Landbouw is knetterhard nodig, maar niet voor de export

(Column eerder verschenen in Friesch Dagblad, voor niet-abonnees hier de PDFversie zoals deze in de krant verscheen)

Na de Tweede Wereldoorlog was de landbouw in slechte staat. We kunnen echter weinig lessen trekken uit die tijd. Toen was de bevolking ondervoed uit de oorlog gekomen, nu zijn we welvaart-obees. Toen waren de polders ondergelopen, nu is er te weinig grondwater. Toen was er een tekort aan vee en mest, nu komen we er in om. Nu is het niet de onderproductie maar juist nu het teveel dat ons nekt.

Het kostte Sicco Mansholt als landbouwminister enkele jaren om de landbouw weer zelfvoorzienend te maken. De boer kon door productsubsidie en inkomenssteun niet alleen voedsel voor Nederlanders maken, melkproducten, tomaten en vlees gingen de grenzen over. De kennis en innovatie werden wereldberoemd.

Dezelfde positieve crisisinstelling van Mansholt moeten politici nu omarmen. En dat begint met perspectief. Dat perspectief moet vanuit de maatschappij komen, niet vanuit ‘de markt’. En zeker niet vanuit kaartjes met ‘stikstofcontouren’

De wal heeft het schip gekeerd. Terwijl het aantal boeren decimeerde is de landbouw zelf te groot geworden voor Nederland. Het vrije-markt-met-subsidie-verdienmodel helpt niet alle boeren aan een vast en eerlijk inkomen. Of Nederland aan het juiste voedsel en een gezonde leefomgeving.

Dezelfde positieve crisisinstelling van Mansholt moeten politici nu omarmen. En dat begint met perspectief. Dat perspectief moet vanuit de maatschappij komen, niet vanuit ‘de markt’. En zeker niet vanuit kaartjes met ‘stikstofcontouren’ en de gedachte dat boeren zijn te sussen met bizar veel miljarden gemeenschapsgeld. Dat perspectief komt niet van politici die de vingers in de oren doen en boven de barbecue gillen dat er niets aan de hand is.

Als we uitzoomen van de stikstofcrisis en weifelachtige politici, dan zien we juist veel crises waarin de landbouw de oplossing is en niet het probleem.
Het begint met een lijst van landbouwproducten die de bevolking kan voeden en kleden in tijden van crisis, oorlog en klimaatverandering. We moeten verbouwen wat we nodig hebben, niet wat we wellicht ergens op aarde tegen lage prijzen kunnen verhandelen.

Voedselproductie moet gerelateerd zijn aan een gezond dieet. We importeren granen en verbouwen gewassen als voer voor exportvlees maar verbouwen nauwelijks graan om de eigen bevolking te voeden. Terwijl Poetin de graanschuren van de Oekraïne leegrooft, kunnen wij ons voorbereiden op lege schappen in de supermarkt.
Landbouw is knetterhard nodig en niet alleen voedselproductie. We hebben grondstoffen voor de energietransitie nodig, vezels voor textiel en isolatie, herstel van biodiversiteit, verbetering bodem, opslag van CO2.

En het geld dan? Waarom geen lijst met landbouwproducten, grondstoffen, natuur- en klimaatwaarden opstellen gekoppeld aan een subsidiemechanisme waarop boeren kunnen intekenen. Niet voor 1 jaartje, maar bijvoorbeeld voor 15 jaar, net als de SDE-subsidie voor de opwek van duurzame energie. Dat werkt als mechanisme voor investeringen prima. De overheid vraagt en zet geld klaar, de bedrijven leveren. Prima als iemand liever maïs voor koeien in plaats van hennep voor isolatiemateriaal verbouwt, maar dan geen subsidie.

Om de transitie naar een dergelijke vraaggestuurde in plaats van marktgestuurde agrarische economie mogelijk te maken, dient er voldoende ondersteuning en inkomenssteun te zijn. De boeren die meedoen moeten we binnenboord houden en koesteren. We hebben ze meer dan ooit nodig.

Hard nodig.

Netalarm!

[Column eerder verschenen in Friesch Dagblad op 2 november 2018]

De beheerder van het hoogspanningsnet in België heeft een app uitgegeven. De app zelf is een toonbeeld van goed ontwikkelde software: gratis, voor elk mobiel apparaat geschikt en in maar liefst vier talen. Een zekere hipheid kan de brave ingenieurs trouwens ook niet ontzegd worden; er staat een speelse ‘4’ in de naam ‘Elia 4cast’. Met vier kleurtjes – groen, oranje, rood en zwart – wordt een voorspelling gedaan voor elke dag van de komende week.

De beheerste en aangename vormgeving staat echter in schel contrast tot de schrijnende en verontrustende reden waarom de app überhaupt bestaat.

De app heeft ten doel de Belgische bevolking te informeren ‘over de situatie op het Belgische elektriciteitsnet in verband met het risico op stroomtekorten tijdens de winter’.

U leest het goed. In België houdt men ernstig rekening met stroomonderbrekingen. Dat kan soms opgelost worden met een beroep op solidariteit (oranje; “doe hooguit één lamp per vertrek aan”) of een verbod op gebruik in bepaalde sectoren (rood). Maar bij zwart gaat de spanning er tijdelijk af voor hele dorpen en wijken tegelijk. En als dat gebeurt, wil de netbeheerder dat zo netjes mogelijk laten verlopen. Een gebruiker kan nu thuis op z’n telefoon in de gaten houden of het wel zin heeft om naar een stroomloos kantoor te gaan of juist op kantoor zien of de vrieskist in de bijkeuken aan het ontdooien is.

Zo met zo’n app klinkt het vrolijker dan het is. Want onze maatschappij verlaat zich compleet op elektriciteit. Met vijf uur stroomstoring had Amsterdam begin vorig jaar een groot probleem. Duurt het langer, dan komt veiligheid en gezondheid ernstig in het gedrang.

In België zijn het onder andere een aantal atoomcentrales met gebreken, op last van de inspectie stilgelegd, die deze winter voor grote problemen gaan zorgen. Omdat er de afgelopen jaren niet genoeg geïnvesteerd is in andere vormen van elektriciteitsproductie, zit België nu met de gebakken peren.

Het geld regeert, niet de betrouwbaarheid van het net.

Het failliet van de marktwerking klapt zo hard in het gezicht van onze zuiderburen. De productie en levering van energie is de afgelopen twee decennia een zaak is geworden van grote, buitenlandse bedrijven die investeren in, bijvoorbeeld, nieuwe kolencentrales. Maar gascentrales stilleggen of juist subsidie aanvragen voor windparken is ook mogelijk – het geld regeert, niet de betrouwbaarheid van het net.

De netbeheerders, nog steeds in handen van de overheid, hobbelen hier feitelijk achteraan. Zij moeten een betrouwbare en ononderbroken levering van elektriciteit garanderen. Een belangrijke publieke taak die meer en meer onder druk komt te staan. Want hoe kan je het net in balans houden als grote partijen naar believen centrales aan en uit kunnen zetten? Of her en der windmolens en zonneparken plaatsen? Als daar geen regie op is, en langjarige planning, gaat het vroeger of later mis.

In Nederland hebben wij lang het beste elektriciteitsnet ter wereld gehad, zo heette het. Maar wellicht liggen ook hier de tijden achter ons dat het zicht op het werk van netbeheerders zich beperkte tot vrolijk gekleurde autootjes met goedgeluimde monteurs er in die alles wisten van verbindingsmoffen, blindvermogen en drukregelaars.

Er is zojuist een nieuw begrip bijgekomen. Netalarm.

Klimaatkonijn

[UPDATE: het lijkt er op dat Arjen Lubach in Zondag met Lubach aan mijn oproep gehoor heeft gegeven.]

De verkiezingen hebben een geschakeerd beeld opgeleverd in de kamer. Op veel vlakken zijn brede coalities nodig om wetgeving van de grond te krijgen. Hoe lastig ook, hopelijk zorgt dat voor betere discussies dan die waar wij de afgelopen 5 jaar op getrakteerd werden in een rigide tweepartijenkabinet met slaafse kamerfracties.

De vraag is nu of bij oplossingen voor het klimaatprobleem makkelijk te vormen coalities mogelijk zijn. De verschillen lijken groot.

In bijna elke verkiezingsprogramma was wel een klein hoekje voor het klimaat ingeruimd. Maar op een paar oprispingen van kleine partijen na, waagde in de verkiezingstijd geen politicus van de grote partijen zich in een discussie over het klimaat en de noodzakelijk grote aanpassingen in de energievoorziening. En te vaak werd eerder gesproken van ‘ambitie’ dan van ‘opgave’. Te snel werden de aardbevingsdrama’s in Groningen aangegrepen om niet over gerelateerde probleem te hoeven praten. Liever sprak men over percentages in ‘2050’ dan over daden in 2017.

Het nieuw te vormen kabinet zal echter vergaande maatregelen moeten nemen die Nederland in lijn brengt met het klimaatakkoord van Parijs. Dat wordt een enorme klus.

Oud-minister Ed Nijpels is nu de bewaker van het Energieakkoord, de afspraak waar zowel bedrijfsleven als organisaties als Greenpeace hun handtekening onder zetten. Nijpels is een VVD’er die niet bang is om in duidelijke taal te stellen wat nú nodig is. Daags na de verkiezingsdag schoof hij samen met Marjan Minnesma, directeur van duurzaamheidsorganisatie Urgenda, aan bij tv-programma Nieuwsuur. We zagen een uniek één-tweetje tussen actievoerster en VVD-prominent – met deze kwalificatie alleen doe ik overigens beiden te kort. Gezamenlijk brachten zij de noodzaak om het klimaat te redden én de kansen die dat voor het bedrijfsleven biedt over het voetlicht.

Als iedereen ziet dat binnen de maatschappij voormalige tegenstanders zich schouder-aan-schouder kunnen verenigen achter vergaande oplossingen, moet het voor een nieuw kabinet makkelijk zijn daar een voorbeeld aan te nemen.

Ook Nijpels gaf aan verbaast te zijn over de weinige aandacht voor het klimaatprobleem en de energietransitie in de aanloop naar de verkiezingen. Tijdens de vorming van het kabinet moet dan opeens breedgedragen, noodzakelijke maatregelen worden geformuleerd. Volgens Nijpels kan het niet anders dan dat die maatregelen tijdens de formatie opeens uit de hoge hoed verschijnen. Om zijn verhaal kracht bij te zetten bracht hij het beeld naar voren van het ‘Klimaatkonijn’.

Klimaatkonijn, ik moest er even over nadenken maar dáár zitten we op te wachten. Een onschuldig konijn als symbool van kwetsbaarheid én optimisme.

Dat zou wel eens kunnen werken. Het klimaat heeft op dit moment namelijk geen gezicht; de energietransitie heeft geen logo; klimaatvluchteling is een te abstract begrip. En alle partijen en individuen die zich voor klimaat, CO2-reductie en energietransitie inzetten zijn té bont geschakeerd om in één woord gevangen te worden.

Laat een team van illustratoren, vormgevers én marketeers het Klimaatkonijn een gezicht geven en verhalen om te vertellen. Laat het Klimaatkonijn in kinderboeken en folders kinderen een goed perspectief bieden en onze generaties een spiegel voorhouden.

Klimaatkonijn. Ik zie het helemaal voor me.

Energiemeent

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 6 januari 2017)
bestand-08-01-17-22-14-03Deze krant is een feuilleton begonnen over de strubbelingen bij de ontwikkeling van een zonnepark vlak bij Heerenveen (onder andere ‘Heerenveen wil aangepast plan zonnepark’ en ‘Omwonenden zonnepark laken gemeente Heerenveen’). Dat is goed, het is belangrijk dat hier aandacht voor is. In de microkosmos van die ervaringen ligt namelijk een vooruitzicht dat voor heel Fryslân werkelijkheid dreigt te worden.

Ik schets even kort de standaard verhaallijn in bullets:

  • Gemeente geeft aan projectontwikkelaar een vergunning en gebruik van grond voor een grootschalig zonnepanelenproject.
  • Project wordt gepresenteerd aan omwonenden en er wordt begonnen met de uitvoering.
  • Bewoners raken ontstemd omdat ze plotseling geconfronteerd worden met gedane zaken en geen of weinig invloed kunnen uitoefenen.
  • Gemeente stelt dat aan alle regels is voldaan.
  • Gemeenteraad voelt zich gepasseerd.
  • Bewoners worden boos op gemeente.

Dan zijn er twee mogelijke uitkomsten.

  1. Het project wordt niet uitgevoerd: verduurzaming energievoorziening komt geen stap verder; projectontwikkelaar blijft zitten met hoge aanloopkosten.
  2. Het project wordt wel uitgevoerd: de projectontwikkelaar verdient mooi; de bewoners blijven boos.

Deze verhaallijn moet een andere ontknoping kunnen krijgen. Het zou bizar zijn als dit proces tientallen keren herhaald gaat worden in heel Fryslân.

Meent – oud begrip, nieuwe invulling

Laat ik een aanzet voor een oplossing geven. Dan grijp ik terug op een oud begrip: de ‘meent’, de gemeenschappelijke weide waar vroeger de hele dorpsgemeenschap gebruik van mocht maken. De meent, vergelijkbaar met het Friese mienskar, het hart van het dorp, lijkt niet toevalligerwijs op het woord ‘gemeente’, het heeft dezelfde oorsprong.

Ik stel voor dat gemeenten – om hoofd te bieden aan grote opgaven voor lokale duurzame stroomopwekking, ‘energiemeenten’ in het leven roepen, gronden die gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke energieproductie.

Ik stel voor dat gemeenten ‘energiemeenten’ in het leven roepen, gronden die gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke energieproductie.

Om dat proces te begeleiden, zou tijdelijk een persoon of instelling, een ‘meentmeester’, kunnen worden aangesteld. Zo kunnen groepen burgers en lokale bedrijven, al dan niet verenigd in een coöperatie, afspraken maken over de invulling van het park. Als dat nuttig is kan zo’n coöperatie als meentmeester blijven optreden.

En de projectontwikkelaars? Die komen direct aan bod zodra de wensen van de betrokkenen duidelijk zijn. Dit geeft lokale en maatschappelijk bewuste ondernemers een betere kans om mee te doen in deze projecten.

Het gaat dus om meer dan een ‘goede landschappelijke inpassing’. Daarmee denken veel overheden hun plicht te hebben voldaan. Dit gaat verder, dit gaat om inpassing in de mienskip; de democratische wijze waarop economisch, sociaal én landschappelijk de lusten en lasten worden verdeeld. Dat proces eindigt niet bij omwonenden, het begint er.

Haalt dit niet de snelheid uit het transitieproces? Ik denk van niet. De tijd die nodig is om burgers als groep te betrekken haal je in door minder kans op bezwaren en kostbare, lange beroepsprocedures. Dat geldt zeker bij grootschalige projecten. Daarnaast kunnen geslaagde ‘meent’-projecten andere gemeenschappen enthousiasmeren.

Zoals zoveel gemeenten heeft Heerenveen vergaande plannen voor grootschalig zon. Tegelijkertijd is een aantal enthousiaste burgerinitiatieven binnen de gemeentegrenzen actief. Het zou bijzonder zijn als de gemeenteraad lering trekt uit de serie berichten uit deze krant en vól inzet op ondersteuning van deze initiatieven om te komen tot gemeenschappelijk gedragen zonnestroomprojecten. Natuurlijk, een energiemeent tover je niet een-twee-drie uit een hoge hoed. Experimenteren, zoals de gemeente Súd-west Fryslân op dit moment in IJlst doet, is nodig om te zien wat werkt en wat niet. Dit is echter wel het moment om te beginnen.

Eén ding staat vast. Als wij openbare ruimte dertig jaar lang op slot zetten met een zonnepark, dan hebben de direct omwonenden, burgers én bedrijven, het recht daarover te beslissen en te beschikken. Laten we uitzoeken of een energiemeent daarvoor een oplossing biedt.

Windmolendiscussie bij zonnepark voorkomen

Mannenpraat over auto’s is veranderd merk ik in mijn omgeving. Het gaat niet meer over pk of over op de Duitse snelweg bereikte maxima, maar over extreem laag verbruik en de voordelen van elektrisch rijden. Laatst hoorde ik een jongen zeggen dat een bepaalde dure sportauto ‘bijna net zo snel optrekt als een Tesla’. Duurzaamheid als norm voor een twaalfjarige auto-enthousiast.

Maar lang niet alles wat met energie heeft te maken weet emotie op te wekken. Er is er niets sexy aan een rol glaswol. Niemand loopt warm voor een beter geïsoleerde kruipruimte.

Jammer. Want hoe overtuigen we zonder taal en emotie onszelf van inzichten die eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn. Want, of we het willen of niet, we moeten verduurzaming omarmen. Het komt onherroepelijk dichterbij.

Dat vraagt zuiver moeten formuleren, goed luisteren. En na afloop van een discussie met z’n allen een besluit durven nemen. Het windmolendebat vorig jaar, is een voorbeeld hoe het niet moet. Hoog opgelopen emoties creëerden negatieve energie. Zo negatief, dat Friese politici niet meer durfden te argumenteren. Dat provinciale en lokale bestuurders besluiten voor zich uit schoven en daardoor de regie volledig kwijt raakten aan Den Haag. Laten we daar van leren.

Op veel plekken in Fryslân zoeken projectontwikkelaars nu plekken om zonneparken te bouwen. Soms op daken van grote loodsen, maar meer en meer ook op hectares grond. Dit verandert de ruimtelijke kwaliteit en, in de beleving van sommige omwonenden, zeker niet altijd ten goede.

Waar gemeenten ruimte geven aan dergelijke parken, lijkt het mij logisch dat omwonenden collectief betrokken worden. En niet, op het laatste moment, individueel in een rommelig inspraakmoment op een regenachtige maandagavond. Dat moet direct, vanaf de aanvraag van de vergunning. Het moet onderdeel zijn van het proces zodat er niet alleen sprake is van inpassing in het landschap maar ook de gemeenschap. Dat moet vast beleid zijn van Friese gemeenten.

We kunnen het ons niet veroorloven dat Fryslân weer op slot gaat voor duurzame projecten.

Er zijn voorbeelden voor succesvolle integratie van zonneparken in de omgeving. Maar in Fryslân is dat lastiger. In het open, weidse karakter van het Friese landschap is een schaamhaag groen onvoldoende om velden zonnepanelen aan het zicht te onttrekken. We moeten een (verdere) verrommeling van het Friese landschap, onder het mom van duurzaamheid, voorkomen. En verhoeden dat we achteraf niet quasi-verbaasd constateren dat dit ook weer niet de bedoeling was, om vervolgens een verbod op zonneparken af te roepen.

We kunnen het ons niet veroorloven dat Fryslân weer op slot gaat voor duurzame projecten. Zo’n verbod is niet alleen jammer voor een dorpen die bijvoorbeeld graag een dorpsmolen willen. Het is ook fnuikend het voor het halen van doelstellingen van duurzame energie.

Laten we de emotie vooraf hebben. Laten we energie steken in goede discussies en in het beter maken van plannen, in plaats van achteraf – begrijpelijkerwijs met veel emotie – tegen windmolens of zonneparken aanschoppen.

Ik pleit ervoor dat er geen zonnepark in Fryslân komt zonder inpassing in landschap én gemeenschap. Er moet een vinkje staan bij de mogelijkheid van lokale participatie, de opgewekte elektriciteit moet richting lokale bevolking en bedrijven kunnen stromen, handtekeningen van projectontwikkelaar en burgers staan naast elkaar onder de schetsen voor de inpassing.

Het is eigenlijk heel simpel. Als het moet, dan doen we het samen.

SDE+ lokaal – geef subsidie aan betere plannen

[Column lezen zoals die in de krant verscheen? Klik hier voor pdf]

UPDATE: Lees brief van lokale initiatieven: Kies voor lokale duurzaamheid met draagvlak

Om ervoor te zorgen dat er meer duurzame energie wordt opgewekt heeft de overheid een regeling: SDE+. SDE staat voor Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie.

Het is een logisch systeem. De overheid zet jaarlijks een enorme pot met geld klaar – dit jaar 3,5 miljard euro – en geeft die aan de goedkoopste vormen van duurzame energie.

Ieder bedrijf met een goed onderbouwd plan kan een aanvraag indienen en vijftien jaar lang subsidie krijgen voor iedere opgewekte eenheid energie. De goedkope vormen komen eerst aan bod, de duurste projecten kunnen achter het net vissen.

Helaas is die massale subsidiepot dit jaar direct leeggetrokken – bijna alles is al vergeven aan windmolens en biomassa. Zonnestroom, vorig jaar met 1,8 miljard euro de grootste vorm van energie opwek, komt dit jaar niet in het stuk voor.

Zo’n twintig – misschien zelfs wel meer – collectieven in Fryslân met plannen voor gezamenlijke opwek van zonnestroom, zijn daarvan de dupe. Dat is driedubbel zonde. Er komt publiek geld in handen van een klein groepje, vaak buitenlandse, bedrijven. Verder verschijnen er tegen de zin van omwonenden her en der windmolenparken. En nog bizarder, Nederland krijgt hierdoor zelfs een deel vervuilende energie voor terug.

Dat laatste zit zo. Er is ooit – na harde lobby van traditionele energiebedrijven – afgesproken dat kolencentrales subsidie voor duurzame stroom kunnen krijgen als ze biomassa bijstoken. Biomassa klinkt reuze vriendelijk en goed voor het milieu maar de realiteit is vaak minder poëtisch zijn.

In de Verenigde Staten en in Canada worden bossen gekapt, verpulverd en in kleine brokjes in vervuilende schepen naar Nederland versleept om daar tussen de kolen verbrand te worden in centrales. Veel mensen vragen zich af waarom – zeker na het afschaffen van de kolenbelasting – nu zelfs subsidie gegeven wordt aan kolencentrales. Dat wilden we toch niet?

Als ik de keuze had zou ik niet, zoals deze overheid, een miljoen geven aan kolencentrales. Ik zou aan lokale initiatieven 1,1 miljoen geven en kolencentrales een kolenbelasting van honderdduizend euro opleggen. Die bossen in Amerika en Canada mogen van mij rustig doorgroeien en daar CO2 uit de lucht halen.

Waarom niet – naast de gewone SDE+-regeling – een speciale regeling voor lokale coöperaties?

Gelukkig is er hoop aan de horizon. Tweede Kamerlid namens het CDA, Agnes Mulder, is al een tijd bezig meer ruimte te creëren voor lokale energiecoöperaties. Juist ook op het gebied van subsidieregelingen, want dat is hard nodig. Waarom niet naast de gewone SDE+-regeling een speciale regeling voor lokale coöperaties?

Op veel plekken in Fryslân zijn burgers druk bezig in hun eigen omgeving collectieve zonnepanelenprojecten te op te zetten. Dat kost veel tijd en energie – bij de besluitvorming maar ook bij participatie, bij financiering en bij eerlijke verdeling van de lusten en de lasten. Maar uiteindelijk worden dat dus betere, democratischer plannen. En betere plannen verdienen een eerlijker financieringsvorm dan de SDE+-loterij.

Opwekking van energie moet niet alleen technisch duurzaam gebeuren maar ook in harmonie zijn met de omgeving: democratisch besloten, met lokale bedrijven ontwikkeld, in eigendom van de gemeenschap.

Dat is duurzame energie. Dát willen we subsidiëren.

P2H – Stroom moet je niet weggooien

Collega-columnist Frans Debets had drie weken een belangrijk punt bij de kop. Als er veel zonnestroom geproduceerd wordt dan daalt de groothandelsprijs van elektriciteit sterk, soms tot onder nul. Het lijkt raar – gratis stoom of zelfs geld toe – maar dat is de werkelijkheid. Elektriciteit kunnen we niet op grote schaal opslaan en toch moeten elk moment van de dag vraag en aanbod in balans zijn. Bij een steeds groter aandeel zonnestroom kan op zonnige dagen het aanbod de vraag overstijgen.

Als je dan mede-eigenaar bent van het zonnepanelenpark dan kan het op zo’n moment voordeliger zijn om de stroom weg te laten lopen in de grond dan om te moeten betalen om het aan het net te kunnen leveren. Nu ben ik niet zo van het weggooien – en zeker niet van duurzaam opgewekte stroom – dus leg ik hier graag een ander voorstel naast.

We kennen allemaal het elektrische kacheltje dat snel behaaglijke warmte geeft maar waarvan iedereen ook door heeft dat dat behoorlijk duur is. Een onverwarmde logeerkamer kan snel even van de ergste kou ontdaan worden, maar voor permanent gebruik is elektrisch verwarmen te duur. Het gebruik van zo’n handig kacheltje is dus een kwestie van prijs.

Wat nou als de prijs van elektriciteit zo laag is – of zelfs negatief – dat het goedkoper is om, in plaats van gas, stroom te gebruiken voor verwarming; middels elektrische verwarming, een warmtepomp of innovatieve infra-rood verwarming. Dan winnen we dubbel: we krijgen goedkope warmte en we houden het gas in de Groningse grond. Je zou kunnen zeggen: het niet gebruiken van gas is eigenlijk een prima vorm van opslag.

Technisch is het geen probleem: elektrisch verwarmen is veilig en installatie is vaak goedkoop. Voor één huishouden zou het misschien niet zo veel uitmaken maar voor de voedselindustrie zou het bijvoorbeeld een uitkomst zijn. Hang in de grote kookketel een elektrisch verwarmingselement erbij en bepaal aan de hand van de prijs of je stroom of gas gebruikt voor het verwarmen. Net zo goed als je in de keuken voor het zetten van thee kan kiezen tussen een elektrische waterkoker of een fluitketel op het gas, maar dan op grote schaal. In vakkringen spreekt men van Power-to-Heat of P2H in de onvermijdelijke techno-newspeak van vandaag de dag.

Stel dat het dorp in het voorbeeld van collega Debets naast een zonneweide ook een collectief contract had voor slimme stroomafname en dat iedereen in het dorp beschikte over een extra boilertje dat automatisch wordt aangezet bij elektriciteitsoverschot. Zou deze zogenaamde Contracted Collective Demand Response helpen? Ik denk van wel en ik sta daar niet alleen in. Ook de mensen van het ministerie van Economische Zaken willen graag dat kleine gemeenschappen slimme technieken bedenken en proberen; EZ ondersteunt dat zelfs met een speciale regeling.

Stoplicht_Dearsum

Het elektriciteit-‘stoplicht’ van Dearsum. Een monumentje van Collective Demand Response avant la lettre.

Fryslân heeft op dat gebied een naam terug te winnen. In de jaren tachtig had het dorp Dearsum zelf de energievoorziening ter hand genomen. Om onbalans te voorkomen was er een bijzondere oplossing bedacht: midden in het dorp stond het ‘stoplicht’. Nog steeds zichtbaar vanaf de weg tussen Sneek en Leeuwarden, gaf het baken aan wanneer het dorp meer of minder produceerde dan het verbruikte. Stond het sein op ‘groen’ dan was het prima in balans. Was het ‘rood’ dan werd iedereen verzocht de wasmachine later aan te zetten. Hoe simpel ook, het was een innovatie die tot ver over de landsgrenzen aandacht trok.

Ik zou er een lans voor willen breken dat er opnieuw een dorp of wijk in Fryslân collectief deze uitdaging aan zou willen gaan. Met elkaar ervaren hoe we op een nieuwe, slimme manier met onze energie omgaan.

 

PS (2 mei 2015)

Op moment van publicatie (1 mei 2015) kwam Tesla met een innovatie (Powerwall) op de proppen. En zo ontstaat er in Duitsland een bijzondere samenwerking waar zelfs de boulevardkranten over schrijven: LightBlick (groene leverancier met meer dan miljoen klanten) zal in combinatie met Tesla haar virtuele net (“LichtBlick vernetzt Batterien im Schwarm“) verder uitbouwen.

Welke ondernemende geest opent hier in Nederland de weg in coöperatief verband?

 

49 procent

Eén getal hoor ik te weinig terug in de discussies rond windenergie in Fryslân. 49 procent.

Het is allang besloten: het Windpark Fryslân gaat door. Zoals in 2008 gepland komt er een grote zwerm windmolens in het Friese deel van het IJsselmeer. Het maakt ook niet meer uit of burgers verhitte discussies over de noodzaak voeren, of lokale politici stellen dat het toch langs de Afsluitdijk kan. Het gaat gewoon door. Dit is wat minister Kamp wil. En als minister Kamp het wil, dan gaat het zóals minister Kamp het wil.

Er is nog één los eindje waar nog wel iets mee kan. 49 Procent is het aandeel in het windpark Fryslân dat de provincie door de ontwikkelaar van het windpark een tijd geleden is aangeboden (PDF). Een aanbod dat Fryslân – bij mijn weten – nog steeds niet geaccepteerd heeft en langzaamaan uit het zicht verdwijnt.

Windpark Fryslân komt er op een voor gewone burgers ondoorgrondelijke wijze. De plannen voor het windpark Fryslân zijn al jaren geleden beoordeeld door het Rijk. Dat gebeurt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling. Verkocht onder de noemer “stroomlijnen van het besluitvormingsproces” en “tijdswinst” is die regeling in het leven geroepen om de burger het recht te ontnemen te veel en te vaak een spaak in het bestuurlijke wiel te steken. De rijksoverheid walst met deze regeling dwars over lokale weerstand heen om zaken geregeld te krijgen. Provincie moet meewerken, gemeenten ook.

We krijgen dit windpark dus. Daarbij, we betalen er voor. Alle burgers betalen via de energierekening een groot deel van de subsidie voor windenergie. Ook díe mensen die totaal geen Fries windpark willen – om wat voor reden dan ook.

Het is duidelijk dat de lasten er zeker zullen zijn – de overlast voor sommigen en de kosten voor ons allemaal. Het lijkt mij daarom niet anders dan logisch dat de inwoners van Fryslân mogen meeprofiteren van de lusten. De opbrengst van 49% eigendom in het windpark kan namelijk prima gebruikt worden voor eventuele schadeloosstellingen en voor het stimuleren van lokale duurzame opwek. Bedenk dat de opbrengsten groot kunnen zijn: ten tijde van het aanbod werd gerekend op een opbrengst van in totaal tegen de 200 miljoen euro. Dit is een enorme som voor Fryslân. Het erge is: hoe langer men draalt, des te lager wordt dat bedrag.

Wat kunnen Friese politici nog doen? Natuurlijk willen zij graag namens hun burgers iets in de melk te brokkelen hebben. Echter meer dan wat lobbyen bij de verantwoordelijke minister in Den Haag zit er niet in. Alle bevoegdheden liggen bij coördinerend minister Kamp – en zoals zo vaak is deze minister bruusk en voortvarend te werk gegaan.
Wat politici beter kunnen doen is in gesprek gaan met Windpark Fryslân en onderhandelen over 49% eigendom. Dan ziet Fryslân nog iets anders terug dan alleen molens voor de kust.

Het kan niet zo zijn dat Friese politici en bestuurders in elke discussie over windenergie niet eerlijk zijn over wat zij wél kunnen bereiken: er ligt een aanbod van zo’n 700 euro per Fries gezin. Dat is een bedrag waar Friezen wellicht niet om gevraagd hebben maar dat ze zeker goed zouden kunnen gebruiken.

Er is alleen wel moed voor nodig om op te staan en publiekelijk ‘ja’ te zeggen tegen 49 procent.

Gas zit in de tang – de onbedoelde effecten van duurzame energie

[geschreven in zomer 2012] De situatie van de elektriciteitsmarkt in Duitsland is bijzonder te noemen. Allereerst is de hoeveelheid zonne- en windenergie inmiddels zo groot dat deze het leeuwendeel van de peakload verzorgen. Dat zorgt ervoor dat gasgestookte centrales minder vaak draaien – zij verzorgen voor een deel deze peakload. Daarbij komt dat de prijs van kolen wereldwijd naar beneden is gegaan door vraag vermindering (o.a. doordat in de V.S. goedkoop schaliegas in plaats van kolen wordt ingezet) zodat gascentrales niet kunnen concurreren met kolencentrales. Duitse plannen voor gasgestookte centrales worden op dit moment in de koelkast gezet, zo melden ons de energie bazen, zoals Chef Bruinkool Peter Terium (RWE):

Terium betonte unterdessen erneut, dass sich neue Gaskraftwerke für den Konzern derzeit nicht lohnten. Grund dafür ist, dass die einst lukrative Nachfragespitze um die Mittagszeit – früher eine Domäne von Gaskraftwerken – den fossilen Generatoren heutzutage vom ebenfalls reichlich anfallenden Solarstrom streitig gemacht wird. „Unter den jetzigen Marktbedingungen würden wir derzeit keine Entscheidung für ein neues Gaskraftwerk mehr treffen“, sagte Terium und wiederholte damit frühere Aussagen von RWE.

Terium legt de schuld natuurlijk bij die arme zonnepanelen die er niets aan kunnen doen dat zij in de dure uren het meeste stroom produceren.

De gas ‘squeeze’

In een plaatje is goed te zien hoezeer gas tussen wal (kolen) en hardvarend schip (zon) in komt.

De grafiek (wederom van Fraunhofer) geeft de hoeveelheid gasgestookte elektriciteit aan in week 21 van dit jaar in Duitsland. Het oranje lijntje – ingeklemd tussen waterkracht (blauw) en steenkool (zwart) – is gas. Vroeger liep die lijn met een mooie bult omhoog op elke dag. Ongeveer de bult die nu door zonnestroom (geel) wordt opgewekt. Die bult van gas is niet niet naar beneden gegaan want bruin- en steenkoolcentrales draaien (goedkoper) door.

Het lijkt erop dat gasgestookte centrales de markt uit gesqueezed worden.

Dat was dus niet de bedoeling

Nu was de gedachte dat bij de noodzakelijke afbouw van fossiele brandstof-centrales (met name bruinkool en steenkool) en de opeens versnelde uitfasering van kernenergie een grote rol voor moderne, efficiënte gasgestookte centrales voor basislast zou zijn weggelegd. Niet dus. Niet als het aan RWE ligt.

Gelukkig kunnen we dit ook positief bekijken.

Niet iedereen keert zich af van gas overigens – in de ‘kommunale’ energiewereld gaat men gewoon door. Zo wordt er een ‘weltmeisterkraftwerk‘ gebouwd door Stadtwerke Düsseldorf. Ook Trianel is bezig met een eigen gascentrale.

Maar het echt positieve nieuws is dit: voor het eerst in het bestaan van RWE wordt er door het bedrijf geïnvesteerd in zonnepanelen. Nog vóór het einde van het jaar moet zo’n slordige 1000 MW de daken van RWE gebouwen worden opgetild. [UPDATE: even voor het perspectief: In Nederland is in 2011 tussen de 20 en 50 MW (hangt ervan af wie je gelooft; ik neem ruime marges…) aan PV-installaties in het netwerk gehangen.]

Dat is de wereld op z’n kop: RWE (sinds 1906 leidend in bruinkoolproductie) investeert in zonnepanelen omdat die zo goed renderen!