen belang, en niet de snelle winst, moeten leiden. Dat overheden land verpachten zodat bedrijven geld kunnen verdienen met een dikke rijkssubsidie, stuit mij tegen de borst. Zolang een gemeente niet zélf de energie voor haar eigen verbruik heeft veiliggesteld en de eigen dorpen en wijken niet éérst in gelegenheid heeft gesteld collectief de energievoorziening te organiseren, geeft het geen pas goede gronden voor 15 tot 30 jaar ‘weg’ te geven aan – veelal buitenlandse – bedrijven.

Voor mij zou elke organisatie met een publieke of maatschappelijke taak – ik denk dan zeker ook aan beheerders van kerkelijke grondbezit – zich niet zonder meer met deze ‘land grab’-praktijken moeten inlaten.

Wij moeten er op kunnen vertrouwen dat instellingen zich als betrokken rentmeesters opstellen. Dat de lokale opgave voor voedsel, natuur en duurzame energie wordt omarmd en niet wordt gefrustreerd in ruil voor wat penningen.

Laat het gebruik van gronden voor de energievoorziening onze gemeenschappen niet splijten maar juist verbinden.

Klimaatrechtspraak

Deze week was het weer raak. Wederom gaf een rechter het huidige regeringsbeleid rond klimaat en energie een oorveeg. Dit keer was het de Raad van State die keihard uithaalde naar de voorgenomen gaswinning. Twee jaar geleden gebeurde dat ook maar nu werd het belang van de leveringszekerheid, waarmee het vorige kabinet voortdurend schermde, niet meer klakkeloos boven de veiligheid van de inwoners van Groningen gesteld.

In niet mis te verstane bewoordingen (‘gebrekkig gemotiveerd’) vernietigt de Raad de winningsplannen. De kersverse minister Wiebes kan aan de bak. Aan hem de taak om het verdwenen vertrouwen van Groningse bevolking en bestuurders terug te winnen en hen veiligheid te garanderen.

De Raad van State staat niet bekend als een clubje activistische juristen die meedraaien met elk modieus-duurzaam windje. Sterker nog, dit is het oudste bestuursorgaan ter wereld en één van de belangrijkste adviesorganen van de regering. De Raad van State gaat niet over één nacht ijs; het wikt en weegt in de wetenschap dat er in Nederland geen hogere instantie is om een besluit te toetsen.

Dat de rechter een streep zet door kabinetsbeleid is inmiddels symptomatisch. Waar een rechter elke keer een afweging maakt vóór de veiligheid en de toekomst van burgers, kiezen achtereenvolgende kabinetten toch telkens vóór de economie en het snelle gewin.

In Nederland werd dat voor het eerst zichtbaar in 2015, met de inmiddels wereldberoemde Urgenda-uitspraak. Die uitspraak verplichtte de rijksoverheid om de uitstoot van broeikasgassen versneld terug te dringen.

Klimaatrechtspraak noemt men dat fenomeen waarin burgers, soms geflankeerd door gemeenten en klimaatorganisaties, de door hen zelf gekozen en boven hen gestelde regering moeten terugfluiten omdat internationale afspraken met voeten worden getreden, de veiligheid van burgers niet voldoende wordt gegarandeerd en het milieu niet langer wordt beschermd.

Dat dit gebeurt in landen met een lange geschiedenis van corruptie en korte ervaring met rechtstaat & democratie, verbaast ons minder. Dat wij hier in Nederland om moeten vechten voelt onwerkelijk.

Het afkalvend vertrouwen in het politieke systeem verdwijnt hierdoor nog sneller. Als we ‘Den Haag’ niet kunnen vertrouwen om in naam van alle Nederlanders de veiligheid van Groningers te garanderen, dan kunnen alle kabinetspartijen – ook de zojuist aangetreden – zich opmaken voor een hobbelige rit. Dan wordt elk beleidsvoornemen met argusogen bekeken; dan is elk besluit bij voorbaat verdacht. Dan kunnen we er niet op vertrouwen dat dit kabinet de juiste antwoorden heeft op de grote vragen die op onze samenleving afkomen, zoals de klimaatopgave.

Dat de rijksoverheid zich – met louter economische motieven – beweegt langs en óver de grenzen van onze rechtsstaat is ronduit weerzinwekkend. We mogen in onze handen knijpen dat we onafhankelijke rechters hebben die het fundament van de rechtstatelijkheid blijven bewaken.