Deze regering is te duur

(eerder verschenen in Friesch Dagblad. Klik hier voor versie zoals deze in de krant verscheen)

Energiebedrijven verdienen op dit moment heel veel geld en consumenten betalen de hoofdprijs voor stroom en gas. Dat is oneerlijk. Bedrijven gebruiken middelen die van ons allemaal zijn, olie  en gas in de grond, zon en wind in overvloed en publiek gefinancierde infrastructuur. Daarbij krijgen die bedrijven niet zelden subsidies of vrijstellingen om dat mogelijk te maken. De prijzen die handelaren elkaar in rekening brengen – de groothandelsprijzen – zijn voor levering voor volgend jaar op dit moment vertienvoudigd. Dat voelen consumenten – met een vertraging – zwaar in hun portemonnee.

Die energiebedrijven zien zich niet altijd gesteld voor enorme kostprijsstijgingen van hun product. Wie zelf een windmolen, zonnepark, gasput of oliebron heeft, ziet de opbrengsten veel harder stijgen dan de kosten. Deze bedrijven gaan rustig achteroverzitten en zetten de telmachine aan.

Regeringen van de ons omringende landen, zelfs de conservatieve regering van het Verenigd Koninkrijk, hebben meteen maatregelen genomen om deze winsten kunnen te beteugelen. Want bedrijven hoeven nauwelijks moeite te doen, de ‘windfall profits’ vallen hen gewoon in de schoot. Maar in Nederland kijkt de regering niet naar de mogelijkheid en buigt zich in bochten om de winsten van de buitenlandse energiebedrijven onaangetast te houden. De mantra ‘de markt stelt de prijs’ is de toverspreuk. Wij burgers moeten ons voegen.

Natuurlijk, de regering heeft een lange lijst van maatregelen tegen het licht gehouden om te zien hoe de komende tijd de pijn voor burgers verzacht kan worden. Maar ja, dat zijn maatregelen die zitten in de verlaging van belastingen en heffingen. Kortom, die sigaar uit eigen doos betalen we zelf.

Ook overheden krijgen het lastig. Veel gemeenten en provincies – ook de Friese – hadden de afgelopen jaren contracten afgesloten met de Nederlandse dochter van Gazprom, het enorme Russische energiebedrijf dat sinds de inval van Oekraïne in ongenade is gevallen. In plaats van dat de Nederlandse regering bij dat bedrijf de touwtjes in handen neemt – Duitsland loopt daarin voorop en andere Europese landen volgen – werden de overheden opgedragen de goedkope gascontracten op te zeggen en nieuwe spijkerdure contracten af te sluiten. Gasmarkt specialisten geven aan dat waarschijnlijk geen molecuul Russisch gas minder geëxporteerd wordt maar betalen we er nu wel meer voor. Dat zijn miljoenen extra kosten die uiteindelijk de burgers en bedrijven in Fryslân voor de kiezen krijgen.

Kortom, de bijziende kippendrift van dit kabinet om stelselmatig de kant te kiezen van grootbedrijf en buitenlandse aandeelhouder en niet die van burger en algemeen belang, zorgt ervoor dat wij een barre winter tegemoet gaan. Zelfs als het niet gaat vriezen.

Ik denk dat de tijd is gekomen om het contract met deze regering op te zeggen. We kunnen het ons niet meer veroorloven; deze regering is simpelweg te duur voor Friese burgers.

De markt valt door de mand

[Column eerder verschenen in Fries Dagblad 3 april 2020. Link voor PDF]

Midden in een pandemie is het lastig te zien of, wanneer en hoe we onze levens weer kunnen oppakken.

Er zullen veranderingen zijn en dat zullen geen kleine zijn. Er verschijnen lege stoelen aan tafels bij familieleden, vrienden, collega’s, buren. Werkplekken blijken ontruimd te zijn, winkels voor altijd gesloten, vertrouwde adressen verdwenen. In deze tijden valt het persoonlijke leed op een bizarre manier samen met medische statistiek in grafieken en economische doemscenario’s op wereldschaal die kranten en tv ons onafgebroken voorschotelen.

Al was het maar om de moed er in te houden, vind ik het belangrijk om na te denken hoe de wereld er uit zou kunnen zien na deze plaag. Het rare is dat eigenlijk veel op z’n plaats valt. De lijstjes met cruciale beroepen en vitale processen waren snel ministerieel vastgesteld. Wie belangrijk is en wat minder nuttig in onze maatschappij. Dan zien we direct waar de schoen wringt. ‘De markt’ geeft geen snars voor het belang van zorg, hulpdiensten, educatie en de voedselketen. Achtereenvolgende kabinetten, bijziend sturend op marktwerking, hebben de afgelopen decennia deze sectoren nooit gewaardeerd. Ministers buitelen nu met loftuitingen over elkaar heen. Het ziet er schrijnend uit.

Wat zo mogelijk nog meer pijn doet aan de oren zijn de reacties van bedrijven wier economisch belang sterk onder druk staat in de klimaatcrisis. Ja, die crisis blijft bestaan. Nog voordat de impact van het virus echt gevoeld werd stond de directeur van KLM als eerste te bedelen bij het kabinet voor staatsteun, terwijl hij hetzelfde weekend de ontslagbrief voor 2000 werknemers ondertekende. Het befaamde ‘blauwe hart’ blijkt slechts nog voor aandeelhouders en banken te kloppen. Dividend en de afbetaling van de gehuurde vliegtuigen blijken belangrijker dan de eigen mensen. Dat schept wel helderheid; dit denken, dergelijk gedrag hebben we straks, post-corona, niet meer nodig.

Nog voordat de impact van het virus echt gevoeld werd stond de directeur van KLM als eerste te bedelen bij het kabinet voor staatsteun, terwijl hij hetzelfde weekend de ontslagbrief voor 2000 werknemers ondertekende.

Onze economie zal trouwens toch lokaler moeten zijn en gebaseerd op lokale behoeften. Onze veelgeprezen handel- en transportsector blijkt de achilleshiel van onze economie te zijn. Onverkoopbare bloemen stapelen zich op in het Westland en in de steden sluiten verlaten winkelketens waar de uitgestalde Chinese troep opeens geen enkel doel dient. Het blijkt nu dat wij in Nederland veel belangrijke producten niet meer zelf maken en van andere veel te veel. Dat is lastig als plots de grenzen sluiten.

Als we onze economie weten te herstarten, laat dat een andere zijn dan voorheen. Laten we dan niet vergeten dat we nu weten wie voor de maatschappij van waarde is. Laten we dan afspreken dat wij een scherm bouwen rond werknemers. Dat we trots zijn op MKB en ZZP’ers ruimhartig steunen. En laten we ook afspreken dat we de grote bedrijven goed tegen het licht houden als ze onze steun vragen.

We weten nu wie wij nodig hebben voor een duurzame toekomst. Daarop kunnen we straks bouwen.

Goed idee? Uitstekend idee!

[Eerder verschenen als column in Friesch Dagblad op 5 oktober 2018 PDF hier]

Is het een goed idee, dat de Friese overheden zonneparken zelf gaan ontwikkelen en beheren? Waarnemend burgemeester Van Klaveren van Ameland vindt van wel. Hij heeft er ook een prima reden voor: waarom zou Fryslân met lede ogen toezien dat grote sommen geld in de vorm van energiesubsidies verdwijnen in de zakken van veelal buitenlandse ontwikkelaars?

De burgemeester wil dat de provincie het voortouw neemt om samen met gemeenten te komen tot een provinciaal exploitatiebedrijf voor zonneparken. Daarmee hebben die gemeenten meer zeggenschap over hun omgeving en kunnen ze speculatie voorkomen – het direct doorverkopen aan buitenlandse investeerder, zoals nu wel gebeurt. Geld, kennis en werkgelegenheid blijft zo in Fryslân.

Een goed idee, wat zeg ik, een uitstekend idee. Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Er is veel bereikt, de afgelopen jaren. Groepen burgers in alle windstreken van Fryslân hebben zich georganiseerd in lokale coöperaties en samen met coöperaties in Groningen en Drenthe hebben zij zelfs een eigen energiebedrijf opgericht, EnergieVanOns. Op veel plekken is men bezig met kleine en grote projecten rond zonnepanelen. Het keurmerk MienskipsEnergie certificeert de stroom die wordt opgewekt door deze coöperaties. Maatschappelijk verantwoorde ondernemingen in Fryslân kunnen nu zeker zijn dat zij lokale duurzame stroom kopen in plaats van ‘sjoemelstroom’. Stroom leveren van collectief zonnepark tot afnemer, het is in Fryslân georganiseerd.

Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Waar (buitenlandse) ontwikkelaars zich weinig tot niets gelegen laten liggen aan de omgeving, werken lokale coöperaties juist vanuit die gemeenschap. De acceptatie én participatie van duurzame energieprojecten – zelfs de grotere – is van meet af aan ingebakken. Meer en meer gemeenteraden herkennen deze MienskipsEnergie-projecten als zeer wenselijk en funderen hun beleid rond duurzaamheid en planologie op deze waarden en processen.

Niet dat dat makkelijk is. Het is een groep vrijwilligers die jarenlang aan keukeltafels vergadert, in dorpshuizen plannen presenteert, ingewikkelde subsidies aanvraagt. Vaak lopen zij tegen hobbels op, hobbels die overheden hebben opgeworpen of niet snel genoeg slechten. Dat is zonde want die vrijwilligers doen dit niet voor het eigen gewin maar om hun omgeving duurzamer te maken op een manier die rechtvaardig & sociaal is en daarnaast milieu & landschap zo weinig mogelijk aantast. En geld en werkgelegenheid binnen de grenzen houdt, precies zoals Van Klaveren wil.

Ameland heeft het eigenlijk makkelijk; op het eiland bestaat al jaren een grote, zeer actieve coöperatie die samen met de gemeente eigenaar is van een groot zonnepark. Een voorbeeld dat op een aantal plekken in Fryslân navolging heeft gekregen maar elders verzandt in gemeentelijk onbegrip.

Burgemeester Van Klaveren zou die kennis én zijn jarenlange bestuurlijke ervaring kunnen inzetten om andere bestuurders een Fryslân-breed model van samenwerking tussen burgers en gemeente voor te houden.

Dan wordt zijn prima idee nog sneller werkelijkheid.

Afromen

Voor minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat is het glashelder hoe wij met z’n allen van het Gronings gas af gaan en tegelijkertijd het klimaat redden. Ondernemende, innovatieve ondernemingen zullen hun kans grijpen en de bedrijven en burgers van Nederland voorzien van schone, duurzame energie. Er worden grote sommen geld klaar gezet voor bewezen schone technieken (zoals zon- en windenergie) en in adembenemend tempo worden middelen beschikbaar gesteld voor pilots en innovaties. Het snelle dalen van de kostprijs bij wind-op-zee is hét voorbeeld hoe de overheid, met een enorme publieke investering, innovatie kan bewerkstelligen die een publiek belang – goedkope, duurzame stroom – dichterbij brengt.

Begrijp me goed, ik heb helemaal niets tegen innovatieve, ondernemende bedrijven, die hebben we nu met de klimaatopgave keihard nodig. Maar het model waarin deze bedrijven werken leidt niet automatisch tot een maatschappelijk interessante oplossing.

Om een voorbeeld te noemen. Op dit moment wordt gekeken naar diepe geothermie. Dat is een techniek waarmee op grote diepte – denk aan enkele kilometers onder de grond – warmte aan de aarde wordt onttrokken. De kern van de aarde is loeiheet en elke kilometer naar de kern wordt het zo’n dertig graden warmer. Door een diepe bron te maken kan je die warmte bovengronds prima benutten, bijvoorbeeld om dat als warm water via een warmtenet naar woningen en bedrijven te leiden. Genoeg voor een behaaglijk huis en een hete douche.

Stel dat het veilig kan – hoe kan diepe geothermie de energietransitie het beste helpen? Een overheid zou kijken naar alle plekken tegelijk waar diepe geothermie wenselijk is en dan zoveel mogelijk bewoners en bedrijven daar op willen aansluiten. De kosten worden zo over veel gebruikers verdeeld en omdat de overheid op het project geen winst hoeft te maken kunnen minder interessanten bronnen worden aangeboord en net even verder weg gelegen dorpen worden aangesloten. Prima voor de werkgelegenheid.

Uiteindelijk moet een overheid dan de onrendabele witte vlekken voor haar rekening nemen. Tegen hoge kosten.

Een bedrijf kijkt op een andere manier; het rendement op de investering is dan leidend. Alleen díe bronnen die daadwerkelijk ruim bijdragen aan de winst worden uitgevoerd. Het dorpje dat net even verder ligt, wordt niet aangesloten.

Iets vergelijkbaars is op veel plekken in Nederland gebeurd met kabel en glasvezel. Marktpartijen pakten alleen de kernen waar zij het meeste winst mee konden maken. Uiteindelijk moet een overheid dan de onrendabele witte vlekken voor haar rekening nemen. Tegen hoge kosten.

Zo is het zoet van de room voor een aantal bedrijven en blijft de inmiddels sterk verzuurde ondermelk over voor de burgers. Het met subsidie laten afromen van projecten met een groot maatschappelijk belang is een fout die we ons niet meer kunnen permitteren.

Weg met de BV Nederland!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 17 mei 2018. Hier is de PDF te vinden]

Op dit moment wordt in Nederland onderhandeld over het Klimaatakkoord. Met als doel handen en voeten te geven aan de internationale afspraak om de opwarming van de aarde binnen twee graden of minder te houden. De usual suspects, het nationale circus van alsmaar doorpolderende vertegenwoordigers van bedrijven, instellingen en milieugroeperingen zijn aan een aantal tafels gezet om te kwartetten onder leiding van een aantal oud-politici.

Het klinkt ongetwijfeld cynisch maar ik denk dat deze werkwijze niet de oplossing is. Met alle respect voor de deelnemers die ongetwijfeld hun best doen om oplossingen aan te dragen die verlaging van CO2-uitstoot dichterbij brengen én de achterban tevreden houden, ontbreekt in het hele proces het uitgangspunt van het gemeenschappelijke, van het algemeen belang.

Ik meen dat de som van alle, zorgvuldig tegen elkaar uitgespeelde individuele belangen – hoe ingewikkeld ook verpakt – uiteindelijk niet de formule is om te komen tot een gemeenschappelijk belang. Zeker niet één dat zo veelomvattend is als de klimaatopgave.

Het Klimaatakkoord is geoutsourcete politiek – het niet-durven-nemen van beslissingen. Juist op het moment dat de maatschappij om richting en sturing schreeuwt. En de beginselen die aan een klimaatakkoord ten grondslag zouden moeten liggen, zijn degene die in het DNA van partijen als het CDA en PvdA zou moeten zitten: rechtvaardigheid, rentmeesterschap en solidariteit in internationale context. Maar ik hoor ze niet.

Het Klimaatakkoord is geoutsourcete politiek – het niet-durven-nemen van beslissingen.

Voorbeeld. De transportsector neemt wereldwijd maar liefst 26% van de uitstoot van CO2 voor haar rekening en dit groeit aandeel nog steeds, zeker in ‘transportland’ Nederland. Dat kan niet doorgaan. Het hele idee van het over grote afstanden vervoeren van personen en spullen moet dringend op de schop. Een appel die 20.000 kilometer verderop geplukt is, een feestje vieren in Las Vegas, het hele jaar door rozen uit Afrika. Het is logistiek fantastisch knap maar het kan niet meer.

Dat zouden politici moeten zeggen. Natuurlijk dienen er dan afspraken gemaakt te worden om mensen aan andere banen te helpen en bedrijven zich te laten aanpassen. Maar dat leggen we in de handen van politici, die kunnen daar middelen voor beschikbaar stellen.

Door het direct bij de spelers in het economisch verkeer te plaatsen worden er geen beginselen vastgelegd, worden er geen leidraden gesponnen maar zijn de spelers in een interactief proces bezig met het doorrekenen van de eigen verlies- en winstrekening. Het Klimaatakkoord is zo de definitie van marktdenken en daar zit juist de fout. We moeten snel af van de gedachte dat de ‘BV Nederland’ ons wel uit het ravijn trekt. Deze ‘BV’, met een aantal multinationale ondernemingen voorop, heeft ons er juist in gereden.

Wij, burgers en bedrijven, maken deel uit van een ondernemende gemeenschap. In de vorm van een coöperatie, de ‘Coöperatie Nederland’. En wij willen daadkrachtige coöperatieve bestuurders die beslissingen durven nemen.

In het algemeen belang.

Gemeenschappelijk Klimaat Beleid

[Column verschenen op 20 april 2018 in Friesch Dagblad onder de titel ‘Zonnepanelen als een wisselteelgewas’. PDF hier]

“De boeren zijn weliswaar juridisch eigenaar van de grond, maar het landschap is van ons allemaal.”

Berno Strootman windt er in interviews geen doekjes om. Hij maakt zich – in zijn functie van Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving – zorgen om ons landschap. En terecht, denk ik.

Projectontwikkelaars van zonneparken hoppen op dit moment als sprinkhanen door onze provincie, grote sommen subsidie opstrijkend en daaruit landeigenaren een vergoeding gevend. Omwonenden en bedrijven blijven achter met grote industriële installaties die decennia de beleving van het landschap veranderen. Door deze subsidie-gedreven werkwijze, die al jaren vanuit Economische Zaken wordt gepropageerd, wordt de regie over de toekomst van ons landschap is handen gelegd van een handjevol partijen die nauwelijks een zier om het cultuur- of natuurlandschap geven.

Terwijl regie van groot belang is; ook op andere vlakken. Onlangs luidde de netbeheerder in Groningen de noodklok. Zonder enige vorm van overleg of vooropgezet plan worden lukraak aansluitingen in het buitengebied aangevraagd voor enorme zonneparken. Dat kán gewoonweg niet zo maar op elke plek. Deze aanpassingen moet de netbeheerder goed voorbereiden, dat kost tijd en daar zijn soms aanzienlijke – maatschappelijk betaalde! – investeringen voor nodig.

Terug naar de Rijksadviseur: “In mijn ogen is het landschap van ons, en wij stellen het ter beschikking aan boeren om voedsel te produceren en ons landschap te beheren. Daar horen natuurlijk ook vergoedingen bij. Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) zie ik als een deal tussen boeren en maatschappij: de samenleving betaalt de boeren voor het leveren van maatschappelijk gewenste diensten en kwaliteiten.”

Wellicht dat het zin heeft langs de zelfde lijnen te denken als we het hebben over de energievoorziening. En, waarom ook niet, zouden wij kunnen denken aan het Gemeenschappelijk Landbouw & Energie Beleid, of misschien meteen maar een Gemeenschappelijk Klimaat Beleid: de maatschappij stelt – onder voorwaarden – boeren en landeigenaren vergoedingen in het vooruitzicht in het leveren van producten, diensten, groene stroom, klimaatoplossingen en landschappelijke kwaliteiten.

De miljarden subsidie voor de landbouw én de miljarden voor duurzame energie kunnen zo slimmer ingezet worden dan nu het geval is.

Want als wij het hebben over de klimaatopgave dan eindigt het beslag op de beschikbare ruimte niet bij een rijtje windturbines of een paar pondemaat zonnepanelen. Agrarische vraagstukken zoals veenweide-problematiek, uitstoot, biodiversiteit en de algehele CO2-afdruk van de landbouw liggen op dit moment op de beleidstafels. Daar komen vast slimme oplossingen uit voort maar die moeten wel betaalbaar zijn.

Wellicht dat het beter is deze subsidies beide te koppelen aan eisen die wij kunnen stellen aan de hoeders van ons landschap. Boeren zijn zo vrijer om slimme combinaties te maken die nu onderzocht worden. Hoe kan je landbouw én duurzame energie-oplossingen tegelijkertijd laten plaatsvinden? Heeft het zin om verplaatsbare zonnepanelen als wisselteelt’gewas’ in te zetten? Kunnen we gemarginaliseerde veenweidegronden voorzien van zonnepanelen terwijl het Wetterskip het waterpeil verhoogt? Zijn halfschaduwgewassen in permacultuur gebaat bij een rij zonnepanelen?

Samen met verantwoordelijke en maatschappelijk gedreven beheerders kunnen wij toekomstbestendige afspraken maken. Over klimaat én landschap.

Rentmeesters aller landen

[Deze column verscheen op vrijdag 23 februari 2018 in het Friesch Dagblad. Hier als PDF.]

Er is een onzichtbare aanslag gaande op het Friese landschap. Een soort van ‘land grabbing’ op regionale schaal. Deze week stond in het andere ‘FD’, het Financieele Dagblad, dat buitenlandse investeerders een groot deel van de subsidie voor grote zonneparken opsnoepen. Als één van de weidste en dunbevolkte provincies lijkt Fryslân in dergelijke gevallen een zeer interessant zoekgebied. Dat blijkt ook: op dit moment worden op ongekende schaal plannen bij gemeenten en provincie ingediend.

Veel van deze plannen – tot honderd hectare [NB. boven de 50 MW is de Rijksoverheid het bevoegd gezag] – hebben door hun schaalgrootte een duidelijke impact op het landschap. Op een paar bijzondere locaties na, zal de acceptatie door de omgeving niet automatisch gaan. En dan druk ik mij voorzichtig uit. De ervaring van afgelopen jaren leert: er zal onrust zijn, ergernis over slechte communicatie of zelfs regelrechte boosheid van omwonenden.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Het lastige is dat niemand, op een paar ambtenaren Ruimtelijke Ordening na, weet heeft van die plannen. Bedrijven en burgers zijn zich niet bewust of en wat er speelt in de eigen omgeving.

“Het delen van informatie is een sleutelfactor voor het succesvol betrekken van de omgeving en het bouwen aan vertrouwen.” schreef toenmalig minister Kamp de Tweede Kamer twee jaar geleden. Hij stelde dat bij grote projecten moet worden gewerkt “in de geest van de Omgevingswet”. De wet is nog niet klaar maar werpt zijn schaduw vooruit. Het is juist de bedoeling met de omgeving sámen een plan te maken, met de beleidsdoelen voor ogen. En niet met een buidel geld voor ogen.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Waarschijnlijk hebben de buitenlandse projectontwikkelaars deze brief niet gelezen. En anders laten zij zich er weinig aan gelegen liggen. Waarom zouden ze ook? Er is subsidie en er zijn grondbezitters die hun gronden wel willen verpachten. Het informeren van de omgeving? Laat de overheid dat maar opknappen.

Zolang subsidie voor grote zonneparken zonder acceptatietoets rondgestrooid worden, is de grondeigenaar spil in dit Grote-Geld-circus.

Natuurlijk, een agrarische ondernemer die het water nu aan de lippen staat, kan niemand euvel duiden dat hij zwicht voor een goed aanbod voor zijn land. Boeren kunnen zo een vorkje meeprikken in het feestmaal van de miljardensubsidies.

Maar voor veel andere grondbezitters zou het algemeen belang, en niet de snelle winst, moeten leiden. Dat overheden land verpachten zodat bedrijven geld kunnen verdienen met een dikke rijkssubsidie, stuit mij tegen de borst. Zolang een gemeente niet zélf de energie voor haar eigen verbruik heeft veiliggesteld en de eigen dorpen en wijken niet éérst in gelegenheid heeft gesteld collectief de energievoorziening te organiseren, geeft het geen pas goede gronden voor 15 tot 30 jaar ‘weg’ te geven aan – veelal buitenlandse – bedrijven.

Voor mij zou elke organisatie met een publieke of maatschappelijke taak – ik denk dan zeker ook aan beheerders van kerkelijke grondbezit – zich niet zonder meer met deze ‘land grab’-praktijken moeten inlaten.

Wij moeten er op kunnen vertrouwen dat instellingen zich als betrokken rentmeesters opstellen. Dat de lokale opgave voor voedsel, natuur en duurzame energie wordt omarmd en niet wordt gefrustreerd in ruil voor wat penningen.

Laat het gebruik van gronden voor de energievoorziening onze gemeenschappen niet splijten maar juist verbinden.

Klimaatrechtspraak

Deze week was het weer raak. Wederom gaf een rechter het huidige regeringsbeleid rond klimaat en energie een oorveeg. Dit keer was het de Raad van State die keihard uithaalde naar de voorgenomen gaswinning. Twee jaar geleden gebeurde dat ook maar nu werd het belang van de leveringszekerheid, waarmee het vorige kabinet voortdurend schermde, niet meer klakkeloos boven de veiligheid van de inwoners van Groningen gesteld.

In niet mis te verstane bewoordingen (‘gebrekkig gemotiveerd’) vernietigt de Raad de winningsplannen. De kersverse minister Wiebes kan aan de bak. Aan hem de taak om het verdwenen vertrouwen van Groningse bevolking en bestuurders terug te winnen en hen veiligheid te garanderen.

De Raad van State staat niet bekend als een clubje activistische juristen die meedraaien met elk modieus-duurzaam windje. Sterker nog, dit is het oudste bestuursorgaan ter wereld en één van de belangrijkste adviesorganen van de regering. De Raad van State gaat niet over één nacht ijs; het wikt en weegt in de wetenschap dat er in Nederland geen hogere instantie is om een besluit te toetsen.

Dat de rechter een streep zet door kabinetsbeleid is inmiddels symptomatisch. Waar een rechter elke keer een afweging maakt vóór de veiligheid en de toekomst van burgers, kiezen achtereenvolgende kabinetten toch telkens vóór de economie en het snelle gewin.

In Nederland werd dat voor het eerst zichtbaar in 2015, met de inmiddels wereldberoemde Urgenda-uitspraak. Die uitspraak verplichtte de rijksoverheid om de uitstoot van broeikasgassen versneld terug te dringen.

Klimaatrechtspraak noemt men dat fenomeen waarin burgers, soms geflankeerd door gemeenten en klimaatorganisaties, de door hen zelf gekozen en boven hen gestelde regering moeten terugfluiten omdat internationale afspraken met voeten worden getreden, de veiligheid van burgers niet voldoende wordt gegarandeerd en het milieu niet langer wordt beschermd.

Dat dit gebeurt in landen met een lange geschiedenis van corruptie en korte ervaring met rechtstaat & democratie, verbaast ons minder. Dat wij hier in Nederland om moeten vechten voelt onwerkelijk.

Het afkalvend vertrouwen in het politieke systeem verdwijnt hierdoor nog sneller. Als we ‘Den Haag’ niet kunnen vertrouwen om in naam van alle Nederlanders de veiligheid van Groningers te garanderen, dan kunnen alle kabinetspartijen – ook de zojuist aangetreden – zich opmaken voor een hobbelige rit. Dan wordt elk beleidsvoornemen met argusogen bekeken; dan is elk besluit bij voorbaat verdacht. Dan kunnen we er niet op vertrouwen dat dit kabinet de juiste antwoorden heeft op de grote vragen die op onze samenleving afkomen, zoals de klimaatopgave.

Dat de rijksoverheid zich – met louter economische motieven – beweegt langs en óver de grenzen van onze rechtsstaat is ronduit weerzinwekkend. We mogen in onze handen knijpen dat we onafhankelijke rechters hebben die het fundament van de rechtstatelijkheid blijven bewaken.

Rechtvaardige duurzaamheid

(deze column verscheen eerder in Friesch Dagblad, vrijdag 20 oktober 2017. Hier als pdf)

 

Het aantredend kabinet zal stappen zetten om de klimaatopgave voortvarend aan te pakken en de verduurzaming van de samenleving te versnellen. Met verse maatregelen, doorgeschoven ministers en zelfs een nieuwe naam: ministerie van Economie en Klimaat. Jammer dat economie nog steeds op één staat maar goed, beter iets dan niets.

Veel van de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen, gingen uit van financiële prikkels. En die stroom geld is steeds meer van de burgers richting bedrijven gegaan. Miljarden subsidie voor de biomassa in kolencentrales, miljarden aan fiscale vrijstellingen voor dure hybride leasebakken die zich verzamelen aan de voet van glimmende kantoorgebouwen. De opslagen die burgers via hun energienota’s betalen, zien we deels als winsten terugkeren op de balans van de zon- en windontwikkelaars.

Nu twee partijen van christelijken huize zitting nemen in dit kabinet, hoop ik dat ook een ander geluid dan het gerinkel van geld te horen zal zijn. Namelijk de roep om rechtvaardigheid in beslissingen over verduurzaming. Die stem verstomde meer en meer de afgelopen twee decennia, zeker onder minister Kamp. De belangrijke vraag is of CDA en ChristenUnie gaan meebrullen in het koor van de twee andere partijen (VVD en D66) die alle hoop vestigen op ‘de markt’. Of dat zij de rug rechten en een pleidooi houden voor rechtvaardige duurzaamheid.

Als we niet oppassen zal de klimaatopgave, als die wordt aangepakt volgens de wetmatigheden van de markt, langs oude breekpunten de samenleving splijten.

De klimaatopgave is groot en moet in rap tempo worden uitgevoerd. Maar we kunnen als samenleving niet hebben dat een klein groepje grote bouwbedrijven door slimme trucs met grote winsten wegloopt. We kunnen ook niet hebben dat het rijkere deel van de bevolking geholpen door forse subsidies hun huizen verduurzamen terwijl de minder gefortuneerden niet die financiële armslag hebben en daardoor naast de subsidiepot grijpen.

Rechtvaardigheid gaat verder dan een weegschaal waar men de lusten en de lasten tegen elkaar afweegt en in euro’s afrekent. Het gaat om gelijke kansen, het delen van kennis en taken, om niet-afgedwongen solidariteit, een eerlijk loon voor laaggeschoolde arbeid, waardering voor vrijwilligers, respect voor bestuurders.

En die rechtvaardigheid moet niet alleen gelden in ons land. De gevolgen van klimaatverandering worden steeds schrijnender in grote delen van de wereld, waar men minder welvarend is dan in Nederland.

Als we niet oppassen zal de klimaatopgave, als die wordt aangepakt volgens de wetmatigheden van de markt, langs oude breekpunten de samenleving splijten.

Een rechtvaardig ondernomen aanpak kan juist burgers, bedrijven en overheden verbinden. Laat dat onze opdracht zijn, laten we daarvoor dit kabinet op de huid zitten.

Een Deltaplan, maar dan groot

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 22 september 2017)

Na de watersnoodramp van 1953 werd duidelijk dat alleen op grote schaal de veiligheid en comfort van bewoners van Zeeland en Zuid-Holland konden worden zeker gesteld. Het Deltaplan was daarmee geboren.

De overheid legde zichzelf middels de Deltawet op een nog nooit vertoonde infrastructuur van ongekende schaal te organiseren. Gekkenwerk, zou je zeggen, Het was niet volledig duidelijk wat er precies moest gebeuren, hoe het moest, of het kon en hoeveel het uiteindelijk zou kosten. Bij elk ander project zou je zeggen: ,,Niet aan beginnen”.

De kosten die de overheid maakte voor de Deltawerken waren enorm, zeker voor die tijd. Er werd ruwweg uitgegaan van een bedrag tussen de 700 en 900 miljoen in hedendaagse euro’s. De kosten liepen in 30 jaar voortdurend op tot zes maal zo veel als begroot. Dat was in die tijd bijna 1000 euro per huishouden meer.

Toch hebben achtereenvolgende kabinetten doorgezet en uiteindelijk was het voor Nederland goed. Niet alleen houden de Zeeuwen droge voeten, waterbouwkunde en watermanagement werden sterke exportproducten. Nederlandse bedrijven trekken hiermee over de hele wereld. Succesvolle innovaties die bij aanvang niet voorzien waren trekken nog jaarlijks buitenlandse bezoekers op zoek naar antwoorden op prangende vragen over de strijd tussen water en land. Ik weet niet of het is uitgezocht – of überhaupt kan worden uitgezocht – maar het zou mij niet verbazen als de Deltawerken voor de overheidsfinanciën een uitstekende investering waren.

De ontwikkeling is niet gestopt met het slim afsluiten van de Oosterschelde. Die techniek en kennis stelt ons in staat om de gevolgen van klimaatverandering – een stijgende zeespiegel en veranderende neerslagpatronen – met enig vertrouwen tegemoet te treden. En dat voor een land dat, zonder die dijken en dammen, grotendeels weg zou spoelen.

Met het oog op de financiering van de kosten door klimaatverandering moeten we de lessen van de Deltawerken naar het heden, naar onze toekomst trekken.

We moeten de lessen van de Deltawerken naar het heden, naar onze toekomst trekken

Het recente voorbeeld van de snel dalende kosten van grootschalige windprojecten op zee is duidelijk. Áls de overheid in het groot organiseert, kan het bedrijfsleven daar op inspelen en daarmee de samenleving voor hogere kosten behoeden.

Laten we er geen doekjes omheen winden. De klimaatopgave is vele malen groter en ingewikkelder dan het Deltaplan. Er zijn enorme investeringen nodig om onze energievoorziening, onze landbouw, onze procesindustrie, onze vervoersbehoefte – eigenlijk elke economische activiteit – klimaatbestendig te maken.

Van de nood maken we zo een deugd, van een grote opgave maken we veel banen.

Op dit moment kijkt de overheid naar burgers en bedrijven om hen zelf die investeringen te laten doen. Bedrijfsprocessen moeten duurzaam, elk huis moet energieneutraal, wie het kan betalen zou elektrisch moeten rijden. Maar al deze individuele investeringsbeslissingen leiden niet snel tot innovaties, zorgen niet automatisch voor schaalgrootte, leiden vaak niet tot slimme oplossingen.

Een overheid kan als enige de risico’s nemen die nodig zijn om schaalgrootte te organiseren, innovatie en samenwerking af te dwingen. En laten we er dan voor zorgen dat dit Deltaplan ons allen aan het werk zet én houdt. Dat onze kinderen met klimaatlandbouwkunde en klimaatmanagement hun geld kunnen verdienen. Van de nood maken we zo een deugd, van een grote opgave maken we veel banen.

Laten we hopen dat ons volgend kabinet dit als geen ander begrijpt.