Warmte zonder gas

Hoe verwarmen al die Europese landen die geen Groninger gas hebben hun huizen? Al die landen die geen gasbel hebben die ze door Shell laten leeghalen en voor weinig verkopen aan burgers en bedrijven. In landen met een vergelijkbaar klimaat en demografie zoals Denemarken moet het in huis vast altijd koud zijn.

Dat valt wel mee. Het gasbelloze van kolen en stookolie afhankelijke Denemarken moest met een andere oplossing komen voor de verwarming van de huizen. En die vonden ze.

Tijdens de oliecrises in de jaren zeventig, werd in Denemarken het roer omgegooid. Met een aantal simpele regels werd de basis gelegd voor de overgang naar een duurzame warmtevoorziening.

Zo werd het bij wet verboden om winst te maken met energiesystemen, zoals de levering van warmte in een woning. Met zo’n regeling blijkt dat een coöperatieve vorm altijd goedkoper warmte levert dan overheid (nutsbedrijven) of markt (bedrijven met private investeerders). Meer dan 60 procent van de Deense huishoudens zijn aangesloten op een coöperatief warmtenet. Het grootste deel daarvan is inmiddels duurzaam. De gebruikers van het warmtenet zijn tevens de eigenaren.

Bij wet is ook vastgelegd dat overstappen naar collectieve warmte voor een huishouden geen gedoe mag zijn of duurder. In Denemarken heeft die collectieve aanpak gezorgd voor een voor consumenten heel simpel aanbod: volledige ontzorging, goedkope leningen voor de investeringen van de coöperatie en haar leden  en de zekerheid dat de kosten laag zijn.

Waarom lukt zoiets niet in Nederland?

Daar is een simpele verklaring voor. Gemak van gas-in-elk-huis heeft ons het zicht op collectieve oplossingen weggenomen. Huishoudens beginnen de individuele noodzaak te voelen om vaarwel te zeggen tegen fossiele brandstoffen maar zien tegelijkertijd niet een makkelijke of goedkope oplossing.

Terwijl, als je samenwerkt, de kosten lager worden en ‘het gedoe’ minder – dat is een simpele economische wetmatigheid.

Ironisch genoeg is een goed voorbeeld daarbij … gas. In de jaren zestig werd binnen een decennium een complete infrastructuur voor aardgas collectief aangelegd, dorp na dorp, wijk na wijk. Daardoor waren de kosten per huishouding laag. Niet alleen in de steden, ook in het buitengebied. Dat laatste: niet onbelangrijk in Fryslân.

Hoe kunnen we dit Deense model laten werken in Fryslân? Ik heb een paar stappen die ons de goede weg op moeten helpen.

Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Allereerst kunnen gemeenten beter stoppen met het communiceren via allerhande ‘loketten’ om burgers met incidentele subsidies op te roepen zelf ingewikkelde toeren uit te halen om hun huizen ‘van het gas af te halen’. Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Zorg daarbij zo snel mogelijk voor een gemeentelijk energieplan. Daarin is onder andere vastgelegd onder welke voorwaarden groepen burgers en bedrijven zelf, collectief, infrastructuur kunnen aanleggen en beheren. Laten we die infrastructuur niet aan de markt, aan private bedrijven weggeven. Dat werkte niet in Denemarken, dus laten wij daar van leren.

Maak daarbij de weg vrij voor warmtecoöperaties. Zorg voor ondersteuning, duidelijke spelregels en langjarige perspectieven. Géén subsidies voor de happy-few maar goedkope leningen voor iedereen. Laat die coöperaties met de beste Friese bedrijven oplossingen bedenken en uitvoeren. Werk genoeg de komende jaren.

 Warmte zonder gas. Het kan eerlijk, duurzaam én goedkoop. Vraag maar aan de Denen.

Heimwee naar Nixon

Het klimaatverdrag van Parijs is in relatieve sneltreinvaart, binnen een jaar, geratificeerd, vorige week op 4 november. Niet door het Nederlandse kabinet en kamer overigens – die zitten middenin de jaarlijkse Zwarte Piet discussie – maar wel door serieuze landen als Albanië, Ivoorkust en Tuvalu, om er maar een paar te noemen. Ook grote vervuilers als China, Brazilië en de Verenigde Staten hebben het verdrag geratificeerd. Met Trump nu in het Witte Huis is het maar de vraag of het verdrag vanuit die hoek het zelfde gewicht krijgt als we een week geleden nog dachten, maar de vaart zit er in en de geest is uit de fles.

De gevolgen van het verdrag zijn nog niet duidelijk; ook Nederland zal plannen moeten maken om de uitstoot van broeikasgassen enorm terug te brengen.

En dan moeten we ons toch weer zorgen maken. Want dit verdrag verhoudt zich slecht tot waar de Nederlandse politiek zich dezer weken mee bezig houdt. Om te beginnen botst ‘Parijs’ met andere verdragen. Op dit moment zijn een aantal verdragen zoals CETA (tussen de EU en Canada) en TTIP (tussen de EU en de VS) onderwerp van discussie of onderhandeling. De doelstelling van deze handelsverdragen is groei in handelsvolume. Dat betekent dus nog meer spullen in zwaar vervuilende schepen over de Atlantische Oceaan; dat staat echter haaks op de opgave van Parijs om die vervuiling aan te pakken. We zullen mínder in plaats van méér moeten produceren en we zullen méér dichtbij moeten gebruiken in plaats naar verre oorden te verslepen. Dat is geen isolationisme of anti-globalistisch sentiment, dat is zinvolle, wenselijke klimaat-politiek. In een vreemde omweg zou overigens juist President Trump hier een grote rol in kunnen spelen; hij heeft aangegeven deze handelsverdragen niet te ondertekenen.

Terug naar Nederland. Dat het kabinet werkelijk geen enkel besef tentoonspreidt waar het Nederland naar toe moet leiden, blijft pijnlijk duidelijk. Juist na Parijs zijn op het gebied van energie maatregelen genomen die diametraal ten opzichte van Parijs liggen. Allereerst is er door minister Kamp vorige week voor meer dan 2 miljard euro subsidie opzij gelegd voor kolencentrales om daarin Amerikaans hout – ook weer met vervuilende schepen vervoerd – te verstoken. Door eerst bakken met geld te geven aan buitenlandse kolenboeren vangen helaas prachtige, lokale projecten van (Friese) zonnestroom-initiatieven bot bij het subsidieloket.

vvd_tweet_vroemvoemDit jaar werd de maximumsnelheid op nog meer autowegen verhoogd en minister minister Schultz aast op nog meer – ze ziet het 130-kilometerbord als haar belangrijkste nalatenschap. De landelijke VVD twitterde daarop blij met de hashtag “#vroemvroem”, alsof het Nederlandse volk kleuters zijn. Ieder kind weet dat 130 kilometer per uur slecht is voor het milieu – je stoot per kilometer meer CO2 uit – en voor de veiligheid – drie maal zo veel dodelijke ongelukken op 130-wegen, zo bleek uit onderzoek.

 

In 1974 werd in de Verenigde Staten met een federale wet de maximumsnelheid teruggebracht naar 55 mijl per uur. Let wel: vijfenvijftig mijl per uur is nog geen 90 km/u! Decennia later kunnen staten zelf bepalen hoe hard er gereden wordt en is die maximumsnelheid op veel plekken verhoogd, maar nog steeds staat het getal ’55’ – nogmaals: dat is maar 88,5 km/u! – voor hoe hard een automobilist hoort te rijden. Die wet werd niet ondertekend door een ultra-linkse milieu-activist op sandalen maar door de Republikeinse president Nixon met het doel om brandstofbesparing op grote schaal mogelijk te maken. Iets van die geest zouden wij in het Nederlandse kabinet nu kunnen gebruiken.

Wie had kunnen denken dat wij in november 2016 nog zouden terugverlangen naar Nixon.

De jij-bak van Rutte

Als minister-president Rutte in Parijs het podium betreedt, moet hij zich voelen als een jongen die naar voren wordt geroepen om uit te leggen waarom hij het slechtste CO2-rapport van heel Europa heeft.
Zijn gratuite oproep op dat internationale podium, dat bedrijven, consumenten, steden en maatschappelijke organisaties meer moeten doen, leek vooral een jij-bak. Want deze groepen zijn op hun eigen terrein vaak beter bezig dan de Nederlandse overheid.
Maar goed, de koorts rond de klimaatconferentie heeft in november uiteindelijk toch de Nederlandse politiek bereikt. Vlak voordat de conferentie begon, heeft de Tweede Kamer iets van zich laten horen. Het begon met wat oprispinkjes en een paar nuttige, maar door partijpolitiek kansloze, voorstellen.
De Kamer met klimaatkoorts sprak plotseling ferm dat kolencentrales moesten worden gesloten. Vier jaar nadat toenmalig minister Verhagen er alles aan deed om de vergunningen rond te krijgen. En een maand nadat huidig minister Kamp aangaf dat de centrales de komende jaren veel biomassa moeten gaan bijstoken.
In dezelfde week werd bekend dat afgelopen jaar het kolenverbruik voor de elektriciteitsproductie met 27 procent was gestegen. Een nieuw ‘hoogtepunt’.
Maar ‘Parijs’ lonkt en opeens heeft de Tweede Kamer getallen in het vizier. Reductiedoelstellingen, door de rechter in een baanbrekend vonnis aangescherpt, liggen er. De CO2 uitstoot moet in 2020 met minimaal 25 procent zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. Aan deze getallen liggen geen wetmatigheden of zorgvuldige berekeningen aan ten grondslag. De jaartallen zijn deelbaar door 10 en de procenten door 5. Makkelijk wensdenken.
Zulke doelstellingen worden later weer net zo makkelijk een decennium verder weggelegd en tegelijkertijd met een paar procentpunten verhoogd om toch iets van daadkracht te laten zien. Zoals een gokverslaafde de inzet verdubbelt om het verlies goed te maken en zichzelf nogmaals wijsmaakt dat het de volgende ronde wel gaat lukken.

Dit landelijk gedraai kan niet meer serieus genoemd worden. Kabinet, Tweede Kamer, Rutte: neem een voorbeeld aan de gemeenten, aan bedrijven, aan burgers en maatschappelijke organisaties. Een middelgrote gemeente in Nederland heeft vaak beter beleid op het gebied van duurzame ontwikkeling. En ze hebben vaak ook de bevlogen bestuurders die dat beleid handen en voeten geven. Een groot aantal bedrijven maakt vorderingen op het gebied van energiebesparing en verduurzaming van processen. Burgers leggen geld bijeen om te investeren in zonnepanelen of een dorpsmolen. Dat laatste overigens niet in Fryslân.
Wat ontbreekt is een goed perspectief vanuit Den Haag. Een perspectief waarmee we jaren, decennia mee vooruit kunnen. Waar bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties zich achter kunnen scharen. Waar lange termijn investeringen met een gerust hart op gedaan kunnen worden.

Zal er een Haags politicus opstaan die zich opwerpt als leider in deze omslag?

Dat is géén wensdenken. Dat is een vacature.

Wrangschikking

Altijd weer goed voor wat reuring in het energiewereldje: een ranglijst.

Ook dit jaar heeft de Consumentenbond de herkomst van elektriciteit onderzocht. De publicatie (pdf) was dit keer een samenwerking met Greenpeace, Hivos, Natuur &Milieu, Wereld Natuur Fonds en WISE. Niet de minsten.

DUURZAAMHEID_STROOMLEVERANCIERS_DEF_(2)Alle in Nederland actieve energiebedrijven zijn langs de meetlat gelegd en krijgen een rapportcijfer. Van een schamele 3 voor reus RWE/Essent tot een 10 voor een drietal kleintjes.

Nederland loopt in vergelijking met andere Europese landen achterop bij de omschakeling naar hernieuwbare energiebronnen en in het terugdringen van schadelijke broeikasgassen. En niet zo’n klein beetje ook. Zolang er kolencentrales op volle toeren blijven draaien (want goedkoop) moeten we alert zijn waar energiebedrijven mee bezig zijn.

Vele energiebedrijven waren onaangenaam verrast door de waardering. Zeker de grote die nog steeds geconfronteerd worden met lasten uit het verleden. Bedrijven als Eneco proberen met grote wind- en zonneparken zichzelf duurzamer te maken, maar blijven getalsmatig ver achter bij hippe nichebedrijfjes.

Heeft het überhaupt zin al deze bedrijven op één rij te zetten? Het blijft appels met peren vergelijken. De een stelt het klimaat voorop en vindt kernenergie een serieus alternatief om op grote schaal de broodnodige CO2-reductie te versnellen. De ander gruwt bij de gedachte alleen. Eerder genoemde WISE bijvoorbeeld, één van de opstellers van het rapport, is mordicus tegen elke vorm van atoomstroom. Die wordt dan ook zonder omhalen bij de minst duurzame vormen van technieken geschaard. Voor Drentse bewoners die geconfronteerd worden met plannen voor enorme windmolens in hun directe omgeving lijkt de fraaie 10 van projectontwikkelaar Raedthuys/Pure Energie waarschijnlijk een bizarre vergissing.

Ook ons ‘eigen’ coöperatief energiebedrijf Noordelijk Lokaal Duurzaam kreeg een veeg uit de pan. Hoewel het in 2014 begonnen bedrijf met wind- en zonne-energie slechts de meest duurzame stroom – in mijn ogen tenminste – levert, kreeg het een onvoldoende en het predicaat ‘volger’. Met de coöperatie op Ameland in de gelederen, initiatiefnemer en mede-eigenaar van het grootste zonnepark van Nederland, zou je toch denken dat hier sprake is van een koploper en zeker niet van een slaafse volger.

Wat totaal niet klopt is dat alle producten, alle bedrijven op één hoop zijn gesmeten en dat er daarna een zeer discutabele rangschikking is aangebracht die als het voornaamste nieuws naar buiten wordt gebracht. En ja, getuige persberichten, ingezonden brieven, briesende mails in mijn mailbox en openbare blijdschap op sociale media is de aandacht inderdaad volledig verlegd naar de rapportcijfertjes. Dat is zonde.

Jammer, want het onderzoek levert een grote hoeveelheid prima getallen en duidelijke grafieken op. Puik werk dat niet voldoende gewaardeerd kan worden. Daar waar transparantie totaal niet in het systeem zit ingebakken en grote energiebedrijven – ook een paar kleintjes overigens – geheimzinnig doen over hun bedrijfsactiviteiten, zijn onderzoeken als deze goud waard.

Alleen moeten consumenten zelf kiezen en niet de Consumentenbond cs.. Op basis van deze gegevens en goede achtergrondinformatie kunnen we zelf prima keuzes maken. Sterker nog, laten we het omdraaien: wij, gebruikers, geven aan wat wij voor mix van zon, wind of wat dan ook willen en het energiebedrijf probeert zo goed mogelijk daar gevolg aan te geven.

Het zal u inmiddels niet verbazen dat ik een dergelijke voorstel bij Noordelijk Lokaal Duurzaam heb liggen.

Zonde van het geld

Vorig jaar is in Fryslân zo’n 347 miljoen aan subsidie voor de productie van duurzame energie gegeven. Dat geld, uit de jaarlijkse Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+), ondersteunt de exploitatie van liefst 266 projecten. Fryslân scoort met 10% van het beschikbare budget meer dan het landelijk gemiddelde. Dat is een mooie opsteker: het kan de provincie weer een stapje duurzamer maken.

Wie een SDE+subsidie krijgt zit geramd. De overheid garandeert namelijk vijftien jaar een prijs voor de opbrengst. Veel van de Friese aanvragen betreffen zonnepanelen op daken, veelal door of namens agrarische ondernemers. Gegarandeerde opbrengst, vijftien jaar lang subsidie, hier droomt elke ondernemer van, zeker in tijden van snel dalende melkprijzen.

Maar een aanzienlijk deel van deze subsidiepot dreigt niet gebruikt te worden (zie onder andere rapport rekenkamer). Dat is, op alle mogelijke manieren, zonde.

Het is zonde omdat je met deze regeling met winst energie kunt opwekken. Je kunt er gewoon geld mee verdienen.

Bovendien kan met het geld de werkgelegenheid in Fryslân een boost krijgen. Denk aan installateurs, bouwbedrijven, maar ook adviseurs en fiscalisten.

Het is verder zonde omdat er elk jaar veelbelovende projecten achter het net vissen. De SDE+ werkt met een wie-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-methode waarbij weinig wordt gekeken naar financiële haalbaarheid en totaal niet naar lokaal draagvlak.

Dat is zonde omdat het geld bestemd is voor duurzame productie. Gebeurt er niets mee, dan komt het weer op de grote stapel geld van minister Kamp. En met deze minister is het dan de vraag of hij er alsnog een duurzame bestemming aan geeft.

Het is zonde omdat er voor dit jaar bijna geen geld beschikbaar is voor lokale productie van zonne-energie – de pot is helemaal leeg omdat er veel is aangevraagd voor wind en biomassa.

Het is helemaal zonde omdat Fryslân daarmee achter blijft, dat duurzaamheidsdoelstellingen niet gehaald worden.

Natuurlijk zijn er veel redenen waardoor projecten alsnog lastig te verwezenlijken lijken. Er zijn technische beperkingen, financiering blijkt wat lastiger, het ontbreek de ondernemer aan tijd om het project goed aan te pakken, algemene koudwatervrees, verwachte problemen met omwonenden; onbekendheid met wet- en regelgeving, verwachte aansluitingsperikelen etc..

Maar er kan vaak veel meer dan voor mogelijk wordt gehouden. Financiering hoeft geen probleem te zijn zo kent Fryslân langjarige, goedkope leningen. Projecten kunnen – binnen grenzen – worden aangepast. Samenwerking met lokale initiatieven kunnen terechte zorgen wegnemen. Technische kennis, fiscale adviezen, participatiemodellen – allemaal aanwezig. En ja, er zijn energiebedrijven die de stroom willen kopen.

Ik stel voor dat Michiel Schrier de nieuwe duurzame energie gedeputeerde, deze zaak naar zich toetrekt en een team formeert met enkele specialisten zoals mensen van lokale coöperaties, met de mannen achter het Fryske duurzame energiefonds FSFE, met installateurs en natuurlijk met vertegenwoordigers van boeren.

Met de juiste communicatie en coördinatie van de ondersteuning moet het mogelijk zijn dat geoormerkt geld uit Den Haag ook daadwerkelijk de provincie bereikt. Het gaat om miljoenen voor Fryslân, het gaat over duurzame energie. Redenen genoeg.

 

 

P2H – Stroom moet je niet weggooien

Collega-columnist Frans Debets had drie weken een belangrijk punt bij de kop. Als er veel zonnestroom geproduceerd wordt dan daalt de groothandelsprijs van elektriciteit sterk, soms tot onder nul. Het lijkt raar – gratis stoom of zelfs geld toe – maar dat is de werkelijkheid. Elektriciteit kunnen we niet op grote schaal opslaan en toch moeten elk moment van de dag vraag en aanbod in balans zijn. Bij een steeds groter aandeel zonnestroom kan op zonnige dagen het aanbod de vraag overstijgen.

Als je dan mede-eigenaar bent van het zonnepanelenpark dan kan het op zo’n moment voordeliger zijn om de stroom weg te laten lopen in de grond dan om te moeten betalen om het aan het net te kunnen leveren. Nu ben ik niet zo van het weggooien – en zeker niet van duurzaam opgewekte stroom – dus leg ik hier graag een ander voorstel naast.

We kennen allemaal het elektrische kacheltje dat snel behaaglijke warmte geeft maar waarvan iedereen ook door heeft dat dat behoorlijk duur is. Een onverwarmde logeerkamer kan snel even van de ergste kou ontdaan worden, maar voor permanent gebruik is elektrisch verwarmen te duur. Het gebruik van zo’n handig kacheltje is dus een kwestie van prijs.

Wat nou als de prijs van elektriciteit zo laag is – of zelfs negatief – dat het goedkoper is om, in plaats van gas, stroom te gebruiken voor verwarming; middels elektrische verwarming, een warmtepomp of innovatieve infra-rood verwarming. Dan winnen we dubbel: we krijgen goedkope warmte en we houden het gas in de Groningse grond. Je zou kunnen zeggen: het niet gebruiken van gas is eigenlijk een prima vorm van opslag.

Technisch is het geen probleem: elektrisch verwarmen is veilig en installatie is vaak goedkoop. Voor één huishouden zou het misschien niet zo veel uitmaken maar voor de voedselindustrie zou het bijvoorbeeld een uitkomst zijn. Hang in de grote kookketel een elektrisch verwarmingselement erbij en bepaal aan de hand van de prijs of je stroom of gas gebruikt voor het verwarmen. Net zo goed als je in de keuken voor het zetten van thee kan kiezen tussen een elektrische waterkoker of een fluitketel op het gas, maar dan op grote schaal. In vakkringen spreekt men van Power-to-Heat of P2H in de onvermijdelijke techno-newspeak van vandaag de dag.

Stel dat het dorp in het voorbeeld van collega Debets naast een zonneweide ook een collectief contract had voor slimme stroomafname en dat iedereen in het dorp beschikte over een extra boilertje dat automatisch wordt aangezet bij elektriciteitsoverschot. Zou deze zogenaamde Contracted Collective Demand Response helpen? Ik denk van wel en ik sta daar niet alleen in. Ook de mensen van het ministerie van Economische Zaken willen graag dat kleine gemeenschappen slimme technieken bedenken en proberen; EZ ondersteunt dat zelfs met een speciale regeling.

Stoplicht_Dearsum

Het elektriciteit-‘stoplicht’ van Dearsum. Een monumentje van Collective Demand Response avant la lettre.

Fryslân heeft op dat gebied een naam terug te winnen. In de jaren tachtig had het dorp Dearsum zelf de energievoorziening ter hand genomen. Om onbalans te voorkomen was er een bijzondere oplossing bedacht: midden in het dorp stond het ‘stoplicht’. Nog steeds zichtbaar vanaf de weg tussen Sneek en Leeuwarden, gaf het baken aan wanneer het dorp meer of minder produceerde dan het verbruikte. Stond het sein op ‘groen’ dan was het prima in balans. Was het ‘rood’ dan werd iedereen verzocht de wasmachine later aan te zetten. Hoe simpel ook, het was een innovatie die tot ver over de landsgrenzen aandacht trok.

Ik zou er een lans voor willen breken dat er opnieuw een dorp of wijk in Fryslân collectief deze uitdaging aan zou willen gaan. Met elkaar ervaren hoe we op een nieuwe, slimme manier met onze energie omgaan.

 

PS (2 mei 2015)

Op moment van publicatie (1 mei 2015) kwam Tesla met een innovatie (Powerwall) op de proppen. En zo ontstaat er in Duitsland een bijzondere samenwerking waar zelfs de boulevardkranten over schrijven: LightBlick (groene leverancier met meer dan miljoen klanten) zal in combinatie met Tesla haar virtuele net (“LichtBlick vernetzt Batterien im Schwarm“) verder uitbouwen.

Welke ondernemende geest opent hier in Nederland de weg in coöperatief verband?

 

49 procent

Eén getal hoor ik te weinig terug in de discussies rond windenergie in Fryslân. 49 procent.

Het is allang besloten: het Windpark Fryslân gaat door. Zoals in 2008 gepland komt er een grote zwerm windmolens in het Friese deel van het IJsselmeer. Het maakt ook niet meer uit of burgers verhitte discussies over de noodzaak voeren, of lokale politici stellen dat het toch langs de Afsluitdijk kan. Het gaat gewoon door. Dit is wat minister Kamp wil. En als minister Kamp het wil, dan gaat het zóals minister Kamp het wil.

Er is nog één los eindje waar nog wel iets mee kan. 49 Procent is het aandeel in het windpark Fryslân dat de provincie door de ontwikkelaar van het windpark een tijd geleden is aangeboden (PDF). Een aanbod dat Fryslân – bij mijn weten – nog steeds niet geaccepteerd heeft en langzaamaan uit het zicht verdwijnt.

Windpark Fryslân komt er op een voor gewone burgers ondoorgrondelijke wijze. De plannen voor het windpark Fryslân zijn al jaren geleden beoordeeld door het Rijk. Dat gebeurt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling. Verkocht onder de noemer “stroomlijnen van het besluitvormingsproces” en “tijdswinst” is die regeling in het leven geroepen om de burger het recht te ontnemen te veel en te vaak een spaak in het bestuurlijke wiel te steken. De rijksoverheid walst met deze regeling dwars over lokale weerstand heen om zaken geregeld te krijgen. Provincie moet meewerken, gemeenten ook.

We krijgen dit windpark dus. Daarbij, we betalen er voor. Alle burgers betalen via de energierekening een groot deel van de subsidie voor windenergie. Ook díe mensen die totaal geen Fries windpark willen – om wat voor reden dan ook.

Het is duidelijk dat de lasten er zeker zullen zijn – de overlast voor sommigen en de kosten voor ons allemaal. Het lijkt mij daarom niet anders dan logisch dat de inwoners van Fryslân mogen meeprofiteren van de lusten. De opbrengst van 49% eigendom in het windpark kan namelijk prima gebruikt worden voor eventuele schadeloosstellingen en voor het stimuleren van lokale duurzame opwek. Bedenk dat de opbrengsten groot kunnen zijn: ten tijde van het aanbod werd gerekend op een opbrengst van in totaal tegen de 200 miljoen euro. Dit is een enorme som voor Fryslân. Het erge is: hoe langer men draalt, des te lager wordt dat bedrag.

Wat kunnen Friese politici nog doen? Natuurlijk willen zij graag namens hun burgers iets in de melk te brokkelen hebben. Echter meer dan wat lobbyen bij de verantwoordelijke minister in Den Haag zit er niet in. Alle bevoegdheden liggen bij coördinerend minister Kamp – en zoals zo vaak is deze minister bruusk en voortvarend te werk gegaan.
Wat politici beter kunnen doen is in gesprek gaan met Windpark Fryslân en onderhandelen over 49% eigendom. Dan ziet Fryslân nog iets anders terug dan alleen molens voor de kust.

Het kan niet zo zijn dat Friese politici en bestuurders in elke discussie over windenergie niet eerlijk zijn over wat zij wél kunnen bereiken: er ligt een aanbod van zo’n 700 euro per Fries gezin. Dat is een bedrag waar Friezen wellicht niet om gevraagd hebben maar dat ze zeker goed zouden kunnen gebruiken.

Er is alleen wel moed voor nodig om op te staan en publiekelijk ‘ja’ te zeggen tegen 49 procent.

Goudmijn in de meterkast

Wie zou zich interesseren in dat wat zich afspeelt in een donkere kast vlak achter de voordeur? Nou, Google bijvoorbeeld. Zij zijn geïnteresseerd in energiedata en dat is niet zo vreemd als het lijkt.

Traditionele energieleveranciers willen u zoveel mogelijk energie verkopen. Dat moet eens per jaar betrouwbaar gemeten worden om u een kloppende jaarrekening te sturen, maar daarmee is de kous af. Of u nou probeert te besparen op uw stroomverbruik of het juist lekker warm stookt met de ramen open, het maakt hen niet uit. Als u de rekening maar betaalt.

Toch is kennis van het verbruik van huishoudens zeker van belang. Voor netbeheerders van gas en elektriciteit – die kunnen zien wanneer pieken optreden in het net, en voor de huishoudens zelf – kunnen ze zien of besparing zin heeft. Maar er zijn andere partijen die grif geld over hebben voor uw energiegegevens.

Marketingbedrijven die handelen in consumentenprofielen zouden graag uw meterkast induiken. Gecombineerd met de andere gegevens die zij van u hebben, kunnen ze u prachtige, maatgemaakte aanbiedingen doen. Dat gaat verder dan u denkt. Van alle gegevens die men over u verzamelt, zijn energiedata wel de hardste. Uw elektriciteit- en gasmeter liegen niet.

Op uw sociale profielen schrijft u dat u energiek, sportief en sociaal bent – marketing mensen met uw metergegevens weten wel beter: u slaapt een gat in de dag en ploft ’s avonds met een glas wijn voor de buis. U moet dan ook niet raar staan te kijken als er via Facebook aanbiedingen komen voor elektrische dekens en DVD-series en geen uitnodigingen voor avontuurlijke vakanties of sportkleding.

Het is in dit licht dat wij Google’s pogingen moeten zien om met de slimme thermostaat Nest (in Nederland o.a. via Essent verkrijgbaar) aan energiedata te komen. De thermostaat genereert continu gegevens die – net als zoekopdrachten bij google.com – bij elkaar een deel van uw (energie)profiel bepalen.

Energiedata zijn geld waard voor de Googles van deze wereld. Dat zou ook voor ú moeten gelden. In prijs bijvoorbeeld. Wanneer u elektriciteit verbruikt maakt iets uit: vandaag is de groothandelsprijs elektriciteit rond het middaguur 5 eurocent en die daalt in de nachtelijke uren naar 3 cent. Als u in de middag stroom opwekt met uw zonnepanelen en om 4 uur ’s nachts de afwas draait en de was droogt dan zou u daar toch voor beloond moeten worden. Een paar tientjes per jaar zou dat toch zeker uitmaken. En als de elektrische auto ’s nachts aan het stopcontact hangt, wel meer dan honderd euro.

Van de traditionele energiebedrijven hoeven we op dat front helaas niets te verwachten. In de tien jaar dat zij in de vrije markt aan consumenten energie leveren is er nog geen mogelijkheid gekomen – anders dan het al lang bestaande nachtstroomtarief – waarbij het in prijs uitmaakt wannéér je energie gebruikt. Met steeds meer lokale en duurzame elektriciteitsproductie (zonneparken, windmolens) wordt dat wel belangrijker.

Mijn stelling is dat energiedata eigendom zijn van de gebruiker en van niemand anders. Natuurlijk moeten deze gegevens volgens de wet regelmatig gedeeld worden met de netbeheerder, maar verder met niemand anders. U bepaalt zelf wel wanneer u kookt, slaapt, wast of werkt. Daar hoeft zonder uw toestemming verder niemand geld aan te verdienen. U bent de baas van uw eigen goudmijn.

Windmolens in Fryslân – als je ze niet wil, krijg je ze toch (maar verdien je er niets aan)

Column Friesch Dagblad – mei 2014
De discussie over windmolens in Fryslân is een nieuwe ronde ingegaan. Op tientallen plekken in Fryslân worden nu avonden belegd waarin burgers kennis kunnen maken met plannen voor nieuwe windmolens in hun omgeving. Plannen die bewoners behoorlijk kunnen overvallen en alleen al daarom tot ergernis kunnen leiden.

Het lastige is dat de uitkomst van deze discussie onder hoge druk staat. Er moet snel een provinciaal plan voor windmolenparken komen, anders klapt het rijk er overheen met een eigen plan. Dat terwijl juist een proces als dit zorgvuldigheid, tijd, bewonersbetrokkenheid, veel overleg en politieke moed vereist.

Toch, als dit proces niet loopt – er is veel weerstand, er is weinig belangstelling om tot goede afspraken te komen, burgers kunnen niet meebeslissen of participeren – wordt de uitkomst wellicht nog onwenselijker. Het bizarre feit is namelijk dat áls de burgers in Fryslân geen windmolens willen, ze deze tóch krijgen en, in plaats dat men er lokaal nog wat aan kan verdienen, zullen dan alle inwoners van Fryslân er meer voor moeten betalen.

De verplichting tot het plaatsen van windmolens die de provincie jaren geleden heeft afgesproken met de rijksoverheid moet linksom of rechtsom worden gehaald. Als de provincie Fryslân niet snel met een goed plan komt voor windmolenprojecten – om het vriendelijk te zeggen: dat hebben ze niet – bepaalt het rijk zelf waar het komt. Daar is een speciaal instrument voor, de Rijkscoördinatieregeling, en die sluit alle inspraak en beroepsmogelijkheden kort. Die molens komen dan in het Noordelijk deel van het IJsselmeer. Een groot park, daar kun je donder op zeggen. Het rijk gaat in dat geval geen afspraken maken met Friese bewoners of bedrijven maar gunt het project aan een handjevol bedrijven. Zo zullen een paar grote projectontwikkelaars en financiers nog een stuk rijker worden, krijgen lokale Friese bedrijven het nakijken bij de aanbesteding en, niet te vergeten, zal dat grote windmolenpark een paar honderd miljoen euro’s MEER aan gemeenschapsgeld kosten – windmolens in water krijgen meer subsidie dan die op land. Dus het is niet zo dat de burgers die denken geen last te hebben van deze molens opgelucht adem kunnen halen: deze IJsselmeer-oplossing is een stuk duurder; naar friese schaal uitgerekend zou dat tot duizend euro per gezin meer kosten. Er is dus eigenlijk iedereen veel aan gelegen dat – waar dat maar kan – omwonenden en lokale projectontwikkelaars tot afspraken kunnen komen.

Het kan ook anders: op verschillende plekken in Fryslân draaien dorpsmolens. Kleinschalig, met vaak ruime betrokkenheid van het dorp en, niet onbelangrijk, een inkomstenbron voor de lokale gemeenschap. Het is echter geen panacee, het kan domweg niet overal. En het is zeker niet makkelijk: het vereist politieke lef om dorpsmolens op de raadsagenda te zetten; het vereist doorzettingsvermogen om daar in je eigen dorp of wijk de schouders onder te willen zetten; het vereist ondernemerschap om het project van de grond te tillen. Maar mensen met lef, doorzettingsvermogen en ondernemerschap zijn er gelukkig.

In dit stuk mist u ongetwijfeld een lofzang op duurzame energie. Dat klopt. In mijn optiek is duurzaamheid geen doel maar een logische consequentie van ons eigen handelen. Immers als wij, in onze eigen regio, mogen bepalen op welke wijze wij energie willen opwekken en gebruiken, dan doen we dat met een goed oog voor mens en milieu; belonen wij hen die ons helpen en financieren op een eerlijke manier, en vergoeden wij hen die overlast hebben. Zeker bij windmolens.

Het doel en de middelen

(column Friesch Dagblad april 2014)
Energievoorziening in Nederland. Bijna iedereen is het wel eens over de elementen die voor de toekomst van Nederland belangrijk zijn: besparen door te isoleren, meer elektrisch rijden, minder CO2 opwekken, meer gebruik maken van hernieuwbare energie, zuinig met fossiele brandstoffen. Maar intussen moet Nederland wel blijven draaien – iedereen moet kunnen leven, werken, wonen. En met het comfort en vrijheid die we inmiddels gewend zijn.

Overheden hebben lange termijn doelen vastgelegd in verdragen, met jaartallen en in duidelijke, afgeronde percentages. Om dat mogelijk te maken is een stelsel gemaakt van verboden, stimulansen en uitzonderingsregeltjes, aangevuld met subsidies, accijnzen, vrijstellingen, fondsen en belastingen; dat stelsel bepaalt welke vormen van energie-opwek en –verbruik worden gestimuleerd en welke ontmoedigd. Een goed systeem maar – zoals wel vaker – wringt het behoorlijk in de uitwerking.

Neem vliegtuigbrandstof kerosine. Het lijkt zo mooi; we kunnen voor de prijs van een retourtje Groningen 2de klas naar Zuid-Spanje vliegen. Maar een gezin verstookt in de eerste uren van een verre vliegvakantie meer fossiele brandstof dan het in een jaar tankt bij de bezinepomp. Dat komt omdat kerosine eigenlijk spotgoedkoop is – het is gevrijwaard van elke vorm van belastingen. Het zou volstrekt logisch zijn als daar normaal belasting op zou worden geheven – zeker ten opzichte van vormen van duurzaam vervoer die wél omzetbelasting en accijnzen betalen. Dus ik zou zeggen: één à twee miljard per jaar om omzetbelasting en accijnzen op gelijke hoogte te brengen. Daarnaast nog twee tientjes per ticket om het gebruik van CO2-uitstotende vliegtuigen langzaam te ontmoedigen. Om te beginnen.

Ander voorbeeld: Elektriciteitsbedrijven kappen in Canada prachtige bossen en verslepen het hout met vervuilende stookolieschepen naar Nederland om het daar in een kolencentrale te verbranden. Absurd, dat zou zwaar belast moeten worden, zou je zeggen. Maar nee, in het kader van het stimuleren van energie-opwekkingsprojecten wordt al jaren dit proces als ‘biomassa bijstook’ juist gesubsidieerd. Honderden miljoenen voor de eigenaren van kolencentrales en uw energieleverancier verkoopt de opgewekte stroom met een premie aan u als duurzaam opgewekte groene energie. Duurzaam opgewekt in een kolencentrale? Met subsidie? Zo snel mogelijk afschaffen.

Met het Groningen-gas wordt het verhaal helemaal bizar. Daar is het de rijksoverheid zelf die de opbrengst opmaakt. Oud-hoogleraar Flip de Kam heeft een aantal jaren terug berekend dat de afgelopen decennia tweehonderd miljard (ja, miljard!) euro aan aardgasbaten is uitgegeven aan… ja, aan wat eigenlijk, aan van alles. Eén ding is zeker, het is in ieder geval op. Zonde, nu mee stoppen, moeten we niet meer doen.

Nee, dan de Noren; die hebben al hun aardgas- en oliebaten keurig in een fonds gestort – Statens pensjonsfond – dat vorige maand aankondigde in totaal 250 miljard kronen (30 miljard euro) te gaan investeren in duurzame energie. Dan houden ze nog 5 triljard kronen over, dat is meer dan een miljoen kronen per Noor. Op de bank. Voor later.

Dát is dubbel duurzaam beleid en als de Noren dat kunnen, kunnen wij dat natuurlijk ook. Met de juiste belastingen en subsidies, en met de nodige spaarzin kan onze overheid een duurzame toekomst veilig stellen. Daar is weinig energie of creativiteit voor nodig. Alleen lef.

Sybrand Frietema de Vries