Goed idee? Uitstekend idee!

[Eerder verschenen als column in Friesch Dagblad op 5 oktober 2018 PDF hier]

Is het een goed idee, dat de Friese overheden zonneparken zelf gaan ontwikkelen en beheren? Waarnemend burgemeester Van Klaveren van Ameland vindt van wel. Hij heeft er ook een prima reden voor: waarom zou Fryslân met lede ogen toezien dat grote sommen geld in de vorm van energiesubsidies verdwijnen in de zakken van veelal buitenlandse ontwikkelaars?

De burgemeester wil dat de provincie het voortouw neemt om samen met gemeenten te komen tot een provinciaal exploitatiebedrijf voor zonneparken. Daarmee hebben die gemeenten meer zeggenschap over hun omgeving en kunnen ze speculatie voorkomen – het direct doorverkopen aan buitenlandse investeerder, zoals nu wel gebeurt. Geld, kennis en werkgelegenheid blijft zo in Fryslân.

Een goed idee, wat zeg ik, een uitstekend idee. Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Er is veel bereikt, de afgelopen jaren. Groepen burgers in alle windstreken van Fryslân hebben zich georganiseerd in lokale coöperaties en samen met coöperaties in Groningen en Drenthe hebben zij zelfs een eigen energiebedrijf opgericht, EnergieVanOns. Op veel plekken is men bezig met kleine en grote projecten rond zonnepanelen. Het keurmerk MienskipsEnergie certificeert de stroom die wordt opgewekt door deze coöperaties. Maatschappelijk verantwoorde ondernemingen in Fryslân kunnen nu zeker zijn dat zij lokale duurzame stroom kopen in plaats van ‘sjoemelstroom’. Stroom leveren van collectief zonnepark tot afnemer, het is in Fryslân georganiseerd.

Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Waar (buitenlandse) ontwikkelaars zich weinig tot niets gelegen laten liggen aan de omgeving, werken lokale coöperaties juist vanuit die gemeenschap. De acceptatie én participatie van duurzame energieprojecten – zelfs de grotere – is van meet af aan ingebakken. Meer en meer gemeenteraden herkennen deze MienskipsEnergie-projecten als zeer wenselijk en funderen hun beleid rond duurzaamheid en planologie op deze waarden en processen.

Niet dat dat makkelijk is. Het is een groep vrijwilligers die jarenlang aan keukeltafels vergadert, in dorpshuizen plannen presenteert, ingewikkelde subsidies aanvraagt. Vaak lopen zij tegen hobbels op, hobbels die overheden hebben opgeworpen of niet snel genoeg slechten. Dat is zonde want die vrijwilligers doen dit niet voor het eigen gewin maar om hun omgeving duurzamer te maken op een manier die rechtvaardig & sociaal is en daarnaast milieu & landschap zo weinig mogelijk aantast. En geld en werkgelegenheid binnen de grenzen houdt, precies zoals Van Klaveren wil.

Ameland heeft het eigenlijk makkelijk; op het eiland bestaat al jaren een grote, zeer actieve coöperatie die samen met de gemeente eigenaar is van een groot zonnepark. Een voorbeeld dat op een aantal plekken in Fryslân navolging heeft gekregen maar elders verzandt in gemeentelijk onbegrip.

Burgemeester Van Klaveren zou die kennis én zijn jarenlange bestuurlijke ervaring kunnen inzetten om andere bestuurders een Fryslân-breed model van samenwerking tussen burgers en gemeente voor te houden.

Dan wordt zijn prima idee nog sneller werkelijkheid.

Hoed u voor participatie!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 30 maart 2018. PDF]

“De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving” zo sprak de Koning de tekst van het kabinet Rutte uit. Het woord – participatiesamenleving – schopte het zelfs tot Woord van het jaar 2013.

Participatie is het modewoord van de afgelopen jaren gebleven. En niet alleen de achtereenvolgende kabinetten Rutte hadden er de mond van vol. Alle overheden schermen graag met het begrip als het gaat om voor burgers ingrijpende maatregelen. Niet zelden gaat het om het ‘betrekken van en de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid’. Klinkt goed, niet?

Nu is participeren een mooi begrip – het werkwoord staat voor ‘mee doen’, ‘deelnemen’. Dat zijn mooie, positief geladen begrippen die daadkracht en progressie uitstralen.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen.

Ook in het kader van de energietransitie wordt het woord vaak gebruikt door gemeenten. In beleidsstukken over de inrichting van onze omgeving en bij de aanbesteding van zonneparken of windmolens wordt vaak participatie van bewoners als voorwaarde gesteld. Zonder verdere uitleg of harde getalsmatige onderbouwing. En bij het realiseren van projecten draait het er niet zelden op uit dat participatie de vorm van een lening krijgt.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen. Aan financiële participatie kleven risico’s, risico’s die een gemeente niet zo maar moet doorgeven en promoten. Aan de andere kant is de participatie niet rechtvaardig. Want stel dat er een mooi rendement terugvloeit naar de participerende burgers dan is dat alleen voor de degenen die het zich kunnen veroorloven.

In de veel Friese dorpen zijn wellicht niet voldoende bewoners te vinden die makkelijk een deel van het spaargeld kunnen vrijmaken voor een lening. Om de ‘lokale participatie’ dan toch rond te krijgen wordt uitgeweken naar een veel groter gebied, heel Nederland bijvoorbeeld. Zo krijg je de situatie dat een groep rijke westerlingen uiteindelijk de vruchten plukt van een lokaal Fries project.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Het zal niemand verbazen dat veel van deze participatie niet lukt. Laten we wel wezen; als een ondernemer met een plan zomaar bij u thuis aanklopt voor een lening, dan geeft u hem of haar niet zomaar een deel van uw vermogen mee in de hoop dat er jaarlijks rente wordt uitbetaald en aan het eind van 15 jaar de lening wordt afgelost. De meeste huishoudens gaan – terecht – voorzichtiger om met hun geld.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Er zijn zoveel betere vormen van participatie denkbaar bij projecten rond duurzame energie. Laten we beginnen met de stroom die wordt opgewekt. Als er een zonnepark bij een dorp komt, dan moeten omwonenden deze duurzame stroom kunnen kopen. En het is helemaal mooi als we daar het Friese keurmerk MienskipsEnergie op kunnen plakken. Daar zit acceptatie en participatie van de lokale gemeenschap vanzelfsprekend in.

Een Deltaplan, maar dan groot

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 22 september 2017)

Na de watersnoodramp van 1953 werd duidelijk dat alleen op grote schaal de veiligheid en comfort van bewoners van Zeeland en Zuid-Holland konden worden zeker gesteld. Het Deltaplan was daarmee geboren.

De overheid legde zichzelf middels de Deltawet op een nog nooit vertoonde infrastructuur van ongekende schaal te organiseren. Gekkenwerk, zou je zeggen, Het was niet volledig duidelijk wat er precies moest gebeuren, hoe het moest, of het kon en hoeveel het uiteindelijk zou kosten. Bij elk ander project zou je zeggen: ,,Niet aan beginnen”.

De kosten die de overheid maakte voor de Deltawerken waren enorm, zeker voor die tijd. Er werd ruwweg uitgegaan van een bedrag tussen de 700 en 900 miljoen in hedendaagse euro’s. De kosten liepen in 30 jaar voortdurend op tot zes maal zo veel als begroot. Dat was in die tijd bijna 1000 euro per huishouden meer.

Toch hebben achtereenvolgende kabinetten doorgezet en uiteindelijk was het voor Nederland goed. Niet alleen houden de Zeeuwen droge voeten, waterbouwkunde en watermanagement werden sterke exportproducten. Nederlandse bedrijven trekken hiermee over de hele wereld. Succesvolle innovaties die bij aanvang niet voorzien waren trekken nog jaarlijks buitenlandse bezoekers op zoek naar antwoorden op prangende vragen over de strijd tussen water en land. Ik weet niet of het is uitgezocht – of überhaupt kan worden uitgezocht – maar het zou mij niet verbazen als de Deltawerken voor de overheidsfinanciën een uitstekende investering waren.

De ontwikkeling is niet gestopt met het slim afsluiten van de Oosterschelde. Die techniek en kennis stelt ons in staat om de gevolgen van klimaatverandering – een stijgende zeespiegel en veranderende neerslagpatronen – met enig vertrouwen tegemoet te treden. En dat voor een land dat, zonder die dijken en dammen, grotendeels weg zou spoelen.

Met het oog op de financiering van de kosten door klimaatverandering moeten we de lessen van de Deltawerken naar het heden, naar onze toekomst trekken.

We moeten de lessen van de Deltawerken naar het heden, naar onze toekomst trekken

Het recente voorbeeld van de snel dalende kosten van grootschalige windprojecten op zee is duidelijk. Áls de overheid in het groot organiseert, kan het bedrijfsleven daar op inspelen en daarmee de samenleving voor hogere kosten behoeden.

Laten we er geen doekjes omheen winden. De klimaatopgave is vele malen groter en ingewikkelder dan het Deltaplan. Er zijn enorme investeringen nodig om onze energievoorziening, onze landbouw, onze procesindustrie, onze vervoersbehoefte – eigenlijk elke economische activiteit – klimaatbestendig te maken.

Van de nood maken we zo een deugd, van een grote opgave maken we veel banen.

Op dit moment kijkt de overheid naar burgers en bedrijven om hen zelf die investeringen te laten doen. Bedrijfsprocessen moeten duurzaam, elk huis moet energieneutraal, wie het kan betalen zou elektrisch moeten rijden. Maar al deze individuele investeringsbeslissingen leiden niet snel tot innovaties, zorgen niet automatisch voor schaalgrootte, leiden vaak niet tot slimme oplossingen.

Een overheid kan als enige de risico’s nemen die nodig zijn om schaalgrootte te organiseren, innovatie en samenwerking af te dwingen. En laten we er dan voor zorgen dat dit Deltaplan ons allen aan het werk zet én houdt. Dat onze kinderen met klimaatlandbouwkunde en klimaatmanagement hun geld kunnen verdienen. Van de nood maken we zo een deugd, van een grote opgave maken we veel banen.

Laten we hopen dat ons volgend kabinet dit als geen ander begrijpt.

Warmte zonder gas

Hoe verwarmen al die Europese landen die geen Groninger gas hebben hun huizen? Al die landen die geen gasbel hebben die ze door Shell laten leeghalen en voor weinig verkopen aan burgers en bedrijven. In landen met een vergelijkbaar klimaat en demografie zoals Denemarken moet het in huis vast altijd koud zijn.

Dat valt wel mee. Het gasbelloze van kolen en stookolie afhankelijke Denemarken moest met een andere oplossing komen voor de verwarming van de huizen. En die vonden ze.

Tijdens de oliecrises in de jaren zeventig, werd in Denemarken het roer omgegooid. Met een aantal simpele regels werd de basis gelegd voor de overgang naar een duurzame warmtevoorziening.

Zo werd het bij wet verboden om winst te maken met energiesystemen, zoals de levering van warmte in een woning. Met zo’n regeling blijkt dat een coöperatieve vorm altijd goedkoper warmte levert dan overheid (nutsbedrijven) of markt (bedrijven met private investeerders). Meer dan 60 procent van de Deense huishoudens zijn aangesloten op een coöperatief warmtenet. Het grootste deel daarvan is inmiddels duurzaam. De gebruikers van het warmtenet zijn tevens de eigenaren.

Bij wet is ook vastgelegd dat overstappen naar collectieve warmte voor een huishouden geen gedoe mag zijn of duurder. In Denemarken heeft die collectieve aanpak gezorgd voor een voor consumenten heel simpel aanbod: volledige ontzorging, goedkope leningen voor de investeringen van de coöperatie en haar leden  en de zekerheid dat de kosten laag zijn.

Waarom lukt zoiets niet in Nederland?

Daar is een simpele verklaring voor. Gemak van gas-in-elk-huis heeft ons het zicht op collectieve oplossingen weggenomen. Huishoudens beginnen de individuele noodzaak te voelen om vaarwel te zeggen tegen fossiele brandstoffen maar zien tegelijkertijd niet een makkelijke of goedkope oplossing.

Terwijl, als je samenwerkt, de kosten lager worden en ‘het gedoe’ minder – dat is een simpele economische wetmatigheid.

Ironisch genoeg is een goed voorbeeld daarbij … gas. In de jaren zestig werd binnen een decennium een complete infrastructuur voor aardgas collectief aangelegd, dorp na dorp, wijk na wijk. Daardoor waren de kosten per huishouding laag. Niet alleen in de steden, ook in het buitengebied. Dat laatste: niet onbelangrijk in Fryslân.

Hoe kunnen we dit Deense model laten werken in Fryslân? Ik heb een paar stappen die ons de goede weg op moeten helpen.

Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Allereerst kunnen gemeenten beter stoppen met het communiceren via allerhande ‘loketten’ om burgers met incidentele subsidies op te roepen zelf ingewikkelde toeren uit te halen om hun huizen ‘van het gas af te halen’. Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Zorg daarbij zo snel mogelijk voor een gemeentelijk energieplan. Daarin is onder andere vastgelegd onder welke voorwaarden groepen burgers en bedrijven zelf, collectief, infrastructuur kunnen aanleggen en beheren. Laten we die infrastructuur niet aan de markt, aan private bedrijven weggeven. Dat werkte niet in Denemarken, dus laten wij daar van leren.

Maak daarbij de weg vrij voor warmtecoöperaties. Zorg voor ondersteuning, duidelijke spelregels en langjarige perspectieven. Géén subsidies voor de happy-few maar goedkope leningen voor iedereen. Laat die coöperaties met de beste Friese bedrijven oplossingen bedenken en uitvoeren. Werk genoeg de komende jaren.

 Warmte zonder gas. Het kan eerlijk, duurzaam én goedkoop. Vraag maar aan de Denen.

De Kommissaris en de Gouddollers

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 2 juni 2017)

Het wil maar niet vlotten met het vormen van een nieuwe regering. In sommige landen raakt men al in paniek als er niet daags na een verkiezingsavond een bordes vol met ministers klaar staat om benoemd te worden. In Nederland wordt na weken van stille verkenningen lafjes de handdoek in de ring gegooid en wordt een vakantie ingepland om alles te laten ‘bezinken’. Natuurlijk, het land blijft wel bestuurd worden – we zijn tenslotte gewend geraakt aan lange formaties – maar juist op belangrijke thema’s wordt geen meter vooruitgang geboekt. Zeker op het gebied van klimaatafspraken.

In Frankrijk gaat het meteen van acquit. De kersverse jonge president Macron begrijpt wat nodig is in het belang van heel Frankrijk en in een week verzamelt hij een kleurrijke, breedgeschakeerde regering om zich heen. De centrum-rechtse Édouard Philippe als verbindende premier en de schrijver/journalist Nicolas Hulot als ‘Ministre de la Transition écologique et solidaire’ – vrij vertaald de minister van de duurzame en gemeenschappelijk transitie. In dat ministerie is ook Energie ondergebracht, een in Frankrijk belangrijk departement.

Macron ziet als geen ander dat verschillen in opvattingen een plek moeten hebben op het hoogste regeringsniveau. Minister Hulot staat in Frankrijk bekend als militante milieu-activist en zal aan de regeringstafel gaan vechten voor het belang van milieu en klimaat. De urgentie straalt er van af – voor- en tegenstanders weten waar ze aan toe zijn.

Dat is leiderschap. Je kan zeggen dat Macron het zich makkelijk gemaakt heeft: hij heeft geen achterban met loze beloften opgezweept en heeft de verkiezingsretoriek van anderen kunnen weerstaan. Maar hoe anders is het hier in Nederland. Er is niemand in de kabinetsformatie – met minister-president Rutte voorop – die uitgaat van algemeen belang. Men blijft op de eigen belangen zitten en wil zo weinig mogelijk weggeven. Het is kwartetten met zelfbenoemde troefkaarten. Dat is al lastig spelen – het heeft met regeren niets te maken.

In Fryslân hebben we een nieuwe commissaris van de Koning, Arno Brok. In één van zijn eerste publieke optredens gaf hij een voorbeeld van leiderschap waar ze in Den Haag nog wat van kunnen opsteken.

Bij de opening van het coöperatieve zonnepark bij Garyp, hield hij een speech die doordesemd was van het besef van algemeen belang. Hij nam Garyp tot voorbeeld voor de wijze waarop zonneparken tot stand moeten komen: van, door en voor de lokale gemeenschap. Hij nam daarbij in niet mis te verstane bewoordingen afstand van de (buitenlandse) projectontwikkelaars die als sprinkhanen door Fryslân vliegen op zoek naar grote lappen grond om met subsidies zonnepanelen op neer te leggen. Daar ligt een zeer aanlokkelijk verdienmodel voor de korte termijn aan ten grondslag. Alleen liggen de lasten daarvan langjarig bij de dorpen, bij de omwonenden. In deze krant kunt u hier bijna wekelijks lezen over dorpen die overvallen worden door grootschalige plannen.

Ik vind het getuigen van broodnodig leiderschap dat deze commissaris direct vanaf het begin van zijn ambtsperiode de toon zet in deze discussie. Zijn boodschap aan de projectontwikkelaars op zoek naar goud – de gouddollers – is simpel en niet mis te verstaan: alleen een lokale gemeenschap zoals die in Garyp heeft pas echt het goud in handen.

Zij bepalen met wie ze delen.

 

Warmtetransitie

De Nederlandse taal wordt door beleidsambtenaren op het ministerie van Economische Zaken voortdurend verrijkt. Vandaag aandacht voor het nieuwe begrip ‘warmtetransitie’. Ik geef toe, er zijn mooiere neologismen die het woordenboek bereikt hebben. Toch is met dit begrip iets bijzonders aan de hand.
Het woord staat in de Energieagenda die in december verscheen. Dat zijn dik honderd pagina’s goede voornemens en besluiten waarmee Kamp zijn afscheid als minister van Economische Zaken inluidt.

Op het gevaar af u nog voor het einde van deze column in slaap te hebben gesust, wil ik u confronteren met één regel uit dat beleidsstuk, bovenaan bladzijde 66:
“Gemeenten moeten de regie nemen in de lokale transitie van de warmtevoorziening.”
Zo simpel is het; er staat niet eens een komma in de zin. Die achteloosheid staat in schril contrast tot wat er achter schuilgaat.
Met één pennenstreek heeft minister Kamp namelijk alle nietsvermoedende gemeenten van Nederland eigenaar gemaakt van een probleem dat zich voor een groot deel achter de voordeuren van huiseigenaren ophoudt.

Wat houdt die warmtetransitie dan in?
Grofweg de helft van de energie gebruiken wij voor warmte in huizen en bij industriële processen. De bedoeling is dat zonder fossiele brandstoffen (aardgas) te blijven doen.
Nieuwe wijken worden op dit moment al zonder gasnet opgeleverd en vanaf 2018 hoeven huizen ook niet meer verplicht aangesloten te worden op het aardgasnet zoals het nu nog wettelijk verplicht is. Maar de bestaande woningen aanpassen, dát is een ander verhaal.

Veel middelen heeft een gemeente niet om die regie te voeren. De gemeente heeft een website en kan daar burgers op subsidies wijzen maar daar houdt het vaak al op.

In Fryslân zijn vele lokale energiecoöperaties en duurzame initiatieven die bezig zijn groepen burgers te helpen bij bewustwording (zoals wamtecamera’s), bij besparende maatregelen (zoals isolatie) en bij nieuwe investeringen (zoals warmtepompen). Daarnaast zijn er experimenten om de financiering makkelijk te maken. Want ja, het moet wel betaald worden; niet ieder huishouden heeft het geld voor dergelijke maatregelen op de spaarrekening staan.
Het is in dit kader goed om te weten dat netbedrijven Enexis en Alliander – beide in handen van provincies en gemeenten – dit jaar in Fryslân projecten zijn begonnen die die warmtetransitie handen en voeten geven. Zij werken nauw samen met Energiewerkplaats Fryslân om dit snel maar gecoördineerd te kunnen uitvoeren.

Door sommigen is de warmtetransitie een van de grootste na-oorlogse projecten genoemd – een Deltaplan waarbij miljoenen huizen in korte tijd ‘van het gas af’ moeten. Gemeenten hebben hier een zware verantwoordelijkheid voor gekregen.

Gelukkig staan ze er in Fryslân niet alleen voor.

Energiemeent

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 6 januari 2017)
bestand-08-01-17-22-14-03Deze krant is een feuilleton begonnen over de strubbelingen bij de ontwikkeling van een zonnepark vlak bij Heerenveen (onder andere ‘Heerenveen wil aangepast plan zonnepark’ en ‘Omwonenden zonnepark laken gemeente Heerenveen’). Dat is goed, het is belangrijk dat hier aandacht voor is. In de microkosmos van die ervaringen ligt namelijk een vooruitzicht dat voor heel Fryslân werkelijkheid dreigt te worden.

Ik schets even kort de standaard verhaallijn in bullets:

  • Gemeente geeft aan projectontwikkelaar een vergunning en gebruik van grond voor een grootschalig zonnepanelenproject.
  • Project wordt gepresenteerd aan omwonenden en er wordt begonnen met de uitvoering.
  • Bewoners raken ontstemd omdat ze plotseling geconfronteerd worden met gedane zaken en geen of weinig invloed kunnen uitoefenen.
  • Gemeente stelt dat aan alle regels is voldaan.
  • Gemeenteraad voelt zich gepasseerd.
  • Bewoners worden boos op gemeente.

Dan zijn er twee mogelijke uitkomsten.

  1. Het project wordt niet uitgevoerd: verduurzaming energievoorziening komt geen stap verder; projectontwikkelaar blijft zitten met hoge aanloopkosten.
  2. Het project wordt wel uitgevoerd: de projectontwikkelaar verdient mooi; de bewoners blijven boos.

Deze verhaallijn moet een andere ontknoping kunnen krijgen. Het zou bizar zijn als dit proces tientallen keren herhaald gaat worden in heel Fryslân.

Meent – oud begrip, nieuwe invulling

Laat ik een aanzet voor een oplossing geven. Dan grijp ik terug op een oud begrip: de ‘meent’, de gemeenschappelijke weide waar vroeger de hele dorpsgemeenschap gebruik van mocht maken. De meent, vergelijkbaar met het Friese mienskar, het hart van het dorp, lijkt niet toevalligerwijs op het woord ‘gemeente’, het heeft dezelfde oorsprong.

Ik stel voor dat gemeenten – om hoofd te bieden aan grote opgaven voor lokale duurzame stroomopwekking, ‘energiemeenten’ in het leven roepen, gronden die gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke energieproductie.

Ik stel voor dat gemeenten ‘energiemeenten’ in het leven roepen, gronden die gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke energieproductie.

Om dat proces te begeleiden, zou tijdelijk een persoon of instelling, een ‘meentmeester’, kunnen worden aangesteld. Zo kunnen groepen burgers en lokale bedrijven, al dan niet verenigd in een coöperatie, afspraken maken over de invulling van het park. Als dat nuttig is kan zo’n coöperatie als meentmeester blijven optreden.

En de projectontwikkelaars? Die komen direct aan bod zodra de wensen van de betrokkenen duidelijk zijn. Dit geeft lokale en maatschappelijk bewuste ondernemers een betere kans om mee te doen in deze projecten.

Het gaat dus om meer dan een ‘goede landschappelijke inpassing’. Daarmee denken veel overheden hun plicht te hebben voldaan. Dit gaat verder, dit gaat om inpassing in de mienskip; de democratische wijze waarop economisch, sociaal én landschappelijk de lusten en lasten worden verdeeld. Dat proces eindigt niet bij omwonenden, het begint er.

Haalt dit niet de snelheid uit het transitieproces? Ik denk van niet. De tijd die nodig is om burgers als groep te betrekken haal je in door minder kans op bezwaren en kostbare, lange beroepsprocedures. Dat geldt zeker bij grootschalige projecten. Daarnaast kunnen geslaagde ‘meent’-projecten andere gemeenschappen enthousiasmeren.

Zoals zoveel gemeenten heeft Heerenveen vergaande plannen voor grootschalig zon. Tegelijkertijd is een aantal enthousiaste burgerinitiatieven binnen de gemeentegrenzen actief. Het zou bijzonder zijn als de gemeenteraad lering trekt uit de serie berichten uit deze krant en vól inzet op ondersteuning van deze initiatieven om te komen tot gemeenschappelijk gedragen zonnestroomprojecten. Natuurlijk, een energiemeent tover je niet een-twee-drie uit een hoge hoed. Experimenteren, zoals de gemeente Súd-west Fryslân op dit moment in IJlst doet, is nodig om te zien wat werkt en wat niet. Dit is echter wel het moment om te beginnen.

Eén ding staat vast. Als wij openbare ruimte dertig jaar lang op slot zetten met een zonnepark, dan hebben de direct omwonenden, burgers én bedrijven, het recht daarover te beslissen en te beschikken. Laten we uitzoeken of een energiemeent daarvoor een oplossing biedt.

Klomp boter

Zoals ik in deze kolommen vaker uitdraag, denk ik dat burgers een belangrijk aandeel hebben bij de overgang van fossiele naar duurzame energie.

Niet omdat het mij leuk lijkt dat in heel het land vrijwilligers hun kostbare tijd opofferen. Maar omdat achtereenvolgende kabinetten hebben verzuimd de noodzakelijke veranderingen in de energievoorziening uit te voeren, is dit de enige weg. De gevolgen van klimaatverandering komen steeds dichterbij. De energietransitie nog langer voor ons uit te schuiven, kunnen we ons niet meer veroorloven.

Klimaatverandering vereist daadkrachtig handelen. Het bestuur van dit land zou daarin voor moeten gaan, in plaats van in permanente verkiezingsstress op losse flodders reageren en met halfbakken oplossingen voor achterhaalde problemen voortdurend met te weinig komen.

Op de oude vuilstort ten noorden van Garyp laat de lokale coöperatie meer dan 27.000 panelen leggen. Op dit moment het grootste Nederlandse zonnepark in aanbouw.

Gelukkig is er ook goed nieuws – de rest van de wereld zit niet stil – traditionele vervuilers als China, India, de VS en het Europa waren snel met het ratificeren van het Klimaatakkoord van Parijs en dat zal daardoor sneller dan verwacht in werking treden. Wat dat voor implicaties heeft voor Nederland zal snel duidelijk worden. Treuzelen zoals dit kabinet doet zal niet meer worden gepikt; het is alle hens aan dek.

Ook uit Fryslân komt goed nieuws. Successen waar we trots op mogen zijn. Na jaren hard werken zijn er op dit moment een aantal initiatieven die met tastbare resultaten komen.

Twee voorbeelden: Garyp en Tjerkgaast

Als voorbeeld noem ik Garyp en Tjerkgaast: twee plekken in Fryslân waar lokaal, met enthousiaste mensen, hard gewerkt is aan collectieve zonneprojecten. En die recent hun inspanningen beloond zagen met feestelijke openingen.

In Tjerkgaast ging eind september het allereerste postcoderoosproject van start. Dat is een regeling waarbij je investeert in panelen op het dak van een ander waardoor je een gelijksoortig belastingvoordeel krijgt alsof de panelen op je eigen dak liggen. Zodoende is een groep mensen in het dorp samen eigenaar van panelen op het dak van een plaatselijke ondernemer. Vorige week vrijdag was de opening; de 225 panelen lagen te schitteren in de herfstzon. Er werd gespeecht, getoast en getwitterd. Een kleinschalig voorbeeld om te volgen.

In Garyp hebben ze het grootser aangepakt. Op de oude vuilstort ten noorden van Garyp laat de lokale coöperatie meer dan 27.000 panelen leggen. Op dit moment het grootste Nederlandse zonnepark in aanbouw. En door een bijzondere constructie komen de opbrengsten volledig ten goede aan de bevolking van Garyp. Een voorbeeld dat lastiger te volgen is, maar dat wel de richting aangeeft hoe burgers, bedrijven en gemeente kunnen samenwerken om schaalvergroting van zonne-energie mogelijk te maken. In 2017 wordt daar diepgroene zonne-energie opgewekt.

Die sjoemelstroom kan vervangen worden door eerlijke zonne- en windstroom uit de eigen omgeving.

Eén ding wordt nu schrijnend duidelijk: met dit soort initiatieven in de buurt kunnen Friese gemeenten het nu niet meer maken om ‘sjoemelstroom’ te blijven gebruiken. Deze grijze stoom die via nep-certificaten uit IJsland wordt ‘vergroend’ is met echte groene stroom uit eigen provincie uit den boze. Die klomp boter op het hoofd van Friese bestuurders is met de komst van groene Friese energie nog pijnlijker zichtbaar. Hoe kun je met een halfslachtige energie keuze als bestuur aan bedrijven en burgers vragen te investeren in duurzame ontwikkelingen?

Die sjoemelstroom kan vervangen worden door eerlijke zonne- en windstroom uit de eigen omgeving. Dus gemeenten, stop morgen met die rommel uit IJsland en ga het gesprek aan met Friese energie-initiatieven en ondernemers.

En, lezer, mocht u toevalligerwijs een wethouder of burgemeester spreken, vraag dan vriendelijk of de gemeente al van de sjoemelstroom af is. We moeten elkaar af en toe een duwtje in de goede richting geven – alle beetjes helpen.

Weg met draagvlak!

Zullen we iets afspreken? Laten we vanaf nu het woord ‘Draagvlak’ niet meer gebruiken, althans niet meer in de betekenis die er aan gegeven wordt bij het plannen van een windturbine of zonnepark.

Draagvlak betekent letterlijk het vlak dat een last draagt, zoals een kastplank of een vliegtuigvleugel. En op zich is er niets mis met het woord zelf; het is een nuttig, technisch woord. Het begrip is echter de afgelopen jaren té besmet geraakt door adviseurs, veranderingsmanagers en beleidsambtenaren. Bij hen wordt het ‘vlak’ de bewoners in een dorp of wijk en de ‘last’ een hoge windmolen of groot zonnepark. Dat draagvlak moet “gecreëerd” worden middels “strategieën om weerstand te verminderen”. En dan gaat het in de praktijk al snel fout. Burgers zijn geen kleuters – zij laten zich bij dit soort plannen niet meer verleiden door een leuk vormgegeven folder of een juichend verhaal van de wethouder.

Wij willen burgers ín het buurthuis met een viltstift bij een planbord en niet briesend buiten met een spandoek. 

Anders dan bij de bouw van een loods op een industrieterrein of de uitbreiding van een keuken, gaat het bij vergunningen voor duurzame energie (windturbines of zonnestroomparken) over maatschappelijk wenselijke zaken die de lokale, ruimtelijke beleving op de kop kunnen zetten. Het kan nuttig zijn én vervelend tegelijk. En dan wordt het lastig: ikzelf ben helemaal vóór windmolens maar niet voor die hele grote; en zeker niet op elke plek. Als die bij mijn dorp zouden kunnen komen wil ik daar zelf, met mijn buurtgenoten, over kunnen discussiëren en, uiteindelijk, beslissen.

Voor zo’n discussie is de schaal van de gemeente eigenlijk niet de juiste. Als voorbeeld, ik woon in de gemeente Súdwest Fryslân. Die strekt van Breezanddijk tot Raerd en van Kimswerd tot Reaklif, plekken die hemelsbreed 30, 40 kilometer uit elkaar liggen. Als er bij Abegeasterketting of in Duinterpen-Sneek een groot zonnepark gepland wordt, moeten bewoners van dát buurtschap of díe wijk het recht hebben over dat plan te beslissen, voordat de gemeenteraad als vertegenwoordiger van de hele gemeente daar een klap op geeft.

Voor overheden is dat wel wennen, die burgers aan tafel. Wij willen burgers ín het buurthuis met een viltstift bij een planbord en niet briesend buiten met een spandoek. Willen we een actieve samenleving waarin bewoners zelf helpen schrijven aan plannen voor duurzame energie dan gaat dat natuurlijk voorbij aan draagvlak creëren middels een uitgekiende mediastrategie.

Maar wat komt er dan voor in de plaats? Daar heb ik wel een idee over.

Laten we van nu af aan spreken over acceptatie & participatie als voorwaarden voor de succesvolle inpassing van duurzame energie.

Acceptatie betekent dat zowel de gemeente als de direct betrokkenen – burgers, bewoners in welke vorm dan ook georganiseerd – akkoord gaan met de plannen.

Participatie kan op vele manieren maar de inzet is lokale betrokkenheid bij beslissingen over aard en grootte van het project, de financiering, bouw, onderhoud, gebruik van ruimte en afname van duurzaam opgewekte stroom. Succesvolle participatie maakt acceptatie simpeler.

acceptatie & participatie als voorwaarden voor de succesvolle inpassing van duurzame energie.

Er blijven in dit model een hoop vragen open staan en natuurlijk is dit proces nog lang niet uitgekristalliseerd.

Laten we in Fryslân leren van de problemen die er zijn bij windparken in de rest van Nederland. En laten wij nu, bij de inpassing van grootschalige zonne-energie, nieuwe processen rond MienskipsEnergie goed testen. Zodat er zonneparken verschijnen waar burgers stroom van krijgen en trots op zijn. En wellicht dat we dan de komende jaren een beter proces hebben om kleinschalige windenergie in Fryslân weer mogelijk te maken.

Wie weet.

Het nutsbedrijf

Bestand 08-04-16 23 59 06In de jaren ’90 zou ‘de markt’ efficiënte en innovatieve antwoorden geven op de vragen die consumenten en overheden nog niet eens wisten dat zij hadden. De belofte was groot, zeker op het gebied van energie. Meer transparantie, nieuwe producten, echte concurrentie en altijd goedkoper.

 

We kregen iets anders: voor miljarden aan tv-reclame met mooie mensen en glossy foldertjes met ranke windmolens. Burgers dachten massaal aan de duurzame stroom te gaan. Maar die werd voor een groot deel in spiksplinternieuwe kolencentrales geproduceerd of bleek van IJslandse geisers afkomstig te zijn.

Bestuurders van energiebedrijven feliciteerden elkaar met de behaalde bonussen in de VIP-loges van voetbalclubs die ze sponsorden. Ondertussen hingen ontevreden klanten urenlang in de wacht bij een callcenter. Beloofde prijsdalingen bleven uit en energiebedrijven – inmiddels in buitenlandse handen – bezetten jarenlang de bovenste plaatsen in de lijstjes van de slechtste dienstverleners.
Op het gebied van energie is de belofte van ‘de markt’ niet uitgekomen, op veel andere vlakken trouwens ook niet. Voor energiebedrijven, geliberaliseerd, in fasen geprivatiseerd en voor een deel gedereguleerd, veranderde er veel. Vaak ten koste van het personeel door reorganisaties, herlocaties en fusie-ontslagen.
Het neoliberale marktdenken is nu sterk op z’n retour. Echter nog niet bij dit kabinet en in grote delen van de Tweede Kamer. Dat is jammer want oplossingen voor de duurzaamheidsopgaven vragen gelijkgestemdheid.
We moeten de energievoorziening weer terug brengen in het publiek domein. Want daar hoort het thuis.

Wat mij betreft gooit de overheid, met de provinciale overheid voorop, het over een andere boeg. Zonder meteen de gehele privatisering terug te draaien kan de provincie aangeven wat zíj belangrijk vindt op het gebied van energievoorziening.

De veelbejubelde energietransitie kan slechts plaatsvinden als iedereen meedoet en hetzelfde belang onderschrijft. Kleine lokale partijen, coöperaties en een paar ideële kleine leveranciers onderschijven dat vanzelfsprekend. Maar grote energiebedrijven met aandeelhouders van over de hele wereld hebben daar niets mee te schaften. Zij volgen de wetmatigheden van ‘de markt’ en blijven rustig doorinvesteren in fossiele energievormen.
Wat als we de kleine partijen de hoeders maken van die transitie? Wat als de overheid die lokale partijen vraagt een leidende rol in te nemen? Dan kunnen er keiharde afspraken gemaakt worden over verduurzaming. Het enige is dat de overheid niet meteen moet zeuren over staatssteun of stellen dat elke vraag via aanbestedingsregels moet lopen.
Nota bene is er al Europese wetgeving die ruimte biedt om kleine partijen hoeders te maken van die energietransitie. Europa kent diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Dat zijn ondernemingen die taken uitvoeren die een overheid van publiek belang vindt. Ze zijn, met veel regels en uitzonderingen omkleed, vrijgesteld van de staatssteunregels. Woningbouwcorporaties kunnen bijvoorbeeld dergelijke bedrijven zijn.
Energiecoöperaties voldoen in feite ook aan die eisen, omdat zij energiediensten efficiënt en goedkoop kunnen uitvoeren. Ze dienen verschillende publieke belangen zoals veiligstellen van de energievoorziening, stimulering van energiebesparing en versnelde verduurzaming van de energieproductie. En ze doen dat door lokaal te investeren in middelen en mensen. Laat dat nou precies zijn wat de provincie Fryslân graag wil.
Deze coöperaties ondernemen bovendien democratisch: besluiten worden door stemming genomen. Eigenlijk vergelijkbaar zoals vroeger een kleine gemeente een lokaal gas- of elektriciteitsbedrijf had. Een energiebedrijf, gerund door professionals, in eigendom van de gemeenschap. Niets nieuws eigenlijk. Niks DAEB; gewoon, een nutsbedrijf.