Deze regering is te duur

(eerder verschenen in Friesch Dagblad. Klik hier voor versie zoals deze in de krant verscheen)

Energiebedrijven verdienen op dit moment heel veel geld en consumenten betalen de hoofdprijs voor stroom en gas. Dat is oneerlijk. Bedrijven gebruiken middelen die van ons allemaal zijn, olie  en gas in de grond, zon en wind in overvloed en publiek gefinancierde infrastructuur. Daarbij krijgen die bedrijven niet zelden subsidies of vrijstellingen om dat mogelijk te maken. De prijzen die handelaren elkaar in rekening brengen – de groothandelsprijzen – zijn voor levering voor volgend jaar op dit moment vertienvoudigd. Dat voelen consumenten – met een vertraging – zwaar in hun portemonnee.

Die energiebedrijven zien zich niet altijd gesteld voor enorme kostprijsstijgingen van hun product. Wie zelf een windmolen, zonnepark, gasput of oliebron heeft, ziet de opbrengsten veel harder stijgen dan de kosten. Deze bedrijven gaan rustig achteroverzitten en zetten de telmachine aan.

Regeringen van de ons omringende landen, zelfs de conservatieve regering van het Verenigd Koninkrijk, hebben meteen maatregelen genomen om deze winsten kunnen te beteugelen. Want bedrijven hoeven nauwelijks moeite te doen, de ‘windfall profits’ vallen hen gewoon in de schoot. Maar in Nederland kijkt de regering niet naar de mogelijkheid en buigt zich in bochten om de winsten van de buitenlandse energiebedrijven onaangetast te houden. De mantra ‘de markt stelt de prijs’ is de toverspreuk. Wij burgers moeten ons voegen.

Natuurlijk, de regering heeft een lange lijst van maatregelen tegen het licht gehouden om te zien hoe de komende tijd de pijn voor burgers verzacht kan worden. Maar ja, dat zijn maatregelen die zitten in de verlaging van belastingen en heffingen. Kortom, die sigaar uit eigen doos betalen we zelf.

Ook overheden krijgen het lastig. Veel gemeenten en provincies – ook de Friese – hadden de afgelopen jaren contracten afgesloten met de Nederlandse dochter van Gazprom, het enorme Russische energiebedrijf dat sinds de inval van Oekraïne in ongenade is gevallen. In plaats van dat de Nederlandse regering bij dat bedrijf de touwtjes in handen neemt – Duitsland loopt daarin voorop en andere Europese landen volgen – werden de overheden opgedragen de goedkope gascontracten op te zeggen en nieuwe spijkerdure contracten af te sluiten. Gasmarkt specialisten geven aan dat waarschijnlijk geen molecuul Russisch gas minder geëxporteerd wordt maar betalen we er nu wel meer voor. Dat zijn miljoenen extra kosten die uiteindelijk de burgers en bedrijven in Fryslân voor de kiezen krijgen.

Kortom, de bijziende kippendrift van dit kabinet om stelselmatig de kant te kiezen van grootbedrijf en buitenlandse aandeelhouder en niet die van burger en algemeen belang, zorgt ervoor dat wij een barre winter tegemoet gaan. Zelfs als het niet gaat vriezen.

Ik denk dat de tijd is gekomen om het contract met deze regering op te zeggen. We kunnen het ons niet meer veroorloven; deze regering is simpelweg te duur voor Friese burgers.

De markt valt door de mand

[Column eerder verschenen in Fries Dagblad 3 april 2020. Link voor PDF]

Midden in een pandemie is het lastig te zien of, wanneer en hoe we onze levens weer kunnen oppakken.

Er zullen veranderingen zijn en dat zullen geen kleine zijn. Er verschijnen lege stoelen aan tafels bij familieleden, vrienden, collega’s, buren. Werkplekken blijken ontruimd te zijn, winkels voor altijd gesloten, vertrouwde adressen verdwenen. In deze tijden valt het persoonlijke leed op een bizarre manier samen met medische statistiek in grafieken en economische doemscenario’s op wereldschaal die kranten en tv ons onafgebroken voorschotelen.

Al was het maar om de moed er in te houden, vind ik het belangrijk om na te denken hoe de wereld er uit zou kunnen zien na deze plaag. Het rare is dat eigenlijk veel op z’n plaats valt. De lijstjes met cruciale beroepen en vitale processen waren snel ministerieel vastgesteld. Wie belangrijk is en wat minder nuttig in onze maatschappij. Dan zien we direct waar de schoen wringt. ‘De markt’ geeft geen snars voor het belang van zorg, hulpdiensten, educatie en de voedselketen. Achtereenvolgende kabinetten, bijziend sturend op marktwerking, hebben de afgelopen decennia deze sectoren nooit gewaardeerd. Ministers buitelen nu met loftuitingen over elkaar heen. Het ziet er schrijnend uit.

Wat zo mogelijk nog meer pijn doet aan de oren zijn de reacties van bedrijven wier economisch belang sterk onder druk staat in de klimaatcrisis. Ja, die crisis blijft bestaan. Nog voordat de impact van het virus echt gevoeld werd stond de directeur van KLM als eerste te bedelen bij het kabinet voor staatsteun, terwijl hij hetzelfde weekend de ontslagbrief voor 2000 werknemers ondertekende. Het befaamde ‘blauwe hart’ blijkt slechts nog voor aandeelhouders en banken te kloppen. Dividend en de afbetaling van de gehuurde vliegtuigen blijken belangrijker dan de eigen mensen. Dat schept wel helderheid; dit denken, dergelijk gedrag hebben we straks, post-corona, niet meer nodig.

Nog voordat de impact van het virus echt gevoeld werd stond de directeur van KLM als eerste te bedelen bij het kabinet voor staatsteun, terwijl hij hetzelfde weekend de ontslagbrief voor 2000 werknemers ondertekende.

Onze economie zal trouwens toch lokaler moeten zijn en gebaseerd op lokale behoeften. Onze veelgeprezen handel- en transportsector blijkt de achilleshiel van onze economie te zijn. Onverkoopbare bloemen stapelen zich op in het Westland en in de steden sluiten verlaten winkelketens waar de uitgestalde Chinese troep opeens geen enkel doel dient. Het blijkt nu dat wij in Nederland veel belangrijke producten niet meer zelf maken en van andere veel te veel. Dat is lastig als plots de grenzen sluiten.

Als we onze economie weten te herstarten, laat dat een andere zijn dan voorheen. Laten we dan niet vergeten dat we nu weten wie voor de maatschappij van waarde is. Laten we dan afspreken dat wij een scherm bouwen rond werknemers. Dat we trots zijn op MKB en ZZP’ers ruimhartig steunen. En laten we ook afspreken dat we de grote bedrijven goed tegen het licht houden als ze onze steun vragen.

We weten nu wie wij nodig hebben voor een duurzame toekomst. Daarop kunnen we straks bouwen.

Parasitair

[Column eerder verschenen in Friesch Dagblad op 15 februari 2019]

Windpark Fryslân is een groot project van 89 windturbines dat door private ondernemers wordt aangelegd in het noorden van het IJsselmeer. De Provincie Fryslân heeft aangegeven een financieel belang in het park na te streven. Daarvoor is een bedrag van maar liefst 127 miljoen opzij gezet.

Dat de Provincie Fryslân besluit dat het in het algemeen belang nodig is deel te nemen in een windpark dat zichzelf prima kan financieren is vreemd. Maar in het beste geval kan je zeggen dat het de mogelijkheid biedt invloed aan te wenden in een project dat een grote impact heeft op het beleven van ruimte en rust.

Natuurlijk, geld is ook een drijfveer. Het park verwacht een enorme subsidie van de Rijksoverheid te krijgen. Dat zo een deel van de winst zo in de provincie blijft, lijkt een nuttige bijkomstigheid.

De Provincie heeft deze maand een plan aan de Staten voorgelegd onder het mom van burgerparticipatie. In het plan kunnen Friezen – met alle risico’s die daar aan kleven – ook deelnemen in het project. Burgers kunnen veelvouden van 500 euro inleggen in de vorm van een obligatielening. De vrijwilligers van energie-initiatieven moeten deze leningen lokaal als wederverkopers aan de man brengen.

De claim van gedeputeerde De Rouwe dat lokale energiecoöperaties staan te trappelen om dit windpark te omarmen staat loodrecht op mijn waarneming. Sterker nog, ik denk dat dit het het laatste is waar lokale gemeenschappen op zitten te wachten.

Voor lokale gemeenschappen die zich hebben uitgesproken om collectief met wind energie op te wekken, lijkt een dorpsmolen in veel gevallen de ideale oplossing. Maar de Provincie weigert categorisch, ondanks een aangenomen statenmotie, deze vorm van lokale opwek toe te staan. De gewenste vernieuwing van de succesvolle dorpsmolen van Reduzum laat zo al jaren op zich wachten. Lokale gemeenschap: vóór. Gemeente Leeuwarden: vóór. Gedeputeerde Staten: tégen.

Andere lokale coöperaties proberen collectieve bespaarprojecten gefinancierd te krijgen en de benodigde ondersteuning daarvoor te regelen. Een motie in Provinciale Staten om een garantiefonds in te richten om de financiering van duurzame investeringen ook in minder rijke gemeenschappen te laten slagen werd – na lang uitstel – uiteindelijk door de Gedeputeerden afgewezen.

Het feit dat er nu een beroep gedaan wordt op de Friese coöperatieve gemeenschap om de financiering van dit park te promoten is niet minder dan parasitair op de lokale investeringsbereidheid én de vrijwilligersstructuur van dorpen en wijken die zich de moeite getroosten vooruit te lopen in de verduurzaming van de samenleving.

Want elke Euro voor Windpark Fryslân die uit de zak geklopt wordt van lokale coöperaties is er één die niet geïnvesteerd kan worden in een dorpsmolen of collectief zonnedak. En elk vrijwilligersuur om deze overbodige lening aan de man te brengen is er één die noodzakelijke besparingsmaatregelen in de wijk wéér niet dichterbij brengt.

Dappere pogingen van groepen burgers en Provinciale Staten om duurzame lokale plannen voor álle Friezen te verwezenlijken strandden in het hoogste college in Fryslân. Dat dat college doodleuk terugkomt met een voorstel om vrijwilligers van lokale duurzame initiatieven als colporteurs op pad te sturen, strooit zout in die nog verse wonden.

Afrekenen op duurzaamheid

[eerder verschenen in Friesch Dagblad op 21 december 2018]

In het kader van de klimaatopgave van Parijs – het afbouwen van broeikasgasuitstoot om te zorgen dat we de aarde in ieder geval niet meer dan 2 graden Celsius warmer laten worden – komt langzamerhand duidelijkheid over wie, waar, hoeveel moet doen. Die grote opgave voor de regio Fryslân is bekend en die wordt gemeenten in kleinere brokken opgelegd als lokale opgave. Die gemeenten moeten dan, samen met burgers en bedrijven, uiteindelijk deze opgave verder invullen. Een enorme klus.

Als de opgave van Parijs zich doorvertaalt naar wat gemeenten, bedrijven en burgers in hun eigen omgeving moeten doen, dan is het wel handig te weten dat al die inspanningen & investeringen ook daadwerkelijk op de juiste rekening worden bijgeschreven. Daar wordt te weinig over nagedacht en daar gaat het mijns inziens in veel gevallen fout.

Voorbeeld. Een boer die zijn dak vol heeft liggen met zonnepanelen en afspreekt dat het energiebedrijf, naast de stroom, ook alle ‘immateriële rechten’ krijgt, kan wellicht de komende jaren in de knel komen. Als hij, om de methaan-uitstoot van zijn koeien – ook een broeikasgas – te compenseren, die zonnepanelen wil opvoeren komt hij bedrogen uit. De ‘duurzaamheid’ van de stroom heeft hij verkocht. Zijn bedrijf is niet CO2-neutraal, een dak vol zonnepanelen ten spijt. Hij zal op een andere manier compensatie moeten organiseren en wellicht aanvullend een lap grond moeten opofferen om daar extra zonnepanelen neer te kunnen leggen. En in het ergste geval tijdelijk zijn veestapel moeten inkrimpen.

Ik kan het nog ingewikkelder maken. Stel dat een Duitse ontwikkelaar, met Nederlandse subsidie, in opdracht van een Chinese staatsbedrijf in Fryslân een windmolenpark bouwt. De Chinese eigenaar verkoopt op voorhand de duurzame stroom aan een Amerikaans staalfabriek. Een niet ondenkbeeldig scenario.

Wie mag dan gaan pronken met dit duurzame project? Komt dat op het conto van de gemeente waarin het park ligt? Kan de Provincie Fryslân een vinkje zetten bij haar opgave? Of die sterk vervuilende staalfabriek? De Chinese overheid? Het energiebedrijf? De bank die een groene lening verstrekt? Of de Nederlandse overheid, die de subsidie gaf?

Wie het weet mag het zeggen.

U zult misschien geneigd zijn te denken: hoe belangrijk is dat, elke duurzame ontwikkeling is toch goed? Hoe erg is het als er wat wordt dubbel geteld? Sorry, maar dat is heel belangrijk. Elk huishouden, elke boer moet zeker weten dat de investeringen ook daadwerkelijk meegeteld worden. Het model van deze ‘allocatie’ moet vooraf geregeld zijn. We kunnen ons geen onduidelijkheid veroorloven als we veel gaan investeren.

Gelukkig hebben we al goede voorbeelden hoe het wel kan. Bij een aantal zonneparken die in Fryslân zijn of worden aangelegd door bewoners is dat beter geregeld. Die bewoners en bedrijven maken collectief een afspraak met het eigen energiebedrijf om zeker te weten dat zij die stroom – en geen andere – krijgen.

Met alle rechten.

Ontoerekenbaar

(eerder verschenen in Friesch Dagblad op 30 november 2018)

Verwachting werd werkelijkheid. Deze week kwam het nieuws dat het Klimaatakkoord een mislukking is. De klimaattafels waar dit kabinet probeert de enorme klimaatopgave neer te leggen, komen niet verder. Officieel is het natuurlijk nog geen mislukking; men begint weer aan een nieuwe, derde ronde van onderhandelen. Maar alle tekenen wijzen erop dat dit proces niet werkt. Ook niet na twintig ronden onderhandelen.

Het wrange is dat allemaal voorspeld werd. Op meer plekken stelde men grote vraagtekens bij de gedachte dat aan de klimaattafels, bevolkt door een handvol bedrijven en instellingen, wel even de klimaatopgave zou worden opgelost. Ook in deze kolommen sprak ik mijn oprechte twijfel hierover uit. Het uitruilen van enkele bedrijfsbelangen levert niet automatisch een grote bijdrage aan het algemeen belang. Verre van.

Terwijl het in principe zo eenvoudig is: onze regering moet harde beslissingen nemen over onze veiligheid en investeren in een duurzame toekomst. Sommige van die maatregelen doen ongetwijfeld pijn. Ter verlichting daarvan kan de regering, in goed overleg met de samenleving, op een rechtvaardige manier de pijn verzachten. Als er daardoor bedrijven in de knel komen, natuurlijk helpen wij dan de werknemers. Als er ergens geïnvesteerd moet worden, gaan we niet piepen maar doen we een paar duiten in het zakje. Zo deden we dat altijd al; de Deltawerken die Zeeland en Zuid-Holland beschermen zijn – natuurlijk – ook met het geld van Friese burgers en bedrijven tot stand gekomen.

Dit kabinet lukt het niet tot besluiten te komen en dat baart zonder meer zorgen. De Staat heeft namelijk de rechtsplicht om ervoor te zorgen dat het gezinsleven en het leven van burgers ook op de langere termijn beschermd worden en moet daarom maatregelen nemen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Dat zijn niet mijn woorden, het gerechtshof Den Haag heeft in het zogenaamde Urgenda-arrest de minister van Infrastructuur en waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen, deze woorden voor de voeten geworpen.

Er is op dit moment nog geen overeenstemming over hoe en hoeveel de luchtvaartsector moet krimpen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Maar dat dat moet, staat vast. Dat wetende wil verantwoordelijk minister Van Nieuwenhuizen het lokale vliegveldje bij Lelystad, onder druk van de luchtvaartlobby, tot een tweede grote internationale luchthaven ombouwen. Dat leidt, in plaats van krimp, tot grote groei van broeikasgassen. Het is duidelijk. De minister voelt, ook na het arrest, die rechtsplicht niet.

De waarneming en de wilsvorming van de leden van dit kabinet wordt beïnvloed door lobbyisten. Men voelt geen besef van tijd en urgentie. De plichten die bewindslieden op zich nemen bij het aanvaarden van het ambt worden verzaakt.

Voor personen wier waarneming en wilsvorming sterk wordt beïnvloed en die geen rechtsplicht of tijdsbesef voelen, hebben wij in het Nederlands een woord: ontoerekenbaar.

 

Netalarm!

[Column eerder verschenen in Friesch Dagblad op 2 november 2018]

De beheerder van het hoogspanningsnet in België heeft een app uitgegeven. De app zelf is een toonbeeld van goed ontwikkelde software: gratis, voor elk mobiel apparaat geschikt en in maar liefst vier talen. Een zekere hipheid kan de brave ingenieurs trouwens ook niet ontzegd worden; er staat een speelse ‘4’ in de naam ‘Elia 4cast’. Met vier kleurtjes – groen, oranje, rood en zwart – wordt een voorspelling gedaan voor elke dag van de komende week.

De beheerste en aangename vormgeving staat echter in schel contrast tot de schrijnende en verontrustende reden waarom de app überhaupt bestaat.

De app heeft ten doel de Belgische bevolking te informeren ‘over de situatie op het Belgische elektriciteitsnet in verband met het risico op stroomtekorten tijdens de winter’.

U leest het goed. In België houdt men ernstig rekening met stroomonderbrekingen. Dat kan soms opgelost worden met een beroep op solidariteit (oranje; “doe hooguit één lamp per vertrek aan”) of een verbod op gebruik in bepaalde sectoren (rood). Maar bij zwart gaat de spanning er tijdelijk af voor hele dorpen en wijken tegelijk. En als dat gebeurt, wil de netbeheerder dat zo netjes mogelijk laten verlopen. Een gebruiker kan nu thuis op z’n telefoon in de gaten houden of het wel zin heeft om naar een stroomloos kantoor te gaan of juist op kantoor zien of de vrieskist in de bijkeuken aan het ontdooien is.

Zo met zo’n app klinkt het vrolijker dan het is. Want onze maatschappij verlaat zich compleet op elektriciteit. Met vijf uur stroomstoring had Amsterdam begin vorig jaar een groot probleem. Duurt het langer, dan komt veiligheid en gezondheid ernstig in het gedrang.

In België zijn het onder andere een aantal atoomcentrales met gebreken, op last van de inspectie stilgelegd, die deze winter voor grote problemen gaan zorgen. Omdat er de afgelopen jaren niet genoeg geïnvesteerd is in andere vormen van elektriciteitsproductie, zit België nu met de gebakken peren.

Het geld regeert, niet de betrouwbaarheid van het net.

Het failliet van de marktwerking klapt zo hard in het gezicht van onze zuiderburen. De productie en levering van energie is de afgelopen twee decennia een zaak is geworden van grote, buitenlandse bedrijven die investeren in, bijvoorbeeld, nieuwe kolencentrales. Maar gascentrales stilleggen of juist subsidie aanvragen voor windparken is ook mogelijk – het geld regeert, niet de betrouwbaarheid van het net.

De netbeheerders, nog steeds in handen van de overheid, hobbelen hier feitelijk achteraan. Zij moeten een betrouwbare en ononderbroken levering van elektriciteit garanderen. Een belangrijke publieke taak die meer en meer onder druk komt te staan. Want hoe kan je het net in balans houden als grote partijen naar believen centrales aan en uit kunnen zetten? Of her en der windmolens en zonneparken plaatsen? Als daar geen regie op is, en langjarige planning, gaat het vroeger of later mis.

In Nederland hebben wij lang het beste elektriciteitsnet ter wereld gehad, zo heette het. Maar wellicht liggen ook hier de tijden achter ons dat het zicht op het werk van netbeheerders zich beperkte tot vrolijk gekleurde autootjes met goedgeluimde monteurs er in die alles wisten van verbindingsmoffen, blindvermogen en drukregelaars.

Er is zojuist een nieuw begrip bijgekomen. Netalarm.

Goed idee? Uitstekend idee!

[Eerder verschenen als column in Friesch Dagblad op 5 oktober 2018 PDF hier]

Is het een goed idee, dat de Friese overheden zonneparken zelf gaan ontwikkelen en beheren? Waarnemend burgemeester Van Klaveren van Ameland vindt van wel. Hij heeft er ook een prima reden voor: waarom zou Fryslân met lede ogen toezien dat grote sommen geld in de vorm van energiesubsidies verdwijnen in de zakken van veelal buitenlandse ontwikkelaars?

De burgemeester wil dat de provincie het voortouw neemt om samen met gemeenten te komen tot een provinciaal exploitatiebedrijf voor zonneparken. Daarmee hebben die gemeenten meer zeggenschap over hun omgeving en kunnen ze speculatie voorkomen – het direct doorverkopen aan buitenlandse investeerder, zoals nu wel gebeurt. Geld, kennis en werkgelegenheid blijft zo in Fryslân.

Een goed idee, wat zeg ik, een uitstekend idee. Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Er is veel bereikt, de afgelopen jaren. Groepen burgers in alle windstreken van Fryslân hebben zich georganiseerd in lokale coöperaties en samen met coöperaties in Groningen en Drenthe hebben zij zelfs een eigen energiebedrijf opgericht, EnergieVanOns. Op veel plekken is men bezig met kleine en grote projecten rond zonnepanelen. Het keurmerk MienskipsEnergie certificeert de stroom die wordt opgewekt door deze coöperaties. Maatschappelijk verantwoorde ondernemingen in Fryslân kunnen nu zeker zijn dat zij lokale duurzame stroom kopen in plaats van ‘sjoemelstroom’. Stroom leveren van collectief zonnepark tot afnemer, het is in Fryslân georganiseerd.

Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Waar (buitenlandse) ontwikkelaars zich weinig tot niets gelegen laten liggen aan de omgeving, werken lokale coöperaties juist vanuit die gemeenschap. De acceptatie én participatie van duurzame energieprojecten – zelfs de grotere – is van meet af aan ingebakken. Meer en meer gemeenteraden herkennen deze MienskipsEnergie-projecten als zeer wenselijk en funderen hun beleid rond duurzaamheid en planologie op deze waarden en processen.

Niet dat dat makkelijk is. Het is een groep vrijwilligers die jarenlang aan keukeltafels vergadert, in dorpshuizen plannen presenteert, ingewikkelde subsidies aanvraagt. Vaak lopen zij tegen hobbels op, hobbels die overheden hebben opgeworpen of niet snel genoeg slechten. Dat is zonde want die vrijwilligers doen dit niet voor het eigen gewin maar om hun omgeving duurzamer te maken op een manier die rechtvaardig & sociaal is en daarnaast milieu & landschap zo weinig mogelijk aantast. En geld en werkgelegenheid binnen de grenzen houdt, precies zoals Van Klaveren wil.

Ameland heeft het eigenlijk makkelijk; op het eiland bestaat al jaren een grote, zeer actieve coöperatie die samen met de gemeente eigenaar is van een groot zonnepark. Een voorbeeld dat op een aantal plekken in Fryslân navolging heeft gekregen maar elders verzandt in gemeentelijk onbegrip.

Burgemeester Van Klaveren zou die kennis én zijn jarenlange bestuurlijke ervaring kunnen inzetten om andere bestuurders een Fryslân-breed model van samenwerking tussen burgers en gemeente voor te houden.

Dan wordt zijn prima idee nog sneller werkelijkheid.

Kleurenblind

[Eerder als column verschenen in Friesch Dagblad op 8 september 2018 PDF hier]

U kent ze wel, van die plaatjes waarop rode en groene stippen staan. Iemand die kleurenblind is, ziet alleen grijze stippen, terwijl iemand die de kleuren goed kan herkennen duidelijk een letter of getal in het plaatje ziet.

Een discussie over kleuren en nuances met een kleurenblinde – misschien kan ik beter spreken van een persoon met een verminderd chromatisch gezichtsvermogen – is onmogelijk. Een kleurenblinde kan letterlijk niet zien wat de ander wel ziet.

Hieraan moest ik denken tijdens het gesprek met Minister Wiebes als Zomergast op zondagavond 24 augustus. Een discussie met de Minister over klimaat zal weinig zin hebben.

Wat mij opviel was dat dat economisch beeld van de minister behoorlijk simplistisch was, ik durf wel te zeggen onvolwassen. Minister Wiebes gaf aan dat zijn economisch begrip in de middelbare schooltijd was komen vast te staan en de voorbeelden die hij liet zien onderstreepten dat er naderhand weinig ontwikkeling in had gezeten. Het hele idee dat er waarde gecreëerd wordt in een huishouden, door een groep vrijwilligers, in een duurzame keten of door kunstenaars (‘hobby’) is hem totaal vreemd. Eric Wiebes ziet het niet.

Burgers en het midden- en kleinbedrijf vervullen in de Economie Van Wiebes een bijrol als kop-van-jut of pin-automaat. Oost-Groningers met kapotte huizen waarvan het herstel is stilgelegd kunnen daarover meepraten. Nederlandse bedrijven kunnen ook hun borst natmaken; zij moeten jaarlijks de afschaffing van dividendbelasting ter waarde van 2 miljard ophoesten – ook zo’n ideetje van Wiebes. De belangen van Shell en Unilever tellen namelijk wél in de Economie van Wiebes, niet die van u en mij. En iets als Algemeen Belang bestaat gewoonweg niet.

Dat is zonder meer zorgelijk. Wij zouden er op moeten kunnen vertrouwen dat de minister van Economische Zaken begrijpt dat ‘de economie’ niet iets is dat zich afspeelt tussen multinationals en een handvol grootbanken. En dat er ook meer is dan geld en groei.

De heer Wiebes is namelijk óók Minister van Klimaat. In die rol zal hij de energietransitie richting en vaart moeten geven. Naast dat het een grote opgave is, biedt dat ook volop kansen. We bouwen een nieuwe economie van energieke huishoudens, van lokale, circulaire ketens, van betrokken vrijwilligers en innovatieve bedrijven. Dat kan regionaal werkgelegenheid genereren, meer waarde op landbouwgrond laten ontstaan, energie-armoede bestrijden, van afval grondstoffen maken en krimpende gemeenschappen weer kleur geven.

Dat zie ik als ik kijk naar de klimaatopgave – een groen Fryslân.

Ik ben bang dat onze minister in de grijze stippen alleen het logo van Shell ontwaart.

Afromen

Voor minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat is het glashelder hoe wij met z’n allen van het Gronings gas af gaan en tegelijkertijd het klimaat redden. Ondernemende, innovatieve ondernemingen zullen hun kans grijpen en de bedrijven en burgers van Nederland voorzien van schone, duurzame energie. Er worden grote sommen geld klaar gezet voor bewezen schone technieken (zoals zon- en windenergie) en in adembenemend tempo worden middelen beschikbaar gesteld voor pilots en innovaties. Het snelle dalen van de kostprijs bij wind-op-zee is hét voorbeeld hoe de overheid, met een enorme publieke investering, innovatie kan bewerkstelligen die een publiek belang – goedkope, duurzame stroom – dichterbij brengt.

Begrijp me goed, ik heb helemaal niets tegen innovatieve, ondernemende bedrijven, die hebben we nu met de klimaatopgave keihard nodig. Maar het model waarin deze bedrijven werken leidt niet automatisch tot een maatschappelijk interessante oplossing.

Om een voorbeeld te noemen. Op dit moment wordt gekeken naar diepe geothermie. Dat is een techniek waarmee op grote diepte – denk aan enkele kilometers onder de grond – warmte aan de aarde wordt onttrokken. De kern van de aarde is loeiheet en elke kilometer naar de kern wordt het zo’n dertig graden warmer. Door een diepe bron te maken kan je die warmte bovengronds prima benutten, bijvoorbeeld om dat als warm water via een warmtenet naar woningen en bedrijven te leiden. Genoeg voor een behaaglijk huis en een hete douche.

Stel dat het veilig kan – hoe kan diepe geothermie de energietransitie het beste helpen? Een overheid zou kijken naar alle plekken tegelijk waar diepe geothermie wenselijk is en dan zoveel mogelijk bewoners en bedrijven daar op willen aansluiten. De kosten worden zo over veel gebruikers verdeeld en omdat de overheid op het project geen winst hoeft te maken kunnen minder interessanten bronnen worden aangeboord en net even verder weg gelegen dorpen worden aangesloten. Prima voor de werkgelegenheid.

Uiteindelijk moet een overheid dan de onrendabele witte vlekken voor haar rekening nemen. Tegen hoge kosten.

Een bedrijf kijkt op een andere manier; het rendement op de investering is dan leidend. Alleen díe bronnen die daadwerkelijk ruim bijdragen aan de winst worden uitgevoerd. Het dorpje dat net even verder ligt, wordt niet aangesloten.

Iets vergelijkbaars is op veel plekken in Nederland gebeurd met kabel en glasvezel. Marktpartijen pakten alleen de kernen waar zij het meeste winst mee konden maken. Uiteindelijk moet een overheid dan de onrendabele witte vlekken voor haar rekening nemen. Tegen hoge kosten.

Zo is het zoet van de room voor een aantal bedrijven en blijft de inmiddels sterk verzuurde ondermelk over voor de burgers. Het met subsidie laten afromen van projecten met een groot maatschappelijk belang is een fout die we ons niet meer kunnen permitteren.

Weg met de BV Nederland!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 17 mei 2018. Hier is de PDF te vinden]

Op dit moment wordt in Nederland onderhandeld over het Klimaatakkoord. Met als doel handen en voeten te geven aan de internationale afspraak om de opwarming van de aarde binnen twee graden of minder te houden. De usual suspects, het nationale circus van alsmaar doorpolderende vertegenwoordigers van bedrijven, instellingen en milieugroeperingen zijn aan een aantal tafels gezet om te kwartetten onder leiding van een aantal oud-politici.

Het klinkt ongetwijfeld cynisch maar ik denk dat deze werkwijze niet de oplossing is. Met alle respect voor de deelnemers die ongetwijfeld hun best doen om oplossingen aan te dragen die verlaging van CO2-uitstoot dichterbij brengen én de achterban tevreden houden, ontbreekt in het hele proces het uitgangspunt van het gemeenschappelijke, van het algemeen belang.

Ik meen dat de som van alle, zorgvuldig tegen elkaar uitgespeelde individuele belangen – hoe ingewikkeld ook verpakt – uiteindelijk niet de formule is om te komen tot een gemeenschappelijk belang. Zeker niet één dat zo veelomvattend is als de klimaatopgave.

Het Klimaatakkoord is geoutsourcete politiek – het niet-durven-nemen van beslissingen. Juist op het moment dat de maatschappij om richting en sturing schreeuwt. En de beginselen die aan een klimaatakkoord ten grondslag zouden moeten liggen, zijn degene die in het DNA van partijen als het CDA en PvdA zou moeten zitten: rechtvaardigheid, rentmeesterschap en solidariteit in internationale context. Maar ik hoor ze niet.

Het Klimaatakkoord is geoutsourcete politiek – het niet-durven-nemen van beslissingen.

Voorbeeld. De transportsector neemt wereldwijd maar liefst 26% van de uitstoot van CO2 voor haar rekening en dit groeit aandeel nog steeds, zeker in ‘transportland’ Nederland. Dat kan niet doorgaan. Het hele idee van het over grote afstanden vervoeren van personen en spullen moet dringend op de schop. Een appel die 20.000 kilometer verderop geplukt is, een feestje vieren in Las Vegas, het hele jaar door rozen uit Afrika. Het is logistiek fantastisch knap maar het kan niet meer.

Dat zouden politici moeten zeggen. Natuurlijk dienen er dan afspraken gemaakt te worden om mensen aan andere banen te helpen en bedrijven zich te laten aanpassen. Maar dat leggen we in de handen van politici, die kunnen daar middelen voor beschikbaar stellen.

Door het direct bij de spelers in het economisch verkeer te plaatsen worden er geen beginselen vastgelegd, worden er geen leidraden gesponnen maar zijn de spelers in een interactief proces bezig met het doorrekenen van de eigen verlies- en winstrekening. Het Klimaatakkoord is zo de definitie van marktdenken en daar zit juist de fout. We moeten snel af van de gedachte dat de ‘BV Nederland’ ons wel uit het ravijn trekt. Deze ‘BV’, met een aantal multinationale ondernemingen voorop, heeft ons er juist in gereden.

Wij, burgers en bedrijven, maken deel uit van een ondernemende gemeenschap. In de vorm van een coöperatie, de ‘Coöperatie Nederland’. En wij willen daadkrachtige coöperatieve bestuurders die beslissingen durven nemen.

In het algemeen belang.