Hoed u voor participatie!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 30 maart 2018. PDF]

“De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving” zo sprak de Koning de tekst van het kabinet Rutte uit. Het woord – participatiesamenleving – schopte het zelfs tot Woord van het jaar 2013.

Participatie is het modewoord van de afgelopen jaren gebleven. En niet alleen de achtereenvolgende kabinetten Rutte hadden er de mond van vol. Alle overheden schermen graag met het begrip als het gaat om voor burgers ingrijpende maatregelen. Niet zelden gaat het om het ‘betrekken van en de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid’. Klinkt goed, niet?

Nu is participeren een mooi begrip – het werkwoord staat voor ‘mee doen’, ‘deelnemen’. Dat zijn mooie, positief geladen begrippen die daadkracht en progressie uitstralen.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen.

Ook in het kader van de energietransitie wordt het woord vaak gebruikt door gemeenten. In beleidsstukken over de inrichting van onze omgeving en bij de aanbesteding van zonneparken of windmolens wordt vaak participatie van bewoners als voorwaarde gesteld. Zonder verdere uitleg of harde getalsmatige onderbouwing. En bij het realiseren van projecten draait het er niet zelden op uit dat participatie de vorm van een lening krijgt.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen. Aan financiële participatie kleven risico’s, risico’s die een gemeente niet zo maar moet doorgeven en promoten. Aan de andere kant is de participatie niet rechtvaardig. Want stel dat er een mooi rendement terugvloeit naar de participerende burgers dan is dat alleen voor de degenen die het zich kunnen veroorloven.

In de veel Friese dorpen zijn wellicht niet voldoende bewoners te vinden die makkelijk een deel van het spaargeld kunnen vrijmaken voor een lening. Om de ‘lokale participatie’ dan toch rond te krijgen wordt uitgeweken naar een veel groter gebied, heel Nederland bijvoorbeeld. Zo krijg je de situatie dat een groep rijke westerlingen uiteindelijk de vruchten plukt van een lokaal Fries project.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Het zal niemand verbazen dat veel van deze participatie niet lukt. Laten we wel wezen; als een ondernemer met een plan zomaar bij u thuis aanklopt voor een lening, dan geeft u hem of haar niet zomaar een deel van uw vermogen mee in de hoop dat er jaarlijks rente wordt uitbetaald en aan het eind van 15 jaar de lening wordt afgelost. De meeste huishoudens gaan – terecht – voorzichtiger om met hun geld.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Er zijn zoveel betere vormen van participatie denkbaar bij projecten rond duurzame energie. Laten we beginnen met de stroom die wordt opgewekt. Als er een zonnepark bij een dorp komt, dan moeten omwonenden deze duurzame stroom kunnen kopen. En het is helemaal mooi als we daar het Friese keurmerk MienskipsEnergie op kunnen plakken. Daar zit acceptatie en participatie van de lokale gemeenschap vanzelfsprekend in.

Een brief uit Den Haag

[Deze column verscheen eerder in Friesch Dagblad op 26 januari 2018 PDF is hier te vinden]

De schokgolven van de recente grote aardbeving nabij Zeerijp werden ditmaal ook gevoeld in Den Haag. En ditmaal lukte het de murw geslagen Groningers de aandacht van randstedelijke media en landelijke politiek iets langer te vangen voor de gênante vertoning rond de schadevergoedingen.

En ja, dat helpt.

Deze week gaf minister van Economische Zaken én Klimaat, Eric Wiebes, een onverwacht schot voor de boeg: er plofte op 200 directietafels van grootgebruikers een brief waarin zij worden gesommeerd het gebruik van Groningengas in vier jaar geheel af te bouwen.

Totaal verbouwereerd sputterde de woordvoerder van de energie-intensieve industrie dat zijn achterban zich geïntimideerd voelde. Geïntimideerd. Hij zou eens met Groningers in het aardbevingsgebied moeten praten.

Ik denk dat nog vele sommaties en oekazes vanuit Den Haag zullen volgen. Zeker om de afbouw van de productie van Groningengas te versnellen. Maar meer én vaker zal de collectieve opgave van het klimaatakkoord van Parijs de reden zijn.

Totaal verbouwereerd sputterde de woordvoerder van de energie-intensieve industrie dat zijn achterban zich geïntimideerd voelde. Geïntimideerd. Hij zou eens met Groningers in het aardbevingsgebied moeten praten.

Uit onderzoek bleek dat zes op de tien consumenten zich bewust zijn van de klimaatopgave en daar aan willen bijdragen door de keuzes die zij maken. Echter, op dit moment heeft klimaatontwrichting – een beter woord dan klimaatverandering – geen gezicht of beeld in het dagelijks leven. Foto’s van zielige ijsberen op een rap kleiner wordend ijsschotsje, smeltende gletsjers en bosbranden in verre landen werken daar niet aan mee. Het plaatst de impact juist nog verder buiten de belevingswereld van een Friese burger. Diezelfde burger wordt dagelijks wel, als consument, bestookt met aanbiedingen en beelden die juist de klimaatopgave ontkennen. We krijgen aanbiedingen voor vliegvakanties en goedkoop vlees. We lopen in de winter langs open winkeldeuren en verwarmde caféterrassen. Op tv sommeert de aantrekkende economie ons om in nog luxere dieselauto’s te rijden.

De komende jaren zullen – in het kader van een nog te behandelen klimaatwet – maatregelen getroffen worden die burgers en bedrijven gaan treffen in hun dagelijkse gang van zaken. Dat zal voor velen als een zekere en onaangename verrassing komen. De wijze waarop wij allen werken, wonen, reizen, eten, ontspannen zal aan verandering onderhevig zijn. De keuzes die wij als consument, bewoner, reiziger, ondernemer, werknemer, opvoeder maken, zullen op een andere manier tot stand komen. Onze leefstijl en die van onze kinderen zal versoberen omdat keuzes elkaar uitsluiten – het wordt of-of in plaats van en-en. En als het veranderen van keuzes niet goedschiks of snel genoeg gaat, dan bestaat de mogelijkheid dat overheden middels verbod, gebod of geldelijke dwang ingrijpen.

Er komt een dag dat een brief uit Den Haag op onze deurmat valt. Dan moeten we voorbereid zijn.

Buck

[Deze column in Friesch Dagblad verscheen op 15 december 2017 naar aanleiding van mijn aanwezigheid bij de High Level borrel in Den Haag, de aftrap van klimaatakkoord door minister Wiebes van EZK. PDF hier]

Wiebes, de nieuwe minister van Economische Zaken EN Klimaat, gaf begin deze maand de aftrap van het klimaat- en energieakkoord. De minister was op zijn fiets gekomen, zich een weg banend tussen de geparkeerde dienstauto’s van zijn eigen topambtenaren. Het ontbrak Wiebes tijdens die bijeenkomst niet aan enthousiasme, dat moet gezegd. Maar een presentatie met geslaagde projecten, baanbrekende innovaties, scherpe analyses en briljante wetsvoorstellen bleef uit. Meer dan een goedverzorgde netwerkborrel zonder pers werd het niet. Dat is kan zeker nuttig zijn maar ik zag de contouren van een akkoord niet voor mijn ogen ontstaan. De belangen stonden geharnast in krijtstreep en mantelpak te proosten.

De minister was op zijn fiets gekomen, zich een weg banend tussen de geparkeerde dienstauto’s van zijn eigen topambtenaren.

Polderen met deze partijen lukt gewoonweg niet. Vroeger kon dat wel; in een verzuilde samenleving konden een beperkt aantal vertegenwoordigers met grote, gedeelde belangen vergaande afspraken maken. Het parlement, met name de sociaal-democratische en confessionele partijen, hielden daarbij een scherp oog op het algemeen belang en dat van minderheden. De huidige regeringspartijen, wellicht met uitzondering van de Christen Unie, hebben die visie de afgelopen jaren verre van zich geworpen.

Tegenwoordig is ‘markt’ het toverwoord en dat sprak Wiebes ook uit. “Van u moet het komen”, zo hield hij de zaal voor. De zaal applaudisseerde beleefd en spoedde zich naar de bar.

Enkele dagen vóór de aftrap verscheen een prima rapport over een onderzoek dat was verricht naar het kennisniveau, gedrag én de houding van Nederlandse burgers ten opzichte van de energietransitie.

Eén van de conclusies was dat tegen de 70% van de Nederlanders vindt dat de overheid aan zet is om ons te helpen de juiste keuzes te maken. Het belang van een goed klimaat- en energieakkkoord kan alleen door de overheid worden gewaarborgd. Dat zien wij burgers prima en de bereidheid om te handelen is groot, zo bleek ook uit het onderzoek.

Maar zo krijg je een rare situatie: Wiebes kijkt naar het bedrijfsleven voor oplossingen; het bedrijfsleven wacht tot de burgers keuzes maken en die burgers vragen op hun beurt minister Wiebes voor sturing in die keuzes. Maar ja, de minister lijkt hiervoor doof en blijft maar turen naar het bedrijfsleven. Want, ja, marktdenken.

Zo wordt de verantwoordelijkheid eindeloos doorgeschoven – van Wiebes naar de markt naar de burger en van de burgers weer terug naar Wiebes.

De Amerikaanse president Truman had een bordje in de Oval Office met daarop geschreven de zin “The buck stops here”. De ‘buck’ (pokerbeker) kan niet eindeloos worden doorgegeven, iemand moet de beker optillen. De frase staat symbool voor verantwoordelijkheid nemen en knopen doorhakken.

Ik stel voor dat Wiebes zo’n bordje koopt en op zijn werktafel neerzet als dagelijks herinnering dat hij op dit moment namens ons allemaal beslissingen moet nemen.

Want, ja, klimaat.

Gemeenschappelijk Klimaat Beleid

[Column verschenen op 20 april 2018 in Friesch Dagblad onder de titel ‘Zonnepanelen als een wisselteelgewas’. PDF hier]

“De boeren zijn weliswaar juridisch eigenaar van de grond, maar het landschap is van ons allemaal.”

Berno Strootman windt er in interviews geen doekjes om. Hij maakt zich – in zijn functie van Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving – zorgen om ons landschap. En terecht, denk ik.

Projectontwikkelaars van zonneparken hoppen op dit moment als sprinkhanen door onze provincie, grote sommen subsidie opstrijkend en daaruit landeigenaren een vergoeding gevend. Omwonenden en bedrijven blijven achter met grote industriële installaties die decennia de beleving van het landschap veranderen. Door deze subsidie-gedreven werkwijze, die al jaren vanuit Economische Zaken wordt gepropageerd, wordt de regie over de toekomst van ons landschap is handen gelegd van een handjevol partijen die nauwelijks een zier om het cultuur- of natuurlandschap geven.

Terwijl regie van groot belang is; ook op andere vlakken. Onlangs luidde de netbeheerder in Groningen de noodklok. Zonder enige vorm van overleg of vooropgezet plan worden lukraak aansluitingen in het buitengebied aangevraagd voor enorme zonneparken. Dat kán gewoonweg niet zo maar op elke plek. Deze aanpassingen moet de netbeheerder goed voorbereiden, dat kost tijd en daar zijn soms aanzienlijke – maatschappelijk betaalde! – investeringen voor nodig.

Terug naar de Rijksadviseur: “In mijn ogen is het landschap van ons, en wij stellen het ter beschikking aan boeren om voedsel te produceren en ons landschap te beheren. Daar horen natuurlijk ook vergoedingen bij. Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) zie ik als een deal tussen boeren en maatschappij: de samenleving betaalt de boeren voor het leveren van maatschappelijk gewenste diensten en kwaliteiten.”

Wellicht dat het zin heeft langs de zelfde lijnen te denken als we het hebben over de energievoorziening. En, waarom ook niet, zouden wij kunnen denken aan het Gemeenschappelijk Landbouw & Energie Beleid, of misschien meteen maar een Gemeenschappelijk Klimaat Beleid: de maatschappij stelt – onder voorwaarden – boeren en landeigenaren vergoedingen in het vooruitzicht in het leveren van producten, diensten, groene stroom, klimaatoplossingen en landschappelijke kwaliteiten.

De miljarden subsidie voor de landbouw én de miljarden voor duurzame energie kunnen zo slimmer ingezet worden dan nu het geval is.

Want als wij het hebben over de klimaatopgave dan eindigt het beslag op de beschikbare ruimte niet bij een rijtje windturbines of een paar pondemaat zonnepanelen. Agrarische vraagstukken zoals veenweide-problematiek, uitstoot, biodiversiteit en de algehele CO2-afdruk van de landbouw liggen op dit moment op de beleidstafels. Daar komen vast slimme oplossingen uit voort maar die moeten wel betaalbaar zijn.

Wellicht dat het beter is deze subsidies beide te koppelen aan eisen die wij kunnen stellen aan de hoeders van ons landschap. Boeren zijn zo vrijer om slimme combinaties te maken die nu onderzocht worden. Hoe kan je landbouw én duurzame energie-oplossingen tegelijkertijd laten plaatsvinden? Heeft het zin om verplaatsbare zonnepanelen als wisselteelt’gewas’ in te zetten? Kunnen we gemarginaliseerde veenweidegronden voorzien van zonnepanelen terwijl het Wetterskip het waterpeil verhoogt? Zijn halfschaduwgewassen in permacultuur gebaat bij een rij zonnepanelen?

Samen met verantwoordelijke en maatschappelijk gedreven beheerders kunnen wij toekomstbestendige afspraken maken. Over klimaat én landschap.

Rentmeesters aller landen

[Deze column verscheen op vrijdag 23 februari 2018 in het Friesch Dagblad. Hier als PDF.]

Er is een onzichtbare aanslag gaande op het Friese landschap. Een soort van ‘land grabbing’ op regionale schaal. Deze week stond in het andere ‘FD’, het Financieele Dagblad, dat buitenlandse investeerders een groot deel van de subsidie voor grote zonneparken opsnoepen. Als één van de weidste en dunbevolkte provincies lijkt Fryslân in dergelijke gevallen een zeer interessant zoekgebied. Dat blijkt ook: op dit moment worden op ongekende schaal plannen bij gemeenten en provincie ingediend.

Veel van deze plannen – tot honderd hectare [NB. boven de 50 MW is de Rijksoverheid het bevoegd gezag] – hebben door hun schaalgrootte een duidelijke impact op het landschap. Op een paar bijzondere locaties na, zal de acceptatie door de omgeving niet automatisch gaan. En dan druk ik mij voorzichtig uit. De ervaring van afgelopen jaren leert: er zal onrust zijn, ergernis over slechte communicatie of zelfs regelrechte boosheid van omwonenden.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Het lastige is dat niemand, op een paar ambtenaren Ruimtelijke Ordening na, weet heeft van die plannen. Bedrijven en burgers zijn zich niet bewust of en wat er speelt in de eigen omgeving.

“Het delen van informatie is een sleutelfactor voor het succesvol betrekken van de omgeving en het bouwen aan vertrouwen.” schreef toenmalig minister Kamp de Tweede Kamer twee jaar geleden. Hij stelde dat bij grote projecten moet worden gewerkt “in de geest van de Omgevingswet”. De wet is nog niet klaar maar werpt zijn schaduw vooruit. Het is juist de bedoeling met de omgeving sámen een plan te maken, met de beleidsdoelen voor ogen. En niet met een buidel geld voor ogen.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Waarschijnlijk hebben de buitenlandse projectontwikkelaars deze brief niet gelezen. En anders laten zij zich er weinig aan gelegen liggen. Waarom zouden ze ook? Er is subsidie en er zijn grondbezitters die hun gronden wel willen verpachten. Het informeren van de omgeving? Laat de overheid dat maar opknappen.

Zolang subsidie voor grote zonneparken zonder acceptatietoets rondgestrooid worden, is de grondeigenaar spil in dit Grote-Geld-circus.

Natuurlijk, een agrarische ondernemer die het water nu aan de lippen staat, kan niemand euvel duiden dat hij zwicht voor een goed aanbod voor zijn land. Boeren kunnen zo een vorkje meeprikken in het feestmaal van de miljardensubsidies.

Maar voor veel andere grondbezitters zou het algemeen belang, en niet de snelle winst, moeten leiden. Dat overheden land verpachten zodat bedrijven geld kunnen verdienen met een dikke rijkssubsidie, stuit mij tegen de borst. Zolang een gemeente niet zélf de energie voor haar eigen verbruik heeft veiliggesteld en de eigen dorpen en wijken niet éérst in gelegenheid heeft gesteld collectief de energievoorziening te organiseren, geeft het geen pas goede gronden voor 15 tot 30 jaar ‘weg’ te geven aan – veelal buitenlandse – bedrijven.

Voor mij zou elke organisatie met een publieke of maatschappelijke taak – ik denk dan zeker ook aan beheerders van kerkelijke grondbezit – zich niet zonder meer met deze ‘land grab’-praktijken moeten inlaten.

Wij moeten er op kunnen vertrouwen dat instellingen zich als betrokken rentmeesters opstellen. Dat de lokale opgave voor voedsel, natuur en duurzame energie wordt omarmd en niet wordt gefrustreerd in ruil voor wat penningen.

Laat het gebruik van gronden voor de energievoorziening onze gemeenschappen niet splijten maar juist verbinden.

Klimaatrechtspraak

Deze week was het weer raak. Wederom gaf een rechter het huidige regeringsbeleid rond klimaat en energie een oorveeg. Dit keer was het de Raad van State die keihard uithaalde naar de voorgenomen gaswinning. Twee jaar geleden gebeurde dat ook maar nu werd het belang van de leveringszekerheid, waarmee het vorige kabinet voortdurend schermde, niet meer klakkeloos boven de veiligheid van de inwoners van Groningen gesteld.

In niet mis te verstane bewoordingen (‘gebrekkig gemotiveerd’) vernietigt de Raad de winningsplannen. De kersverse minister Wiebes kan aan de bak. Aan hem de taak om het verdwenen vertrouwen van Groningse bevolking en bestuurders terug te winnen en hen veiligheid te garanderen.

De Raad van State staat niet bekend als een clubje activistische juristen die meedraaien met elk modieus-duurzaam windje. Sterker nog, dit is het oudste bestuursorgaan ter wereld en één van de belangrijkste adviesorganen van de regering. De Raad van State gaat niet over één nacht ijs; het wikt en weegt in de wetenschap dat er in Nederland geen hogere instantie is om een besluit te toetsen.

Dat de rechter een streep zet door kabinetsbeleid is inmiddels symptomatisch. Waar een rechter elke keer een afweging maakt vóór de veiligheid en de toekomst van burgers, kiezen achtereenvolgende kabinetten toch telkens vóór de economie en het snelle gewin.

In Nederland werd dat voor het eerst zichtbaar in 2015, met de inmiddels wereldberoemde Urgenda-uitspraak. Die uitspraak verplichtte de rijksoverheid om de uitstoot van broeikasgassen versneld terug te dringen.

Klimaatrechtspraak noemt men dat fenomeen waarin burgers, soms geflankeerd door gemeenten en klimaatorganisaties, de door hen zelf gekozen en boven hen gestelde regering moeten terugfluiten omdat internationale afspraken met voeten worden getreden, de veiligheid van burgers niet voldoende wordt gegarandeerd en het milieu niet langer wordt beschermd.

Dat dit gebeurt in landen met een lange geschiedenis van corruptie en korte ervaring met rechtstaat & democratie, verbaast ons minder. Dat wij hier in Nederland om moeten vechten voelt onwerkelijk.

Het afkalvend vertrouwen in het politieke systeem verdwijnt hierdoor nog sneller. Als we ‘Den Haag’ niet kunnen vertrouwen om in naam van alle Nederlanders de veiligheid van Groningers te garanderen, dan kunnen alle kabinetspartijen – ook de zojuist aangetreden – zich opmaken voor een hobbelige rit. Dan wordt elk beleidsvoornemen met argusogen bekeken; dan is elk besluit bij voorbaat verdacht. Dan kunnen we er niet op vertrouwen dat dit kabinet de juiste antwoorden heeft op de grote vragen die op onze samenleving afkomen, zoals de klimaatopgave.

Dat de rijksoverheid zich – met louter economische motieven – beweegt langs en óver de grenzen van onze rechtsstaat is ronduit weerzinwekkend. We mogen in onze handen knijpen dat we onafhankelijke rechters hebben die het fundament van de rechtstatelijkheid blijven bewaken.

Rechtvaardige duurzaamheid

(deze column verscheen eerder in Friesch Dagblad, vrijdag 20 oktober 2017. Hier als pdf)

 

Het aantredend kabinet zal stappen zetten om de klimaatopgave voortvarend aan te pakken en de verduurzaming van de samenleving te versnellen. Met verse maatregelen, doorgeschoven ministers en zelfs een nieuwe naam: ministerie van Economie en Klimaat. Jammer dat economie nog steeds op één staat maar goed, beter iets dan niets.

Veel van de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen, gingen uit van financiële prikkels. En die stroom geld is steeds meer van de burgers richting bedrijven gegaan. Miljarden subsidie voor de biomassa in kolencentrales, miljarden aan fiscale vrijstellingen voor dure hybride leasebakken die zich verzamelen aan de voet van glimmende kantoorgebouwen. De opslagen die burgers via hun energienota’s betalen, zien we deels als winsten terugkeren op de balans van de zon- en windontwikkelaars.

Nu twee partijen van christelijken huize zitting nemen in dit kabinet, hoop ik dat ook een ander geluid dan het gerinkel van geld te horen zal zijn. Namelijk de roep om rechtvaardigheid in beslissingen over verduurzaming. Die stem verstomde meer en meer de afgelopen twee decennia, zeker onder minister Kamp. De belangrijke vraag is of CDA en ChristenUnie gaan meebrullen in het koor van de twee andere partijen (VVD en D66) die alle hoop vestigen op ‘de markt’. Of dat zij de rug rechten en een pleidooi houden voor rechtvaardige duurzaamheid.

Als we niet oppassen zal de klimaatopgave, als die wordt aangepakt volgens de wetmatigheden van de markt, langs oude breekpunten de samenleving splijten.

De klimaatopgave is groot en moet in rap tempo worden uitgevoerd. Maar we kunnen als samenleving niet hebben dat een klein groepje grote bouwbedrijven door slimme trucs met grote winsten wegloopt. We kunnen ook niet hebben dat het rijkere deel van de bevolking geholpen door forse subsidies hun huizen verduurzamen terwijl de minder gefortuneerden niet die financiële armslag hebben en daardoor naast de subsidiepot grijpen.

Rechtvaardigheid gaat verder dan een weegschaal waar men de lusten en de lasten tegen elkaar afweegt en in euro’s afrekent. Het gaat om gelijke kansen, het delen van kennis en taken, om niet-afgedwongen solidariteit, een eerlijk loon voor laaggeschoolde arbeid, waardering voor vrijwilligers, respect voor bestuurders.

En die rechtvaardigheid moet niet alleen gelden in ons land. De gevolgen van klimaatverandering worden steeds schrijnender in grote delen van de wereld, waar men minder welvarend is dan in Nederland.

Als we niet oppassen zal de klimaatopgave, als die wordt aangepakt volgens de wetmatigheden van de markt, langs oude breekpunten de samenleving splijten.

Een rechtvaardig ondernomen aanpak kan juist burgers, bedrijven en overheden verbinden. Laat dat onze opdracht zijn, laten we daarvoor dit kabinet op de huid zitten.

Een Deltaplan, maar dan groot

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 22 september 2017)

Na de watersnoodramp van 1953 werd duidelijk dat alleen op grote schaal de veiligheid en comfort van bewoners van Zeeland en Zuid-Holland konden worden zeker gesteld. Het Deltaplan was daarmee geboren.

De overheid legde zichzelf middels de Deltawet op een nog nooit vertoonde infrastructuur van ongekende schaal te organiseren. Gekkenwerk, zou je zeggen, Het was niet volledig duidelijk wat er precies moest gebeuren, hoe het moest, of het kon en hoeveel het uiteindelijk zou kosten. Bij elk ander project zou je zeggen: ,,Niet aan beginnen”.

De kosten die de overheid maakte voor de Deltawerken waren enorm, zeker voor die tijd. Er werd ruwweg uitgegaan van een bedrag tussen de 700 en 900 miljoen in hedendaagse euro’s. De kosten liepen in 30 jaar voortdurend op tot zes maal zo veel als begroot. Dat was in die tijd bijna 1000 euro per huishouden meer.

Toch hebben achtereenvolgende kabinetten doorgezet en uiteindelijk was het voor Nederland goed. Niet alleen houden de Zeeuwen droge voeten, waterbouwkunde en watermanagement werden sterke exportproducten. Nederlandse bedrijven trekken hiermee over de hele wereld. Succesvolle innovaties die bij aanvang niet voorzien waren trekken nog jaarlijks buitenlandse bezoekers op zoek naar antwoorden op prangende vragen over de strijd tussen water en land. Ik weet niet of het is uitgezocht – of überhaupt kan worden uitgezocht – maar het zou mij niet verbazen als de Deltawerken voor de overheidsfinanciën een uitstekende investering waren.

De ontwikkeling is niet gestopt met het slim afsluiten van de Oosterschelde. Die techniek en kennis stelt ons in staat om de gevolgen van klimaatverandering – een stijgende zeespiegel en veranderende neerslagpatronen – met enig vertrouwen tegemoet te treden. En dat voor een land dat, zonder die dijken en dammen, grotendeels weg zou spoelen.

Met het oog op de financiering van de kosten door klimaatverandering moeten we de lessen van de Deltawerken naar het heden, naar onze toekomst trekken.

We moeten de lessen van de Deltawerken naar het heden, naar onze toekomst trekken

Het recente voorbeeld van de snel dalende kosten van grootschalige windprojecten op zee is duidelijk. Áls de overheid in het groot organiseert, kan het bedrijfsleven daar op inspelen en daarmee de samenleving voor hogere kosten behoeden.

Laten we er geen doekjes omheen winden. De klimaatopgave is vele malen groter en ingewikkelder dan het Deltaplan. Er zijn enorme investeringen nodig om onze energievoorziening, onze landbouw, onze procesindustrie, onze vervoersbehoefte – eigenlijk elke economische activiteit – klimaatbestendig te maken.

Van de nood maken we zo een deugd, van een grote opgave maken we veel banen.

Op dit moment kijkt de overheid naar burgers en bedrijven om hen zelf die investeringen te laten doen. Bedrijfsprocessen moeten duurzaam, elk huis moet energieneutraal, wie het kan betalen zou elektrisch moeten rijden. Maar al deze individuele investeringsbeslissingen leiden niet snel tot innovaties, zorgen niet automatisch voor schaalgrootte, leiden vaak niet tot slimme oplossingen.

Een overheid kan als enige de risico’s nemen die nodig zijn om schaalgrootte te organiseren, innovatie en samenwerking af te dwingen. En laten we er dan voor zorgen dat dit Deltaplan ons allen aan het werk zet én houdt. Dat onze kinderen met klimaatlandbouwkunde en klimaatmanagement hun geld kunnen verdienen. Van de nood maken we zo een deugd, van een grote opgave maken we veel banen.

Laten we hopen dat ons volgend kabinet dit als geen ander begrijpt.

Warmte zonder gas

Hoe verwarmen al die Europese landen die geen Groninger gas hebben hun huizen? Al die landen die geen gasbel hebben die ze door Shell laten leeghalen en voor weinig verkopen aan burgers en bedrijven. In landen met een vergelijkbaar klimaat en demografie zoals Denemarken moet het in huis vast altijd koud zijn.

Dat valt wel mee. Het gasbelloze van kolen en stookolie afhankelijke Denemarken moest met een andere oplossing komen voor de verwarming van de huizen. En die vonden ze.

Tijdens de oliecrises in de jaren zeventig, werd in Denemarken het roer omgegooid. Met een aantal simpele regels werd de basis gelegd voor de overgang naar een duurzame warmtevoorziening.

Zo werd het bij wet verboden om winst te maken met energiesystemen, zoals de levering van warmte in een woning. Met zo’n regeling blijkt dat een coöperatieve vorm altijd goedkoper warmte levert dan overheid (nutsbedrijven) of markt (bedrijven met private investeerders). Meer dan 60 procent van de Deense huishoudens zijn aangesloten op een coöperatief warmtenet. Het grootste deel daarvan is inmiddels duurzaam. De gebruikers van het warmtenet zijn tevens de eigenaren.

Bij wet is ook vastgelegd dat overstappen naar collectieve warmte voor een huishouden geen gedoe mag zijn of duurder. In Denemarken heeft die collectieve aanpak gezorgd voor een voor consumenten heel simpel aanbod: volledige ontzorging, goedkope leningen voor de investeringen van de coöperatie en haar leden  en de zekerheid dat de kosten laag zijn.

Waarom lukt zoiets niet in Nederland?

Daar is een simpele verklaring voor. Gemak van gas-in-elk-huis heeft ons het zicht op collectieve oplossingen weggenomen. Huishoudens beginnen de individuele noodzaak te voelen om vaarwel te zeggen tegen fossiele brandstoffen maar zien tegelijkertijd niet een makkelijke of goedkope oplossing.

Terwijl, als je samenwerkt, de kosten lager worden en ‘het gedoe’ minder – dat is een simpele economische wetmatigheid.

Ironisch genoeg is een goed voorbeeld daarbij … gas. In de jaren zestig werd binnen een decennium een complete infrastructuur voor aardgas collectief aangelegd, dorp na dorp, wijk na wijk. Daardoor waren de kosten per huishouding laag. Niet alleen in de steden, ook in het buitengebied. Dat laatste: niet onbelangrijk in Fryslân.

Hoe kunnen we dit Deense model laten werken in Fryslân? Ik heb een paar stappen die ons de goede weg op moeten helpen.

Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Allereerst kunnen gemeenten beter stoppen met het communiceren via allerhande ‘loketten’ om burgers met incidentele subsidies op te roepen zelf ingewikkelde toeren uit te halen om hun huizen ‘van het gas af te halen’. Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Zorg daarbij zo snel mogelijk voor een gemeentelijk energieplan. Daarin is onder andere vastgelegd onder welke voorwaarden groepen burgers en bedrijven zelf, collectief, infrastructuur kunnen aanleggen en beheren. Laten we die infrastructuur niet aan de markt, aan private bedrijven weggeven. Dat werkte niet in Denemarken, dus laten wij daar van leren.

Maak daarbij de weg vrij voor warmtecoöperaties. Zorg voor ondersteuning, duidelijke spelregels en langjarige perspectieven. Géén subsidies voor de happy-few maar goedkope leningen voor iedereen. Laat die coöperaties met de beste Friese bedrijven oplossingen bedenken en uitvoeren. Werk genoeg de komende jaren.

 Warmte zonder gas. Het kan eerlijk, duurzaam én goedkoop. Vraag maar aan de Denen.

De paradox van de duurzame verspilling

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 23 juni 2017.)

Het nieuws kwam niet als een verrassing, maar toch was het een schok. Het afgelopen jaar heeft Nederland weer meer energie verbruikt en daarmee zijn eigenlijk de inspanningen om de verduurzaming van de energievoorziening tot stand te brengen grotendeels teniet gedaan. Omdat het totale energieverbruik is toegenomen, heeft de toename van het verbruik van hernieuwbare energie nauwelijks geleid tot een groter aandeel in het totale energieverbruik. Het aandeel steeg van 5,8 naar 5,9 procent, alle goede bedoelingen ten spijt. Ik durf niet eens uit te rekenen hoe lang het in dit tempo duurt voordat we in de buurt van de 50% komen. Laat staan de 100%.

Hier kan gewoonweg een wetmatigheid aan ten grondslag liggen, sterker nog, een oud fenomeen. Al ten tijde van de eerste industriële revolutie werd dat duidelijk. Het bekendste voorbeeld daarvan is de verbetering van de stoommachine. Toen James Watt zijn uitvinding naar buiten bracht, werd de inzet van kolen opeens een stuk efficiënter. Daarmee werd de mogelijkheden voor de machine opeens vele malen groter en werd het apparaat op grote schaal neergezet. Het was – voor dit tijd – een efficiënt apparaat en juist daardóór ging het gebruik van kolen opeens exploderen.

Later kreeg dit mechanisme een bijzondere naam: het Postulaat van Khazzoom–Brookes, naar de twee onderzoekers die hier onderzoek naar deden in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, ten tijde van de oliecrises. De paradox is dat een verbetering van de efficiency van een energieproces leidt tot meer gebruik van energie in dat proces. [Khazzoom-Brookes is een bijzonder variant van het Rebound-effect]

Ook nu moeten wij, met de inspanningen die wij ons getroosten om duurzaam en efficiënt bezig te zijn met energie, helaas constateren dat die inspanningen te niet gedaan worden door het meergebruik. Iedereen kent het wel; juist omdat we goedkope en efficiëntere verlichting hebben, halen we veel meer lampen in huis. Zo branden de LED-slingers nu niet alleen met Kerstmis maar een deel van het jaar. Waarom ook niet? Batterijen en accu’s raken goedkoper zodat nu elk stuk kinderspeelgoed, vervoermiddel of apparaat stroom verbruikt.

Wellicht zit hierboven op nog een tweede paradox bij verduurzaming. Met de mogelijkheid om onszelf deels los te maken van fossiele brandstoffen, krijgt dit mechanisme nog een andere dimensie. Ik poneer het maar als een voorlopig onbewezen stelling: elke verduurzaming van de energievoorziening bij individuele bedrijven of huishoudens zorgt voor gelijkblijvend verbruik van die energie of zelfs verhoging.

We staan met z’n allen in deze spagaat. We investeren in besparingen maar we verbruiken meer. We subsidiëren miljarden in windturbines maar het aandeel duurzaam stokt.

Ik merk het bij mezelf. Zolang ik maar genoeg zonnepanelen heb, maakt het niet uit hoeveel ik gebruik. De warmtepomp gebruikt geen fossiele brandstoffen dus mag het in de huiskamer behaaglijk zijn. Dat aspect maakt het in de toekomst nog lastiger om er voor te zorgen dat wij met z’n allen meer besparen. Want laten we wel wezen, we zijn er nog lang niet. En door het gevoel duurzaam te leven onder een dak vol zonnepanelen, zijn niet alle aspecten van klimaatdoelstellingen afgevinkt. Verre van.

We staan met z’n allen in deze spagaat. We investeren in besparingen maar we verbruiken meer. We subsidiëren miljarden in windturbines maar het aandeel duurzaam stokt.

Is er een weg uit deze paradox? Jazeker, maar dat begint als we globale klimaatopgaven weten te vertalen naar aspecten van het individueel gedrag van ons bedrijf of onze huishouding. Dat gaat dus verder dan energie besparen en duurzaam opwekken.

Als dat duidelijk wordt, weten we pas echt wat we moeten doen. Het postulaat van Khazzoom–Brookes kan daarna rustig worden bijgezet in het museum van oude wetmatigheden.