Hoed u voor participatie!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 30 maart 2018. PDF]

“De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving” zo sprak de Koning de tekst van het kabinet Rutte uit. Het woord – participatiesamenleving – schopte het zelfs tot Woord van het jaar 2013.

Participatie is het modewoord van de afgelopen jaren gebleven. En niet alleen de achtereenvolgende kabinetten Rutte hadden er de mond van vol. Alle overheden schermen graag met het begrip als het gaat om voor burgers ingrijpende maatregelen. Niet zelden gaat het om het ‘betrekken van en de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid’. Klinkt goed, niet?

Nu is participeren een mooi begrip – het werkwoord staat voor ‘mee doen’, ‘deelnemen’. Dat zijn mooie, positief geladen begrippen die daadkracht en progressie uitstralen.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen.

Ook in het kader van de energietransitie wordt het woord vaak gebruikt door gemeenten. In beleidsstukken over de inrichting van onze omgeving en bij de aanbesteding van zonneparken of windmolens wordt vaak participatie van bewoners als voorwaarde gesteld. Zonder verdere uitleg of harde getalsmatige onderbouwing. En bij het realiseren van projecten draait het er niet zelden op uit dat participatie de vorm van een lening krijgt.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen. Aan financiële participatie kleven risico’s, risico’s die een gemeente niet zo maar moet doorgeven en promoten. Aan de andere kant is de participatie niet rechtvaardig. Want stel dat er een mooi rendement terugvloeit naar de participerende burgers dan is dat alleen voor de degenen die het zich kunnen veroorloven.

In de veel Friese dorpen zijn wellicht niet voldoende bewoners te vinden die makkelijk een deel van het spaargeld kunnen vrijmaken voor een lening. Om de ‘lokale participatie’ dan toch rond te krijgen wordt uitgeweken naar een veel groter gebied, heel Nederland bijvoorbeeld. Zo krijg je de situatie dat een groep rijke westerlingen uiteindelijk de vruchten plukt van een lokaal Fries project.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Het zal niemand verbazen dat veel van deze participatie niet lukt. Laten we wel wezen; als een ondernemer met een plan zomaar bij u thuis aanklopt voor een lening, dan geeft u hem of haar niet zomaar een deel van uw vermogen mee in de hoop dat er jaarlijks rente wordt uitbetaald en aan het eind van 15 jaar de lening wordt afgelost. De meeste huishoudens gaan – terecht – voorzichtiger om met hun geld.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Er zijn zoveel betere vormen van participatie denkbaar bij projecten rond duurzame energie. Laten we beginnen met de stroom die wordt opgewekt. Als er een zonnepark bij een dorp komt, dan moeten omwonenden deze duurzame stroom kunnen kopen. En het is helemaal mooi als we daar het Friese keurmerk MienskipsEnergie op kunnen plakken. Daar zit acceptatie en participatie van de lokale gemeenschap vanzelfsprekend in.

Warmte zonder gas

Hoe verwarmen al die Europese landen die geen Groninger gas hebben hun huizen? Al die landen die geen gasbel hebben die ze door Shell laten leeghalen en voor weinig verkopen aan burgers en bedrijven. In landen met een vergelijkbaar klimaat en demografie zoals Denemarken moet het in huis vast altijd koud zijn.

Dat valt wel mee. Het gasbelloze van kolen en stookolie afhankelijke Denemarken moest met een andere oplossing komen voor de verwarming van de huizen. En die vonden ze.

Tijdens de oliecrises in de jaren zeventig, werd in Denemarken het roer omgegooid. Met een aantal simpele regels werd de basis gelegd voor de overgang naar een duurzame warmtevoorziening.

Zo werd het bij wet verboden om winst te maken met energiesystemen, zoals de levering van warmte in een woning. Met zo’n regeling blijkt dat een coöperatieve vorm altijd goedkoper warmte levert dan overheid (nutsbedrijven) of markt (bedrijven met private investeerders). Meer dan 60 procent van de Deense huishoudens zijn aangesloten op een coöperatief warmtenet. Het grootste deel daarvan is inmiddels duurzaam. De gebruikers van het warmtenet zijn tevens de eigenaren.

Bij wet is ook vastgelegd dat overstappen naar collectieve warmte voor een huishouden geen gedoe mag zijn of duurder. In Denemarken heeft die collectieve aanpak gezorgd voor een voor consumenten heel simpel aanbod: volledige ontzorging, goedkope leningen voor de investeringen van de coöperatie en haar leden  en de zekerheid dat de kosten laag zijn.

Waarom lukt zoiets niet in Nederland?

Daar is een simpele verklaring voor. Gemak van gas-in-elk-huis heeft ons het zicht op collectieve oplossingen weggenomen. Huishoudens beginnen de individuele noodzaak te voelen om vaarwel te zeggen tegen fossiele brandstoffen maar zien tegelijkertijd niet een makkelijke of goedkope oplossing.

Terwijl, als je samenwerkt, de kosten lager worden en ‘het gedoe’ minder – dat is een simpele economische wetmatigheid.

Ironisch genoeg is een goed voorbeeld daarbij … gas. In de jaren zestig werd binnen een decennium een complete infrastructuur voor aardgas collectief aangelegd, dorp na dorp, wijk na wijk. Daardoor waren de kosten per huishouding laag. Niet alleen in de steden, ook in het buitengebied. Dat laatste: niet onbelangrijk in Fryslân.

Hoe kunnen we dit Deense model laten werken in Fryslân? Ik heb een paar stappen die ons de goede weg op moeten helpen.

Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Allereerst kunnen gemeenten beter stoppen met het communiceren via allerhande ‘loketten’ om burgers met incidentele subsidies op te roepen zelf ingewikkelde toeren uit te halen om hun huizen ‘van het gas af te halen’. Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Zorg daarbij zo snel mogelijk voor een gemeentelijk energieplan. Daarin is onder andere vastgelegd onder welke voorwaarden groepen burgers en bedrijven zelf, collectief, infrastructuur kunnen aanleggen en beheren. Laten we die infrastructuur niet aan de markt, aan private bedrijven weggeven. Dat werkte niet in Denemarken, dus laten wij daar van leren.

Maak daarbij de weg vrij voor warmtecoöperaties. Zorg voor ondersteuning, duidelijke spelregels en langjarige perspectieven. Géén subsidies voor de happy-few maar goedkope leningen voor iedereen. Laat die coöperaties met de beste Friese bedrijven oplossingen bedenken en uitvoeren. Werk genoeg de komende jaren.

 Warmte zonder gas. Het kan eerlijk, duurzaam én goedkoop. Vraag maar aan de Denen.

Zonneparken als windmolens zo groot

Minister Kamp heeft voor 2017 maar liefst 12 miljard subsidie beschikbaar gesteld voor duurzaam opgewekte energie. Dat geld gaat onder andere naar nieuwe windturbines, grootschalige zonnestroom-installaties en aardwarmteprojecten.

Daarmee is de kans dat er bij u in de buurt wordt gezocht naar percelen en daken om daar zonnepanelen op te leggen weer een stuk groter. 

Dat is goed nieuws voor de noodzakelijke omslag naar duurzame energie. Dat kan voor u als bewoner behoorlijk slecht nieuws zijn als er voor uw huis opeens een woud van panelen oprijst. 

We begrijpen dat op het weidse Friese land niet zomaar windturbines van 200 meter hoog worden toegestaan, maar zonneparken van 400 meter breed hebben óók invloed op de ruimtebeleving.

Die nieuwe zonneparken kunnen tientallen voetbalvelden groot zijn. Het kost je gauw een half uur om er omheen te wandelen. Niet zelden komen die ook in de buurt van bebouwing te liggen; dat is zelfs een landschappelijke eis van de provincie.

Helaas ontstaat vaak de discussie met omwonenden nádat de bestemming is aangepast door de gemeente en de vergunning verleend. Dat maakt het voor bewoners lastig zo niet onmogelijk om nog verbeteringen in het plan aan te brengen of het aan te passen aan collectieve wensen. Laat staan te komen met alternatieven voor het project.

In deze krant stonden in dezelfde week twee berichten over een zonnepark-informatieavond. Eén geschreven vanuit het perspectief van de ontwikkelaar en één met reacties van omwonenden. Uit weinig was duidelijk dat het verslagen betrof van dezelfde avond. De projectontwikkelaar had land gevonden waar hij panelen wilde neerleggen. Goed voor de duurzaamheid en goed voor het bedrijf. Een plan met landschappelijke inpassing was klaar en de vergunning bijna rond; een duidelijk en positief verhaal.

In het andere artikel kwamen bewoners aan het woord die compleet verrast waren door de plannen waar zij – voor het eerst! – mee geconfronteerd werden. Tijdens de presentatie van de uitgewerkte (en dus reeds vergunde) plannen werd enkele bewoners duidelijk dat het ruime uitzicht over de weilanden in één klap zou verdwijnen. Dat viel, volstrekt begrijpelijk, verkeerd.

De gemeente zag geen rol voor zich weggelegd omdat het proces van bestemmingsplan-aanpassing en vergunningsverlening volgens de regels was verlopen. U leest de komende weken ongetwijfeld hoe het verder gaat. Laten we hopen dat dit proces zich ten goede keert en dat bewoners, gemeente en projectontwikkelaar er gezamenlijk uitkomen.

Minister Kamp gaf deze week in de Energieagenda aan dat gemeenten verantwoordelijkheden krijgen in de energietransitie. Gemeenten hebben nu de plicht, en straks dus ook de verantwoordelijkheid, om met bewoners en lokale ondernemers de energietransitie te plannen én toe te zien op juiste uitvoering. 

Dat vergt nu al een andere kijk op het bestaande stelsel van vergunningen en inspraak. Dan kun je als gemeente niet langs de zijlijn staan om toe te zien hoe bewoners en ontwikkelaars elkaar te lijf gaan. Dan moet je daar tussen staan; dan moet je als gemeente, helemaal vóór in het proces van visievorming en idee-ontwikkeling, alle partijen bij elkaar brengen en helpen gezamenlijk plannen te ontwikkelen. 

De kennis en ervaring die daarvoor nodig is, is in Fryslân aanwezig of wordt op dit moment ontwikkeld. De politieke en bestuurlijke moed om dergelijke processen met overtuiging in gang te zetten is echter nog schaars.

Het laatste waar we behoefte aan hebben is dat bewoners te hoop lopen tegen zonnepanelen zoals eerder tegen windturbines. De opgave voor de energietransitie die ons als samenleving wacht is te groot, en de kansen voor lokale, duurzame werkgelegenheid te uniek, om dergelijke processen in het honderd te laten lopen.

MienskipsEnergie

Bestand 03-03-16 14 52 00Willen we duurzame energie in onze samenleving een belangrijke plaats geven dan zullen we er mee moeten leren leven.

Dat is een hele opgave. Anders dan een kolencentrale in een afgelegen havengebied heeft duurzame energie meestal een belangrijke lokale component. En bijna altijd zijn de lusten en de lasten daarbij niet eerlijk verdeeld.

Investeren in duurzame projecten is vaak lucratief mede dankzij miljarden subsidie die daar – terecht – aan worden uitgegeven. Maar het werkt lokale ongelijkheid in de hand. Een kleine, rijke groep er veel profijt van, tegelijk hebben omwonenden alleen maar last van die hoge windmolens of dat enorme zonneveld.

Voorbeelden te over

Oud-bestuursvoorzitter Rijkman Groenink wist via een belastingconstructie zijn ABN-AMRO-miljoenenbonus uit handen van de fiscus te houden door slim te investeren in een windmolen bij Medemblik, op dat moment de grootste van Nederland. De burgers van Medemblik kijken nog jaren tegen deze molen aan zonder er een stuiver mee te kunnen verdienen, terwijl Rijkman Groenink op veilige afstand zijn belastingaangifte met een ongetwijfeld tevreden glimlach op de bus deed.

Participatie lijkt in zo’n geval een betere methode en vaak wordt – zeker bij grote windmolen projecten – individuele burgers de mogelijkheid geboden geld in te leggen. Dat klinkt goed maar uiteindelijk is het ook hier een bovenlaag met geld of ervaring in ondernemen die de vruchten plukt. Er zijn al gemeenschappen waar diepe scheuren geslagen zijn omdat woningeigenaren last hebben van dezelfde windmolen die de buurman tienduizenden euro’s per jaar opbrengt. Of wordt harde klagers de mond gesnoerd met een riante afkoopsom van het energiebedrijf, terwijl bescheiden en minder grof gebekte buurtgenoten achter het net vissen.

Windpark

Als we niet oppassen gaat het Windpark Fryslân ook deze kant op. Dat grote windpark in het IJsselmeer wordt ontwikkeld door private partijen. Die hebben de provincie een groot aandeel aangeboden; dat aandeel ter waarde van vele tientallen miljoenen euro’s zal vast een mooi rendement kunnen halen. De provincie denkt erover die deelname in kleinere partjes door te verkopen aan de Friese burgers maar dat zal de energie-ongelijkheid alleen maar doen toenemen. Overtollige spaarcenten leveren enkelen well-to-do Friezen een mooie rente op; minder gefortuneerden hebben het nakijken en zien in de windmolens evenzovele monumenten van door de overheid georganiseerde ongelijkheid. Beter is – en langs die lijnen wordt in het Provinsjehús gelukkig ook gedacht – om rendementen beschikbaar te stellen voor de energievoorziening van dorpen en wijken.

Bij gemeenten speelt dit proces ook; projectontwikkelaars met rijke investeerders achter zich jagen op stukken gemeentegrond waar zonneweides moeten verrijzen (PDF). Prima voor de duurzaamheid maar er liggen aan de rand van het dorp wel 30 jaar lang duizenden panelen in de zon te blikkeren. Elke keer als een inwoner z’n hond uit laat, ziet hij hoe Friese zon getransformeerd wordt in euro’s voor de Randstad.

Het antwoord op de problemen die wij hier in Fryslân importeren moet er één zijn vanuit de lokale bevolking zelf, net zoals dat vroeger, vóór het provinciale verbod, bij dorpsmolens kon. Dat gaat niet om geld alleen – hoewel dat in krimpende kernen meer dan welkom is. Het gaat juist ook over zeggenschap – over welke lokatie geschikt is, over hoe overlast door goede inpassing wordt beperkt, hoe we lasten en lusten met elkaar in evenwicht brengen. En het gaat ook over gedeelde verantwoordelijkheid, over samenwerken en bouwen aan een duurzame toekomst.

MienskipsEnergie

Daarom formuleert – op dit moment – een aantal lokale coöperaties een duidelijk antwoord: MienskipsEnergie. MienskipsEnergie is energie die een dorp of wijk zelf wil, waar het zeggenschap over heeft en waar het – als collectief – ook van profiteert. Burgers worden niet tegen elkaar uitgespeeld maar bepalen samen wat mogelijk is en juist ook wat niet. Dat proces geeft ook een beter antwoord aan projectontwikkelaars: in plaats van verstoorde inspraakavonden of dure Raad van State procedures valt er, wel binnen duidelijke grenzen, wellicht zaken te doen met het dorp. En het geeft eindelijk invulling aan dat voor overheden zo lastige begrip: draagvlak.

MienskipsEnergie. Op deze plek leest u er meer over. Onthou die naam – gebruik het begrip.

Wrangschikking

Altijd weer goed voor wat reuring in het energiewereldje: een ranglijst.

Ook dit jaar heeft de Consumentenbond de herkomst van elektriciteit onderzocht. De publicatie (pdf) was dit keer een samenwerking met Greenpeace, Hivos, Natuur &Milieu, Wereld Natuur Fonds en WISE. Niet de minsten.

DUURZAAMHEID_STROOMLEVERANCIERS_DEF_(2)Alle in Nederland actieve energiebedrijven zijn langs de meetlat gelegd en krijgen een rapportcijfer. Van een schamele 3 voor reus RWE/Essent tot een 10 voor een drietal kleintjes.

Nederland loopt in vergelijking met andere Europese landen achterop bij de omschakeling naar hernieuwbare energiebronnen en in het terugdringen van schadelijke broeikasgassen. En niet zo’n klein beetje ook. Zolang er kolencentrales op volle toeren blijven draaien (want goedkoop) moeten we alert zijn waar energiebedrijven mee bezig zijn.

Vele energiebedrijven waren onaangenaam verrast door de waardering. Zeker de grote die nog steeds geconfronteerd worden met lasten uit het verleden. Bedrijven als Eneco proberen met grote wind- en zonneparken zichzelf duurzamer te maken, maar blijven getalsmatig ver achter bij hippe nichebedrijfjes.

Heeft het überhaupt zin al deze bedrijven op één rij te zetten? Het blijft appels met peren vergelijken. De een stelt het klimaat voorop en vindt kernenergie een serieus alternatief om op grote schaal de broodnodige CO2-reductie te versnellen. De ander gruwt bij de gedachte alleen. Eerder genoemde WISE bijvoorbeeld, één van de opstellers van het rapport, is mordicus tegen elke vorm van atoomstroom. Die wordt dan ook zonder omhalen bij de minst duurzame vormen van technieken geschaard. Voor Drentse bewoners die geconfronteerd worden met plannen voor enorme windmolens in hun directe omgeving lijkt de fraaie 10 van projectontwikkelaar Raedthuys/Pure Energie waarschijnlijk een bizarre vergissing.

Ook ons ‘eigen’ coöperatief energiebedrijf Noordelijk Lokaal Duurzaam kreeg een veeg uit de pan. Hoewel het in 2014 begonnen bedrijf met wind- en zonne-energie slechts de meest duurzame stroom – in mijn ogen tenminste – levert, kreeg het een onvoldoende en het predicaat ‘volger’. Met de coöperatie op Ameland in de gelederen, initiatiefnemer en mede-eigenaar van het grootste zonnepark van Nederland, zou je toch denken dat hier sprake is van een koploper en zeker niet van een slaafse volger.

Wat totaal niet klopt is dat alle producten, alle bedrijven op één hoop zijn gesmeten en dat er daarna een zeer discutabele rangschikking is aangebracht die als het voornaamste nieuws naar buiten wordt gebracht. En ja, getuige persberichten, ingezonden brieven, briesende mails in mijn mailbox en openbare blijdschap op sociale media is de aandacht inderdaad volledig verlegd naar de rapportcijfertjes. Dat is zonde.

Jammer, want het onderzoek levert een grote hoeveelheid prima getallen en duidelijke grafieken op. Puik werk dat niet voldoende gewaardeerd kan worden. Daar waar transparantie totaal niet in het systeem zit ingebakken en grote energiebedrijven – ook een paar kleintjes overigens – geheimzinnig doen over hun bedrijfsactiviteiten, zijn onderzoeken als deze goud waard.

Alleen moeten consumenten zelf kiezen en niet de Consumentenbond cs.. Op basis van deze gegevens en goede achtergrondinformatie kunnen we zelf prima keuzes maken. Sterker nog, laten we het omdraaien: wij, gebruikers, geven aan wat wij voor mix van zon, wind of wat dan ook willen en het energiebedrijf probeert zo goed mogelijk daar gevolg aan te geven.

Het zal u inmiddels niet verbazen dat ik een dergelijke voorstel bij Noordelijk Lokaal Duurzaam heb liggen.

Windmolendiscussie bij zonnepark voorkomen

Mannenpraat over auto’s is veranderd merk ik in mijn omgeving. Het gaat niet meer over pk of over op de Duitse snelweg bereikte maxima, maar over extreem laag verbruik en de voordelen van elektrisch rijden. Laatst hoorde ik een jongen zeggen dat een bepaalde dure sportauto ‘bijna net zo snel optrekt als een Tesla’. Duurzaamheid als norm voor een twaalfjarige auto-enthousiast.

Maar lang niet alles wat met energie heeft te maken weet emotie op te wekken. Er is er niets sexy aan een rol glaswol. Niemand loopt warm voor een beter geïsoleerde kruipruimte.

Jammer. Want hoe overtuigen we zonder taal en emotie onszelf van inzichten die eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn. Want, of we het willen of niet, we moeten verduurzaming omarmen. Het komt onherroepelijk dichterbij.

Dat vraagt zuiver moeten formuleren, goed luisteren. En na afloop van een discussie met z’n allen een besluit durven nemen. Het windmolendebat vorig jaar, is een voorbeeld hoe het niet moet. Hoog opgelopen emoties creëerden negatieve energie. Zo negatief, dat Friese politici niet meer durfden te argumenteren. Dat provinciale en lokale bestuurders besluiten voor zich uit schoven en daardoor de regie volledig kwijt raakten aan Den Haag. Laten we daar van leren.

Op veel plekken in Fryslân zoeken projectontwikkelaars nu plekken om zonneparken te bouwen. Soms op daken van grote loodsen, maar meer en meer ook op hectares grond. Dit verandert de ruimtelijke kwaliteit en, in de beleving van sommige omwonenden, zeker niet altijd ten goede.

Waar gemeenten ruimte geven aan dergelijke parken, lijkt het mij logisch dat omwonenden collectief betrokken worden. En niet, op het laatste moment, individueel in een rommelig inspraakmoment op een regenachtige maandagavond. Dat moet direct, vanaf de aanvraag van de vergunning. Het moet onderdeel zijn van het proces zodat er niet alleen sprake is van inpassing in het landschap maar ook de gemeenschap. Dat moet vast beleid zijn van Friese gemeenten.

We kunnen het ons niet veroorloven dat Fryslân weer op slot gaat voor duurzame projecten.

Er zijn voorbeelden voor succesvolle integratie van zonneparken in de omgeving. Maar in Fryslân is dat lastiger. In het open, weidse karakter van het Friese landschap is een schaamhaag groen onvoldoende om velden zonnepanelen aan het zicht te onttrekken. We moeten een (verdere) verrommeling van het Friese landschap, onder het mom van duurzaamheid, voorkomen. En verhoeden dat we achteraf niet quasi-verbaasd constateren dat dit ook weer niet de bedoeling was, om vervolgens een verbod op zonneparken af te roepen.

We kunnen het ons niet veroorloven dat Fryslân weer op slot gaat voor duurzame projecten. Zo’n verbod is niet alleen jammer voor een dorpen die bijvoorbeeld graag een dorpsmolen willen. Het is ook fnuikend het voor het halen van doelstellingen van duurzame energie.

Laten we de emotie vooraf hebben. Laten we energie steken in goede discussies en in het beter maken van plannen, in plaats van achteraf – begrijpelijkerwijs met veel emotie – tegen windmolens of zonneparken aanschoppen.

Ik pleit ervoor dat er geen zonnepark in Fryslân komt zonder inpassing in landschap én gemeenschap. Er moet een vinkje staan bij de mogelijkheid van lokale participatie, de opgewekte elektriciteit moet richting lokale bevolking en bedrijven kunnen stromen, handtekeningen van projectontwikkelaar en burgers staan naast elkaar onder de schetsen voor de inpassing.

Het is eigenlijk heel simpel. Als het moet, dan doen we het samen.

Zonde van het geld

Vorig jaar is in Fryslân zo’n 347 miljoen aan subsidie voor de productie van duurzame energie gegeven. Dat geld, uit de jaarlijkse Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+), ondersteunt de exploitatie van liefst 266 projecten. Fryslân scoort met 10% van het beschikbare budget meer dan het landelijk gemiddelde. Dat is een mooie opsteker: het kan de provincie weer een stapje duurzamer maken.

Wie een SDE+subsidie krijgt zit geramd. De overheid garandeert namelijk vijftien jaar een prijs voor de opbrengst. Veel van de Friese aanvragen betreffen zonnepanelen op daken, veelal door of namens agrarische ondernemers. Gegarandeerde opbrengst, vijftien jaar lang subsidie, hier droomt elke ondernemer van, zeker in tijden van snel dalende melkprijzen.

Maar een aanzienlijk deel van deze subsidiepot dreigt niet gebruikt te worden (zie onder andere rapport rekenkamer). Dat is, op alle mogelijke manieren, zonde.

Het is zonde omdat je met deze regeling met winst energie kunt opwekken. Je kunt er gewoon geld mee verdienen.

Bovendien kan met het geld de werkgelegenheid in Fryslân een boost krijgen. Denk aan installateurs, bouwbedrijven, maar ook adviseurs en fiscalisten.

Het is verder zonde omdat er elk jaar veelbelovende projecten achter het net vissen. De SDE+ werkt met een wie-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-methode waarbij weinig wordt gekeken naar financiële haalbaarheid en totaal niet naar lokaal draagvlak.

Dat is zonde omdat het geld bestemd is voor duurzame productie. Gebeurt er niets mee, dan komt het weer op de grote stapel geld van minister Kamp. En met deze minister is het dan de vraag of hij er alsnog een duurzame bestemming aan geeft.

Het is zonde omdat er voor dit jaar bijna geen geld beschikbaar is voor lokale productie van zonne-energie – de pot is helemaal leeg omdat er veel is aangevraagd voor wind en biomassa.

Het is helemaal zonde omdat Fryslân daarmee achter blijft, dat duurzaamheidsdoelstellingen niet gehaald worden.

Natuurlijk zijn er veel redenen waardoor projecten alsnog lastig te verwezenlijken lijken. Er zijn technische beperkingen, financiering blijkt wat lastiger, het ontbreek de ondernemer aan tijd om het project goed aan te pakken, algemene koudwatervrees, verwachte problemen met omwonenden; onbekendheid met wet- en regelgeving, verwachte aansluitingsperikelen etc..

Maar er kan vaak veel meer dan voor mogelijk wordt gehouden. Financiering hoeft geen probleem te zijn zo kent Fryslân langjarige, goedkope leningen. Projecten kunnen – binnen grenzen – worden aangepast. Samenwerking met lokale initiatieven kunnen terechte zorgen wegnemen. Technische kennis, fiscale adviezen, participatiemodellen – allemaal aanwezig. En ja, er zijn energiebedrijven die de stroom willen kopen.

Ik stel voor dat Michiel Schrier de nieuwe duurzame energie gedeputeerde, deze zaak naar zich toetrekt en een team formeert met enkele specialisten zoals mensen van lokale coöperaties, met de mannen achter het Fryske duurzame energiefonds FSFE, met installateurs en natuurlijk met vertegenwoordigers van boeren.

Met de juiste communicatie en coördinatie van de ondersteuning moet het mogelijk zijn dat geoormerkt geld uit Den Haag ook daadwerkelijk de provincie bereikt. Het gaat om miljoenen voor Fryslân, het gaat over duurzame energie. Redenen genoeg.

 

 

SDE+ lokaal – geef subsidie aan betere plannen

[Column lezen zoals die in de krant verscheen? Klik hier voor pdf]

UPDATE: Lees brief van lokale initiatieven: Kies voor lokale duurzaamheid met draagvlak

Om ervoor te zorgen dat er meer duurzame energie wordt opgewekt heeft de overheid een regeling: SDE+. SDE staat voor Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie.

Het is een logisch systeem. De overheid zet jaarlijks een enorme pot met geld klaar – dit jaar 3,5 miljard euro – en geeft die aan de goedkoopste vormen van duurzame energie.

Ieder bedrijf met een goed onderbouwd plan kan een aanvraag indienen en vijftien jaar lang subsidie krijgen voor iedere opgewekte eenheid energie. De goedkope vormen komen eerst aan bod, de duurste projecten kunnen achter het net vissen.

Helaas is die massale subsidiepot dit jaar direct leeggetrokken – bijna alles is al vergeven aan windmolens en biomassa. Zonnestroom, vorig jaar met 1,8 miljard euro de grootste vorm van energie opwek, komt dit jaar niet in het stuk voor.

Zo’n twintig – misschien zelfs wel meer – collectieven in Fryslân met plannen voor gezamenlijke opwek van zonnestroom, zijn daarvan de dupe. Dat is driedubbel zonde. Er komt publiek geld in handen van een klein groepje, vaak buitenlandse, bedrijven. Verder verschijnen er tegen de zin van omwonenden her en der windmolenparken. En nog bizarder, Nederland krijgt hierdoor zelfs een deel vervuilende energie voor terug.

Dat laatste zit zo. Er is ooit – na harde lobby van traditionele energiebedrijven – afgesproken dat kolencentrales subsidie voor duurzame stroom kunnen krijgen als ze biomassa bijstoken. Biomassa klinkt reuze vriendelijk en goed voor het milieu maar de realiteit is vaak minder poëtisch zijn.

In de Verenigde Staten en in Canada worden bossen gekapt, verpulverd en in kleine brokjes in vervuilende schepen naar Nederland versleept om daar tussen de kolen verbrand te worden in centrales. Veel mensen vragen zich af waarom – zeker na het afschaffen van de kolenbelasting – nu zelfs subsidie gegeven wordt aan kolencentrales. Dat wilden we toch niet?

Als ik de keuze had zou ik niet, zoals deze overheid, een miljoen geven aan kolencentrales. Ik zou aan lokale initiatieven 1,1 miljoen geven en kolencentrales een kolenbelasting van honderdduizend euro opleggen. Die bossen in Amerika en Canada mogen van mij rustig doorgroeien en daar CO2 uit de lucht halen.

Waarom niet – naast de gewone SDE+-regeling – een speciale regeling voor lokale coöperaties?

Gelukkig is er hoop aan de horizon. Tweede Kamerlid namens het CDA, Agnes Mulder, is al een tijd bezig meer ruimte te creëren voor lokale energiecoöperaties. Juist ook op het gebied van subsidieregelingen, want dat is hard nodig. Waarom niet naast de gewone SDE+-regeling een speciale regeling voor lokale coöperaties?

Op veel plekken in Fryslân zijn burgers druk bezig in hun eigen omgeving collectieve zonnepanelenprojecten te op te zetten. Dat kost veel tijd en energie – bij de besluitvorming maar ook bij participatie, bij financiering en bij eerlijke verdeling van de lusten en de lasten. Maar uiteindelijk worden dat dus betere, democratischer plannen. En betere plannen verdienen een eerlijker financieringsvorm dan de SDE+-loterij.

Opwekking van energie moet niet alleen technisch duurzaam gebeuren maar ook in harmonie zijn met de omgeving: democratisch besloten, met lokale bedrijven ontwikkeld, in eigendom van de gemeenschap.

Dat is duurzame energie. Dát willen we subsidiëren.

Uit de spagaat

(Column verschenen in Friesch Dagblad van Vrijdag 29 mei 2015)

Gedeputeerde Staten (GS) kwamen de maand met een ambitieus coalitieakkoord. Het stuk bevat grootse zinnen als “Wij gaan voor een Fryslân dat rechtvaardiger, duurzamer, meer Frysk eigene en meer ondernemend wordt.” en “…zoveel mogelijk uitgaande van de kracht van onze dorpen, wijken, bedrijven en mensen zelf, hun ideeën, initiatieven en ondernemerschap.”

Goed dat het provinciebestuur zichzelf ferme doelen stelt. Dat geldt zeker voor de duurzaamheidsparagraaf. De ambitie liegt er niet om: 25 procent duurzaam opgewekte energie over tien jaar. Windenergie is helemaal van tafel dus heel veel zal moeten komen uit zonne-energie en besparingsprogramma’s.

Het is ook goed dat GS de middelen zoekt in de lokale kracht. Dat biedt dorpen en wijken perspectief.

Het akkoord betekent ook een duidelijke opgave voor de vele actieve dorp- en wijkcoöperaties die deze provincie inmiddels rijk is. Stuk voor stuk Frysk, ondernemend, rechtvaardig in de verdeling van lasten en lusten, en als geen ander met de focus op duurzaamheid. De taken liggen voor het oprapen: investeren in duurzame energie en besparingsmaatregelen, maar ook alternatieve vormen van vervoer, voedsel. Verbazingwekkend genoeg rept het coalitieakkoord met geen woord over hen.

In het coalitieakkoord geen woord over coöperaties

Natuurlijk is het niet zo dat een coöperatie de panacee is voor achterblijvende duurzaamheidsdoelstellingen. Veel coöperaties hebben weinig financiële armslag en de groep vrijwilligers is vaak enthousiast maar smal. Hun onderneming is ook niet risicoloos en vergt uithoudingsvermogen. Maar het is wel een nieuwe manier om de wereld beetje bij beetje te veranderen. Om onafhankelijk te worden van grote onpersoonlijke energiebedrijven; mede zelf te bepalen hoe duurzaamheid in de directe omgeving vorm krijgt. En laten we werkgelegenheid niet vergeten: banen terughalen naar deze provincie.

Maar GS heeft zich in een spagaat gemanoeuvreerd. Zij staat minder dicht bij de burger dan gemeenten. Tegelijk staan er in dit akkoord doelstellingen waar ze die burgers keihard bij nodig hebben. Een haag van belangengroeperingen, vergaderclubs, projectmanagers en professionele ondersteuners ontneemt de politiek het zicht op die bedrijvige burgers.

ledencoops_col14

Leden van Ús Koöperaasje (mei 2015)

Met het Iepen Mienskipfuns, een subsidieregeling voor lokale projecten, denkt GS uit die spagaat te komen. Maar de focus van het fonds ligt op eenmalige projecten en eigenlijk niet op bedrijfsmatige activiteiten. Ergens is dat jammer want een dorpscoöperatie is niet een verzameling projecten met een bepaalde looptijd maar een bedrijf waarvan de te bereiken doelen soms jaren ver in het verschiet liggen. Het is wel een bijzonder bedrijf: eventuele winst moet ten goede komen aan het duurzame doel en niet aan aandeelhouders. Zulke burgerondernemingen zijn er al: tientallen coöperaties functioneren zo. Profit-for-purpose, heet dat, een nieuwe naam voor een oud begrip: nutsvoorzieningen.

De provincie wil dus graag dat burgers zich ondernemend opstellen. Maar als die zelfde burgers zich dan verenigen in een maatschappelijke onderneming worden ze door GS niet genoemd, niet gezien.

Dat moet snel veranderen. Juist een coöperatie kan het beste in gemeenschappen naar voren brengen. De nieuwe coalitie kan een grote slag slaan door juist deze coöperaties te omarmen. Benoem ze, geef ze een speciale status en ondersteun ze direct, zonder tussenschakels. Dit type ondernemerschap, deze vorm van werkgelegenheid heeft Fryslân de komende jaren hard nodig.

 

 

 

49 procent

Eén getal hoor ik te weinig terug in de discussies rond windenergie in Fryslân. 49 procent.

Het is allang besloten: het Windpark Fryslân gaat door. Zoals in 2008 gepland komt er een grote zwerm windmolens in het Friese deel van het IJsselmeer. Het maakt ook niet meer uit of burgers verhitte discussies over de noodzaak voeren, of lokale politici stellen dat het toch langs de Afsluitdijk kan. Het gaat gewoon door. Dit is wat minister Kamp wil. En als minister Kamp het wil, dan gaat het zóals minister Kamp het wil.

Er is nog één los eindje waar nog wel iets mee kan. 49 Procent is het aandeel in het windpark Fryslân dat de provincie door de ontwikkelaar van het windpark een tijd geleden is aangeboden (PDF). Een aanbod dat Fryslân – bij mijn weten – nog steeds niet geaccepteerd heeft en langzaamaan uit het zicht verdwijnt.

Windpark Fryslân komt er op een voor gewone burgers ondoorgrondelijke wijze. De plannen voor het windpark Fryslân zijn al jaren geleden beoordeeld door het Rijk. Dat gebeurt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling. Verkocht onder de noemer “stroomlijnen van het besluitvormingsproces” en “tijdswinst” is die regeling in het leven geroepen om de burger het recht te ontnemen te veel en te vaak een spaak in het bestuurlijke wiel te steken. De rijksoverheid walst met deze regeling dwars over lokale weerstand heen om zaken geregeld te krijgen. Provincie moet meewerken, gemeenten ook.

We krijgen dit windpark dus. Daarbij, we betalen er voor. Alle burgers betalen via de energierekening een groot deel van de subsidie voor windenergie. Ook díe mensen die totaal geen Fries windpark willen – om wat voor reden dan ook.

Het is duidelijk dat de lasten er zeker zullen zijn – de overlast voor sommigen en de kosten voor ons allemaal. Het lijkt mij daarom niet anders dan logisch dat de inwoners van Fryslân mogen meeprofiteren van de lusten. De opbrengst van 49% eigendom in het windpark kan namelijk prima gebruikt worden voor eventuele schadeloosstellingen en voor het stimuleren van lokale duurzame opwek. Bedenk dat de opbrengsten groot kunnen zijn: ten tijde van het aanbod werd gerekend op een opbrengst van in totaal tegen de 200 miljoen euro. Dit is een enorme som voor Fryslân. Het erge is: hoe langer men draalt, des te lager wordt dat bedrag.

Wat kunnen Friese politici nog doen? Natuurlijk willen zij graag namens hun burgers iets in de melk te brokkelen hebben. Echter meer dan wat lobbyen bij de verantwoordelijke minister in Den Haag zit er niet in. Alle bevoegdheden liggen bij coördinerend minister Kamp – en zoals zo vaak is deze minister bruusk en voortvarend te werk gegaan.
Wat politici beter kunnen doen is in gesprek gaan met Windpark Fryslân en onderhandelen over 49% eigendom. Dan ziet Fryslân nog iets anders terug dan alleen molens voor de kust.

Het kan niet zo zijn dat Friese politici en bestuurders in elke discussie over windenergie niet eerlijk zijn over wat zij wél kunnen bereiken: er ligt een aanbod van zo’n 700 euro per Fries gezin. Dat is een bedrag waar Friezen wellicht niet om gevraagd hebben maar dat ze zeker goed zouden kunnen gebruiken.

Er is alleen wel moed voor nodig om op te staan en publiekelijk ‘ja’ te zeggen tegen 49 procent.