Rechtvaardige duurzaamheid

(deze column verscheen eerder in Friesch Dagblad, vrijdag 20 oktober 2017. Hier als pdf)

 

Het aantredend kabinet zal stappen zetten om de klimaatopgave voortvarend aan te pakken en de verduurzaming van de samenleving te versnellen. Met verse maatregelen, doorgeschoven ministers en zelfs een nieuwe naam: ministerie van Economie en Klimaat. Jammer dat economie nog steeds op één staat maar goed, beter iets dan niets.

Veel van de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen, gingen uit van financiële prikkels. En die stroom geld is steeds meer van de burgers richting bedrijven gegaan. Miljarden subsidie voor de biomassa in kolencentrales, miljarden aan fiscale vrijstellingen voor dure hybride leasebakken die zich verzamelen aan de voet van glimmende kantoorgebouwen. De opslagen die burgers via hun energienota’s betalen, zien we deels als winsten terugkeren op de balans van de zon- en windontwikkelaars.

Nu twee partijen van christelijken huize zitting nemen in dit kabinet, hoop ik dat ook een ander geluid dan het gerinkel van geld te horen zal zijn. Namelijk de roep om rechtvaardigheid in beslissingen over verduurzaming. Die stem verstomde meer en meer de afgelopen twee decennia, zeker onder minister Kamp. De belangrijke vraag is of CDA en ChristenUnie gaan meebrullen in het koor van de twee andere partijen (VVD en D66) die alle hoop vestigen op ‘de markt’. Of dat zij de rug rechten en een pleidooi houden voor rechtvaardige duurzaamheid.

Als we niet oppassen zal de klimaatopgave, als die wordt aangepakt volgens de wetmatigheden van de markt, langs oude breekpunten de samenleving splijten.

De klimaatopgave is groot en moet in rap tempo worden uitgevoerd. Maar we kunnen als samenleving niet hebben dat een klein groepje grote bouwbedrijven door slimme trucs met grote winsten wegloopt. We kunnen ook niet hebben dat het rijkere deel van de bevolking geholpen door forse subsidies hun huizen verduurzamen terwijl de minder gefortuneerden niet die financiële armslag hebben en daardoor naast de subsidiepot grijpen.

Rechtvaardigheid gaat verder dan een weegschaal waar men de lusten en de lasten tegen elkaar afweegt en in euro’s afrekent. Het gaat om gelijke kansen, het delen van kennis en taken, om niet-afgedwongen solidariteit, een eerlijk loon voor laaggeschoolde arbeid, waardering voor vrijwilligers, respect voor bestuurders.

En die rechtvaardigheid moet niet alleen gelden in ons land. De gevolgen van klimaatverandering worden steeds schrijnender in grote delen van de wereld, waar men minder welvarend is dan in Nederland.

Als we niet oppassen zal de klimaatopgave, als die wordt aangepakt volgens de wetmatigheden van de markt, langs oude breekpunten de samenleving splijten.

Een rechtvaardig ondernomen aanpak kan juist burgers, bedrijven en overheden verbinden. Laat dat onze opdracht zijn, laten we daarvoor dit kabinet op de huid zitten.

Warmte zonder gas

Hoe verwarmen al die Europese landen die geen Groninger gas hebben hun huizen? Al die landen die geen gasbel hebben die ze door Shell laten leeghalen en voor weinig verkopen aan burgers en bedrijven. In landen met een vergelijkbaar klimaat en demografie zoals Denemarken moet het in huis vast altijd koud zijn.

Dat valt wel mee. Het gasbelloze van kolen en stookolie afhankelijke Denemarken moest met een andere oplossing komen voor de verwarming van de huizen. En die vonden ze.

Tijdens de oliecrises in de jaren zeventig, werd in Denemarken het roer omgegooid. Met een aantal simpele regels werd de basis gelegd voor de overgang naar een duurzame warmtevoorziening.

Zo werd het bij wet verboden om winst te maken met energiesystemen, zoals de levering van warmte in een woning. Met zo’n regeling blijkt dat een coöperatieve vorm altijd goedkoper warmte levert dan overheid (nutsbedrijven) of markt (bedrijven met private investeerders). Meer dan 60 procent van de Deense huishoudens zijn aangesloten op een coöperatief warmtenet. Het grootste deel daarvan is inmiddels duurzaam. De gebruikers van het warmtenet zijn tevens de eigenaren.

Bij wet is ook vastgelegd dat overstappen naar collectieve warmte voor een huishouden geen gedoe mag zijn of duurder. In Denemarken heeft die collectieve aanpak gezorgd voor een voor consumenten heel simpel aanbod: volledige ontzorging, goedkope leningen voor de investeringen van de coöperatie en haar leden  en de zekerheid dat de kosten laag zijn.

Waarom lukt zoiets niet in Nederland?

Daar is een simpele verklaring voor. Gemak van gas-in-elk-huis heeft ons het zicht op collectieve oplossingen weggenomen. Huishoudens beginnen de individuele noodzaak te voelen om vaarwel te zeggen tegen fossiele brandstoffen maar zien tegelijkertijd niet een makkelijke of goedkope oplossing.

Terwijl, als je samenwerkt, de kosten lager worden en ‘het gedoe’ minder – dat is een simpele economische wetmatigheid.

Ironisch genoeg is een goed voorbeeld daarbij … gas. In de jaren zestig werd binnen een decennium een complete infrastructuur voor aardgas collectief aangelegd, dorp na dorp, wijk na wijk. Daardoor waren de kosten per huishouding laag. Niet alleen in de steden, ook in het buitengebied. Dat laatste: niet onbelangrijk in Fryslân.

Hoe kunnen we dit Deense model laten werken in Fryslân? Ik heb een paar stappen die ons de goede weg op moeten helpen.

Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Allereerst kunnen gemeenten beter stoppen met het communiceren via allerhande ‘loketten’ om burgers met incidentele subsidies op te roepen zelf ingewikkelde toeren uit te halen om hun huizen ‘van het gas af te halen’. Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Zorg daarbij zo snel mogelijk voor een gemeentelijk energieplan. Daarin is onder andere vastgelegd onder welke voorwaarden groepen burgers en bedrijven zelf, collectief, infrastructuur kunnen aanleggen en beheren. Laten we die infrastructuur niet aan de markt, aan private bedrijven weggeven. Dat werkte niet in Denemarken, dus laten wij daar van leren.

Maak daarbij de weg vrij voor warmtecoöperaties. Zorg voor ondersteuning, duidelijke spelregels en langjarige perspectieven. Géén subsidies voor de happy-few maar goedkope leningen voor iedereen. Laat die coöperaties met de beste Friese bedrijven oplossingen bedenken en uitvoeren. Werk genoeg de komende jaren.

 Warmte zonder gas. Het kan eerlijk, duurzaam én goedkoop. Vraag maar aan de Denen.

De Kommissaris en de Gouddollers

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 2 juni 2017)

Het wil maar niet vlotten met het vormen van een nieuwe regering. In sommige landen raakt men al in paniek als er niet daags na een verkiezingsavond een bordes vol met ministers klaar staat om benoemd te worden. In Nederland wordt na weken van stille verkenningen lafjes de handdoek in de ring gegooid en wordt een vakantie ingepland om alles te laten ‘bezinken’. Natuurlijk, het land blijft wel bestuurd worden – we zijn tenslotte gewend geraakt aan lange formaties – maar juist op belangrijke thema’s wordt geen meter vooruitgang geboekt. Zeker op het gebied van klimaatafspraken.

In Frankrijk gaat het meteen van acquit. De kersverse jonge president Macron begrijpt wat nodig is in het belang van heel Frankrijk en in een week verzamelt hij een kleurrijke, breedgeschakeerde regering om zich heen. De centrum-rechtse Édouard Philippe als verbindende premier en de schrijver/journalist Nicolas Hulot als ‘Ministre de la Transition écologique et solidaire’ – vrij vertaald de minister van de duurzame en gemeenschappelijk transitie. In dat ministerie is ook Energie ondergebracht, een in Frankrijk belangrijk departement.

Macron ziet als geen ander dat verschillen in opvattingen een plek moeten hebben op het hoogste regeringsniveau. Minister Hulot staat in Frankrijk bekend als militante milieu-activist en zal aan de regeringstafel gaan vechten voor het belang van milieu en klimaat. De urgentie straalt er van af – voor- en tegenstanders weten waar ze aan toe zijn.

Dat is leiderschap. Je kan zeggen dat Macron het zich makkelijk gemaakt heeft: hij heeft geen achterban met loze beloften opgezweept en heeft de verkiezingsretoriek van anderen kunnen weerstaan. Maar hoe anders is het hier in Nederland. Er is niemand in de kabinetsformatie – met minister-president Rutte voorop – die uitgaat van algemeen belang. Men blijft op de eigen belangen zitten en wil zo weinig mogelijk weggeven. Het is kwartetten met zelfbenoemde troefkaarten. Dat is al lastig spelen – het heeft met regeren niets te maken.

In Fryslân hebben we een nieuwe commissaris van de Koning, Arno Brok. In één van zijn eerste publieke optredens gaf hij een voorbeeld van leiderschap waar ze in Den Haag nog wat van kunnen opsteken.

Bij de opening van het coöperatieve zonnepark bij Garyp, hield hij een speech die doordesemd was van het besef van algemeen belang. Hij nam Garyp tot voorbeeld voor de wijze waarop zonneparken tot stand moeten komen: van, door en voor de lokale gemeenschap. Hij nam daarbij in niet mis te verstane bewoordingen afstand van de (buitenlandse) projectontwikkelaars die als sprinkhanen door Fryslân vliegen op zoek naar grote lappen grond om met subsidies zonnepanelen op neer te leggen. Daar ligt een zeer aanlokkelijk verdienmodel voor de korte termijn aan ten grondslag. Alleen liggen de lasten daarvan langjarig bij de dorpen, bij de omwonenden. In deze krant kunt u hier bijna wekelijks lezen over dorpen die overvallen worden door grootschalige plannen.

Ik vind het getuigen van broodnodig leiderschap dat deze commissaris direct vanaf het begin van zijn ambtsperiode de toon zet in deze discussie. Zijn boodschap aan de projectontwikkelaars op zoek naar goud – de gouddollers – is simpel en niet mis te verstaan: alleen een lokale gemeenschap zoals die in Garyp heeft pas echt het goud in handen.

Zij bepalen met wie ze delen.

 

Zonde van het geld

Vorig jaar is in Fryslân zo’n 347 miljoen aan subsidie voor de productie van duurzame energie gegeven. Dat geld, uit de jaarlijkse Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+), ondersteunt de exploitatie van liefst 266 projecten. Fryslân scoort met 10% van het beschikbare budget meer dan het landelijk gemiddelde. Dat is een mooie opsteker: het kan de provincie weer een stapje duurzamer maken.

Wie een SDE+subsidie krijgt zit geramd. De overheid garandeert namelijk vijftien jaar een prijs voor de opbrengst. Veel van de Friese aanvragen betreffen zonnepanelen op daken, veelal door of namens agrarische ondernemers. Gegarandeerde opbrengst, vijftien jaar lang subsidie, hier droomt elke ondernemer van, zeker in tijden van snel dalende melkprijzen.

Maar een aanzienlijk deel van deze subsidiepot dreigt niet gebruikt te worden (zie onder andere rapport rekenkamer). Dat is, op alle mogelijke manieren, zonde.

Het is zonde omdat je met deze regeling met winst energie kunt opwekken. Je kunt er gewoon geld mee verdienen.

Bovendien kan met het geld de werkgelegenheid in Fryslân een boost krijgen. Denk aan installateurs, bouwbedrijven, maar ook adviseurs en fiscalisten.

Het is verder zonde omdat er elk jaar veelbelovende projecten achter het net vissen. De SDE+ werkt met een wie-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-methode waarbij weinig wordt gekeken naar financiële haalbaarheid en totaal niet naar lokaal draagvlak.

Dat is zonde omdat het geld bestemd is voor duurzame productie. Gebeurt er niets mee, dan komt het weer op de grote stapel geld van minister Kamp. En met deze minister is het dan de vraag of hij er alsnog een duurzame bestemming aan geeft.

Het is zonde omdat er voor dit jaar bijna geen geld beschikbaar is voor lokale productie van zonne-energie – de pot is helemaal leeg omdat er veel is aangevraagd voor wind en biomassa.

Het is helemaal zonde omdat Fryslân daarmee achter blijft, dat duurzaamheidsdoelstellingen niet gehaald worden.

Natuurlijk zijn er veel redenen waardoor projecten alsnog lastig te verwezenlijken lijken. Er zijn technische beperkingen, financiering blijkt wat lastiger, het ontbreek de ondernemer aan tijd om het project goed aan te pakken, algemene koudwatervrees, verwachte problemen met omwonenden; onbekendheid met wet- en regelgeving, verwachte aansluitingsperikelen etc..

Maar er kan vaak veel meer dan voor mogelijk wordt gehouden. Financiering hoeft geen probleem te zijn zo kent Fryslân langjarige, goedkope leningen. Projecten kunnen – binnen grenzen – worden aangepast. Samenwerking met lokale initiatieven kunnen terechte zorgen wegnemen. Technische kennis, fiscale adviezen, participatiemodellen – allemaal aanwezig. En ja, er zijn energiebedrijven die de stroom willen kopen.

Ik stel voor dat Michiel Schrier de nieuwe duurzame energie gedeputeerde, deze zaak naar zich toetrekt en een team formeert met enkele specialisten zoals mensen van lokale coöperaties, met de mannen achter het Fryske duurzame energiefonds FSFE, met installateurs en natuurlijk met vertegenwoordigers van boeren.

Met de juiste communicatie en coördinatie van de ondersteuning moet het mogelijk zijn dat geoormerkt geld uit Den Haag ook daadwerkelijk de provincie bereikt. Het gaat om miljoenen voor Fryslân, het gaat over duurzame energie. Redenen genoeg.

 

 

Opgewekt

column Friesch Dagblad
vrijdag 28 november 2014

Column_FD_08Normaal ga ik niet naar Duurzame Energie-congressen. Vaak wordt daar alleen gesproken over hoe de wereld er volgend jaar uit zou moeten zien. Vlotte vrouwen van traditionele energiebedrijven vullen zalen met zalvende woorden over wijze waarop de duurzame toekomst door hun toedoen nu – bijna – echt heel dichtbij komt. Namens adviesbedrijven met bizarre namen kondigen mannen in hippe pakken grote projecten aan. En volgend jaar worden deze beoogde projecten door zo mogelijk nog grotere uitdagingen toch even opzij geschoven. Zelfverklaarde goeroes schetsen vergezichten waarin hun bedrijven een belangrijke rol in ‘de transitie’ blijken te vervullen.
Als je dan de presentaties van elk jaar achter elkaar zet dan bekruipt je het gevoel dat daden achter blijven bij grote woorden.

Dit jaar ging ik naar ‘Hier Opgewekt! Hét evenement voor en door lokale duurzame energie initiatieven’. Negenhonderd man uit het hele land zou bijeenkomen in Den Haag om ervaringen uit te wisselen.
Ik was bang dat het een zelf-feliciterend Randstad-feestje zou zijn. Maar het viel mee. Er waren eerlijke presentaties, over goede én juist ook slechte ervaringen. Felle discussies tussen mensen die met verstand van zaken bezig zijn lokaal, of juist achter de schermen in ministeries, bezig zijn om een groter aandeel duurzaam opgewekte energie mogelijk te maken. Enthousiasme om kleine successen en slimme technieken. Vastbeslotenheid om hobbels te nemen met beloftevolle financieringsvormen of door te lobbyen om knellende wetgeving te veranderen.

Dat ik daar met een glimlach rond liep komt ook doordat er vanuit het Noorden echte resultaten te melden zijn. In Fryslân zijn tientallen energiecoöperaties actief – met projecten om collectief te besparen, huizen te isoleren of zonnepanelen op eigen daken, het buurthuis of op een weiland te leggen. En sinds afgelopen zomer hebben Friezen, Groningers en Drenten de mogelijkheid om over te stappen naar hun eigen, goedkope energiebedrijf Noordelijk Lokaal Duurzaam energie – en duizenden doen dat inmiddels ook. Zo kunnen zij zelf bepalen op welke wijze duurzame stroom (en op termijn groen gas) opgewekt wordt.

Als één van de mensen van het eerste uur mocht ik in speciale sessies voor overheden tekst en uitleg geven bij onze vorderingen. En daar werd bevestigd wat ik al dacht: in het Noorden lopen we voorop.

Provinciale ambtenaren uit de rest van het land verbaasden zich over de leningen die provinciebesturen van Drenthe, Groningen en Fryslân gemeenschappelijk beschikbaar gesteld hadden voor ons eigen noordelijke energiebedrijf en over het Fûns Skjinne Fryske Enerzjy dat financiële kennis en leningen beschikbaar stelt om grotere lokale projecten in Fryslân van de grond te krijgen.
Gemeente-ambtenaren uit alle hoeken van het land keken op toen ik vertelde hoe gemeenten in Fryslân inmiddels samenwerken om lokale initiatieven meer mogelijkheid te geven om projecten uit te voeren. Niet door met subsidies te strooien, maar door bijvoorbeeld vergaderruimten met een pot koffie ter beschikking te stellen. Door te luisteren naar klachten en ideeën, door mee te zoeken naar niet eerder vertoonde oplossingen.

Ik denk dat wij hier in het Noorden goed weten wat de kracht van gemeenschappen, van dorpen en wijken is. Dat gewoon beginnen dé manier is om samen een duurzamer toekomst dichterbij te brengen. En daar willen wij best de rest van Nederland nog wat van leren.

Afgelopen vrijdagavond verliet ik Den Haag en ging ik fluitend terug naar Fryslân.

Opgewekt.

Energiefonds – 6 punten voor een mooie start

Aan ideeën over energie is er geen gebrek. Vele dorpen en wijken in Fryslân zijn op dit moment na aan het denken over energiebesparingsmogelijkheden, zonneweides, gemeenschappelijke inkoop, eigen openbaar vervoer, wat niet al. Meer en meer in de vorm van coöperaties gaan burgers aan de slag om het woord duurzaamheid in daden om te zetten.

Gelukkig is er in Fryslân binnenkort een provinciaal instrument om deze daadkracht financieel te ondersteunen: het Fûns Skjinne Fryske Enerzjy (FSFE). Het is een BV die 90 miljoen Euro heeft meegekregen (een deel van de NUON-gelden) voor het ’wegnemen van financiële knelpunten rondom energiebesparing en duurzame energie opwekking’. Er is ’specifiek aandacht voor kleinschalige en lokale initiatieven’.

Dit klinkt goed, bepalend voor het succes is immers niet wat het fonds nodig heeft, maar wat burgers en ondernemers nodig hebben. En leidend blijft het doel: besparen en lokale productie – niet: hoog rendement op vermogen.

Voor een fonds is het makkelijker als het geld verdeeld wordt over een paar consortia – mannen in pak met spreadsheets en een professionele presentatie – in plaats van in een dorpshuizen te luisteren naar veelkleurige groepen met mooie en gedragen ideeën voor een eigen zonneweide. Dat laatste is lastiger maar het zal wel moeten.

Ik denk dat het fonds een mooie start kan maken door vanaf het begin een aantal punten ter harte te nemen:

  1. Transparant – laat het fonds open en transparant zijn vanaf het begin. Het fonds is door burgers en ondernemers bij elkaar gespaard en het zou van de gekke zijn om dat nu in handen te leggen van fondsbeheerders op afstand. Als er één fonds is dat het waard is op een duidelijke wijze gemonitord te worden en publiek verantwoording af te leggen over zijn werkzaamheden dan is het dit fonds wel. Niet achteraf maar tijdens de rit.
  2. Lokaal – laat zien dat een minimum doelstelling (zowel in aantal participaties als in fonds grootte) hoe-dan-ook lokaal gespendeerd wordt – hetzij via een lokale coöperatie hetzij in de vorm van lokale werkgelegenheid.
  3. Mix – laat financiering een mix zijn van bewezen en nieuwe technieken; laat besparing gepaard gaan met productie; laat kleinschalig bloeien naast grootschalig.
  4. Geen gekkigheid – ik gun de gedeputeerde Konst alle mogelijkheden om linten door te knippen van energie-arme wijken, het in werking stellen van nieuwe zonneweides of proefinstallaties ’Blue energy’, maar liever geen zelf-feliciterende congressen of duur drukwerk. Die hebben we genoeg gehad.
  5. Eerste hulp bij financiële onbekendheid – als er meer tijd gestoken moet worden in ondersteuning van lokale projecten en het doorrekenen van business plannen, zorg daar dan voor. Dat zijn transitiekosten die zich dubbel en dwars uitbetalen; zo krijgen we Friese dorpen en wijken die zich beter op de toekomst kunnen instellen.
  6. Inverdien’-mogelijkheid – geef burgers en bedrijven de mogelijkheid om klein te beginnen en op termijn meer participaties uit te geven. In zo’n geval zou het fonds kunnen inspringen door van meet af aan een groter deel te financieren dat geoormerkt is voor participaties van wijkbewoners.

Er is geen routeplan voor energietransities waarbij burgers en lokale ondernemers een grote rol spelen want niemand weet waar het eindigt. Maar het moet ergens beginnen.

Laat dat Fryslân zijn.

Het doel en de middelen

(column Friesch Dagblad april 2014)
Energievoorziening in Nederland. Bijna iedereen is het wel eens over de elementen die voor de toekomst van Nederland belangrijk zijn: besparen door te isoleren, meer elektrisch rijden, minder CO2 opwekken, meer gebruik maken van hernieuwbare energie, zuinig met fossiele brandstoffen. Maar intussen moet Nederland wel blijven draaien – iedereen moet kunnen leven, werken, wonen. En met het comfort en vrijheid die we inmiddels gewend zijn.

Overheden hebben lange termijn doelen vastgelegd in verdragen, met jaartallen en in duidelijke, afgeronde percentages. Om dat mogelijk te maken is een stelsel gemaakt van verboden, stimulansen en uitzonderingsregeltjes, aangevuld met subsidies, accijnzen, vrijstellingen, fondsen en belastingen; dat stelsel bepaalt welke vormen van energie-opwek en –verbruik worden gestimuleerd en welke ontmoedigd. Een goed systeem maar – zoals wel vaker – wringt het behoorlijk in de uitwerking.

Neem vliegtuigbrandstof kerosine. Het lijkt zo mooi; we kunnen voor de prijs van een retourtje Groningen 2de klas naar Zuid-Spanje vliegen. Maar een gezin verstookt in de eerste uren van een verre vliegvakantie meer fossiele brandstof dan het in een jaar tankt bij de bezinepomp. Dat komt omdat kerosine eigenlijk spotgoedkoop is – het is gevrijwaard van elke vorm van belastingen. Het zou volstrekt logisch zijn als daar normaal belasting op zou worden geheven – zeker ten opzichte van vormen van duurzaam vervoer die wél omzetbelasting en accijnzen betalen. Dus ik zou zeggen: één à twee miljard per jaar om omzetbelasting en accijnzen op gelijke hoogte te brengen. Daarnaast nog twee tientjes per ticket om het gebruik van CO2-uitstotende vliegtuigen langzaam te ontmoedigen. Om te beginnen.

Ander voorbeeld: Elektriciteitsbedrijven kappen in Canada prachtige bossen en verslepen het hout met vervuilende stookolieschepen naar Nederland om het daar in een kolencentrale te verbranden. Absurd, dat zou zwaar belast moeten worden, zou je zeggen. Maar nee, in het kader van het stimuleren van energie-opwekkingsprojecten wordt al jaren dit proces als ‘biomassa bijstook’ juist gesubsidieerd. Honderden miljoenen voor de eigenaren van kolencentrales en uw energieleverancier verkoopt de opgewekte stroom met een premie aan u als duurzaam opgewekte groene energie. Duurzaam opgewekt in een kolencentrale? Met subsidie? Zo snel mogelijk afschaffen.

Met het Groningen-gas wordt het verhaal helemaal bizar. Daar is het de rijksoverheid zelf die de opbrengst opmaakt. Oud-hoogleraar Flip de Kam heeft een aantal jaren terug berekend dat de afgelopen decennia tweehonderd miljard (ja, miljard!) euro aan aardgasbaten is uitgegeven aan… ja, aan wat eigenlijk, aan van alles. Eén ding is zeker, het is in ieder geval op. Zonde, nu mee stoppen, moeten we niet meer doen.

Nee, dan de Noren; die hebben al hun aardgas- en oliebaten keurig in een fonds gestort – Statens pensjonsfond – dat vorige maand aankondigde in totaal 250 miljard kronen (30 miljard euro) te gaan investeren in duurzame energie. Dan houden ze nog 5 triljard kronen over, dat is meer dan een miljoen kronen per Noor. Op de bank. Voor later.

Dát is dubbel duurzaam beleid en als de Noren dat kunnen, kunnen wij dat natuurlijk ook. Met de juiste belastingen en subsidies, en met de nodige spaarzin kan onze overheid een duurzame toekomst veilig stellen. Daar is weinig energie of creativiteit voor nodig. Alleen lef.

Sybrand Frietema de Vries