Goed idee? Uitstekend idee!

[Eerder verschenen als column in Friesch Dagblad op 5 oktober 2018 PDF hier]

Is het een goed idee, dat de Friese overheden zonneparken zelf gaan ontwikkelen en beheren? Waarnemend burgemeester Van Klaveren van Ameland vindt van wel. Hij heeft er ook een prima reden voor: waarom zou Fryslân met lede ogen toezien dat grote sommen geld in de vorm van energiesubsidies verdwijnen in de zakken van veelal buitenlandse ontwikkelaars?

De burgemeester wil dat de provincie het voortouw neemt om samen met gemeenten te komen tot een provinciaal exploitatiebedrijf voor zonneparken. Daarmee hebben die gemeenten meer zeggenschap over hun omgeving en kunnen ze speculatie voorkomen – het direct doorverkopen aan buitenlandse investeerder, zoals nu wel gebeurt. Geld, kennis en werkgelegenheid blijft zo in Fryslân.

Een goed idee, wat zeg ik, een uitstekend idee. Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Er is veel bereikt, de afgelopen jaren. Groepen burgers in alle windstreken van Fryslân hebben zich georganiseerd in lokale coöperaties en samen met coöperaties in Groningen en Drenthe hebben zij zelfs een eigen energiebedrijf opgericht, EnergieVanOns. Op veel plekken is men bezig met kleine en grote projecten rond zonnepanelen. Het keurmerk MienskipsEnergie certificeert de stroom die wordt opgewekt door deze coöperaties. Maatschappelijk verantwoorde ondernemingen in Fryslân kunnen nu zeker zijn dat zij lokale duurzame stroom kopen in plaats van ‘sjoemelstroom’. Stroom leveren van collectief zonnepark tot afnemer, het is in Fryslân georganiseerd.

Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Waar (buitenlandse) ontwikkelaars zich weinig tot niets gelegen laten liggen aan de omgeving, werken lokale coöperaties juist vanuit die gemeenschap. De acceptatie én participatie van duurzame energieprojecten – zelfs de grotere – is van meet af aan ingebakken. Meer en meer gemeenteraden herkennen deze MienskipsEnergie-projecten als zeer wenselijk en funderen hun beleid rond duurzaamheid en planologie op deze waarden en processen.

Niet dat dat makkelijk is. Het is een groep vrijwilligers die jarenlang aan keukeltafels vergadert, in dorpshuizen plannen presenteert, ingewikkelde subsidies aanvraagt. Vaak lopen zij tegen hobbels op, hobbels die overheden hebben opgeworpen of niet snel genoeg slechten. Dat is zonde want die vrijwilligers doen dit niet voor het eigen gewin maar om hun omgeving duurzamer te maken op een manier die rechtvaardig & sociaal is en daarnaast milieu & landschap zo weinig mogelijk aantast. En geld en werkgelegenheid binnen de grenzen houdt, precies zoals Van Klaveren wil.

Ameland heeft het eigenlijk makkelijk; op het eiland bestaat al jaren een grote, zeer actieve coöperatie die samen met de gemeente eigenaar is van een groot zonnepark. Een voorbeeld dat op een aantal plekken in Fryslân navolging heeft gekregen maar elders verzandt in gemeentelijk onbegrip.

Burgemeester Van Klaveren zou die kennis én zijn jarenlange bestuurlijke ervaring kunnen inzetten om andere bestuurders een Fryslân-breed model van samenwerking tussen burgers en gemeente voor te houden.

Dan wordt zijn prima idee nog sneller werkelijkheid.

Hoed u voor participatie!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 30 maart 2018. PDF]

“De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving” zo sprak de Koning de tekst van het kabinet Rutte uit. Het woord – participatiesamenleving – schopte het zelfs tot Woord van het jaar 2013.

Participatie is het modewoord van de afgelopen jaren gebleven. En niet alleen de achtereenvolgende kabinetten Rutte hadden er de mond van vol. Alle overheden schermen graag met het begrip als het gaat om voor burgers ingrijpende maatregelen. Niet zelden gaat het om het ‘betrekken van en de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid’. Klinkt goed, niet?

Nu is participeren een mooi begrip – het werkwoord staat voor ‘mee doen’, ‘deelnemen’. Dat zijn mooie, positief geladen begrippen die daadkracht en progressie uitstralen.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen.

Ook in het kader van de energietransitie wordt het woord vaak gebruikt door gemeenten. In beleidsstukken over de inrichting van onze omgeving en bij de aanbesteding van zonneparken of windmolens wordt vaak participatie van bewoners als voorwaarde gesteld. Zonder verdere uitleg of harde getalsmatige onderbouwing. En bij het realiseren van projecten draait het er niet zelden op uit dat participatie de vorm van een lening krijgt.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen. Aan financiële participatie kleven risico’s, risico’s die een gemeente niet zo maar moet doorgeven en promoten. Aan de andere kant is de participatie niet rechtvaardig. Want stel dat er een mooi rendement terugvloeit naar de participerende burgers dan is dat alleen voor de degenen die het zich kunnen veroorloven.

In de veel Friese dorpen zijn wellicht niet voldoende bewoners te vinden die makkelijk een deel van het spaargeld kunnen vrijmaken voor een lening. Om de ‘lokale participatie’ dan toch rond te krijgen wordt uitgeweken naar een veel groter gebied, heel Nederland bijvoorbeeld. Zo krijg je de situatie dat een groep rijke westerlingen uiteindelijk de vruchten plukt van een lokaal Fries project.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Het zal niemand verbazen dat veel van deze participatie niet lukt. Laten we wel wezen; als een ondernemer met een plan zomaar bij u thuis aanklopt voor een lening, dan geeft u hem of haar niet zomaar een deel van uw vermogen mee in de hoop dat er jaarlijks rente wordt uitbetaald en aan het eind van 15 jaar de lening wordt afgelost. De meeste huishoudens gaan – terecht – voorzichtiger om met hun geld.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Er zijn zoveel betere vormen van participatie denkbaar bij projecten rond duurzame energie. Laten we beginnen met de stroom die wordt opgewekt. Als er een zonnepark bij een dorp komt, dan moeten omwonenden deze duurzame stroom kunnen kopen. En het is helemaal mooi als we daar het Friese keurmerk MienskipsEnergie op kunnen plakken. Daar zit acceptatie en participatie van de lokale gemeenschap vanzelfsprekend in.

Rentmeesters aller landen

[Deze column verscheen op vrijdag 23 februari 2018 in het Friesch Dagblad. Hier als PDF.]

Er is een onzichtbare aanslag gaande op het Friese landschap. Een soort van ‘land grabbing’ op regionale schaal. Deze week stond in het andere ‘FD’, het Financieele Dagblad, dat buitenlandse investeerders een groot deel van de subsidie voor grote zonneparken opsnoepen. Als één van de weidste en dunbevolkte provincies lijkt Fryslân in dergelijke gevallen een zeer interessant zoekgebied. Dat blijkt ook: op dit moment worden op ongekende schaal plannen bij gemeenten en provincie ingediend.

Veel van deze plannen – tot honderd hectare [NB. boven de 50 MW is de Rijksoverheid het bevoegd gezag] – hebben door hun schaalgrootte een duidelijke impact op het landschap. Op een paar bijzondere locaties na, zal de acceptatie door de omgeving niet automatisch gaan. En dan druk ik mij voorzichtig uit. De ervaring van afgelopen jaren leert: er zal onrust zijn, ergernis over slechte communicatie of zelfs regelrechte boosheid van omwonenden.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Het lastige is dat niemand, op een paar ambtenaren Ruimtelijke Ordening na, weet heeft van die plannen. Bedrijven en burgers zijn zich niet bewust of en wat er speelt in de eigen omgeving.

“Het delen van informatie is een sleutelfactor voor het succesvol betrekken van de omgeving en het bouwen aan vertrouwen.” schreef toenmalig minister Kamp de Tweede Kamer twee jaar geleden. Hij stelde dat bij grote projecten moet worden gewerkt “in de geest van de Omgevingswet”. De wet is nog niet klaar maar werpt zijn schaduw vooruit. Het is juist de bedoeling met de omgeving sámen een plan te maken, met de beleidsdoelen voor ogen. En niet met een buidel geld voor ogen.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Waarschijnlijk hebben de buitenlandse projectontwikkelaars deze brief niet gelezen. En anders laten zij zich er weinig aan gelegen liggen. Waarom zouden ze ook? Er is subsidie en er zijn grondbezitters die hun gronden wel willen verpachten. Het informeren van de omgeving? Laat de overheid dat maar opknappen.

Zolang subsidie voor grote zonneparken zonder acceptatietoets rondgestrooid worden, is de grondeigenaar spil in dit Grote-Geld-circus.

Natuurlijk, een agrarische ondernemer die het water nu aan de lippen staat, kan niemand euvel duiden dat hij zwicht voor een goed aanbod voor zijn land. Boeren kunnen zo een vorkje meeprikken in het feestmaal van de miljardensubsidies.

Maar voor veel andere grondbezitters zou het algemeen belang, en niet de snelle winst, moeten leiden. Dat overheden land verpachten zodat bedrijven geld kunnen verdienen met een dikke rijkssubsidie, stuit mij tegen de borst. Zolang een gemeente niet zélf de energie voor haar eigen verbruik heeft veiliggesteld en de eigen dorpen en wijken niet éérst in gelegenheid heeft gesteld collectief de energievoorziening te organiseren, geeft het geen pas goede gronden voor 15 tot 30 jaar ‘weg’ te geven aan – veelal buitenlandse – bedrijven.

Voor mij zou elke organisatie met een publieke of maatschappelijke taak – ik denk dan zeker ook aan beheerders van kerkelijke grondbezit – zich niet zonder meer met deze ‘land grab’-praktijken moeten inlaten.

Wij moeten er op kunnen vertrouwen dat instellingen zich als betrokken rentmeesters opstellen. Dat de lokale opgave voor voedsel, natuur en duurzame energie wordt omarmd en niet wordt gefrustreerd in ruil voor wat penningen.

Laat het gebruik van gronden voor de energievoorziening onze gemeenschappen niet splijten maar juist verbinden.

Warmte zonder gas

Hoe verwarmen al die Europese landen die geen Groninger gas hebben hun huizen? Al die landen die geen gasbel hebben die ze door Shell laten leeghalen en voor weinig verkopen aan burgers en bedrijven. In landen met een vergelijkbaar klimaat en demografie zoals Denemarken moet het in huis vast altijd koud zijn.

Dat valt wel mee. Het gasbelloze van kolen en stookolie afhankelijke Denemarken moest met een andere oplossing komen voor de verwarming van de huizen. En die vonden ze.

Tijdens de oliecrises in de jaren zeventig, werd in Denemarken het roer omgegooid. Met een aantal simpele regels werd de basis gelegd voor de overgang naar een duurzame warmtevoorziening.

Zo werd het bij wet verboden om winst te maken met energiesystemen, zoals de levering van warmte in een woning. Met zo’n regeling blijkt dat een coöperatieve vorm altijd goedkoper warmte levert dan overheid (nutsbedrijven) of markt (bedrijven met private investeerders). Meer dan 60 procent van de Deense huishoudens zijn aangesloten op een coöperatief warmtenet. Het grootste deel daarvan is inmiddels duurzaam. De gebruikers van het warmtenet zijn tevens de eigenaren.

Bij wet is ook vastgelegd dat overstappen naar collectieve warmte voor een huishouden geen gedoe mag zijn of duurder. In Denemarken heeft die collectieve aanpak gezorgd voor een voor consumenten heel simpel aanbod: volledige ontzorging, goedkope leningen voor de investeringen van de coöperatie en haar leden  en de zekerheid dat de kosten laag zijn.

Waarom lukt zoiets niet in Nederland?

Daar is een simpele verklaring voor. Gemak van gas-in-elk-huis heeft ons het zicht op collectieve oplossingen weggenomen. Huishoudens beginnen de individuele noodzaak te voelen om vaarwel te zeggen tegen fossiele brandstoffen maar zien tegelijkertijd niet een makkelijke of goedkope oplossing.

Terwijl, als je samenwerkt, de kosten lager worden en ‘het gedoe’ minder – dat is een simpele economische wetmatigheid.

Ironisch genoeg is een goed voorbeeld daarbij … gas. In de jaren zestig werd binnen een decennium een complete infrastructuur voor aardgas collectief aangelegd, dorp na dorp, wijk na wijk. Daardoor waren de kosten per huishouding laag. Niet alleen in de steden, ook in het buitengebied. Dat laatste: niet onbelangrijk in Fryslân.

Hoe kunnen we dit Deense model laten werken in Fryslân? Ik heb een paar stappen die ons de goede weg op moeten helpen.

Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Allereerst kunnen gemeenten beter stoppen met het communiceren via allerhande ‘loketten’ om burgers met incidentele subsidies op te roepen zelf ingewikkelde toeren uit te halen om hun huizen ‘van het gas af te halen’. Het is bizar om burgers op te roepen riskante grote investeringen te doen die beter ontzorgd én goedkoper collectief kunnen worden uitgevoerd.

Zorg daarbij zo snel mogelijk voor een gemeentelijk energieplan. Daarin is onder andere vastgelegd onder welke voorwaarden groepen burgers en bedrijven zelf, collectief, infrastructuur kunnen aanleggen en beheren. Laten we die infrastructuur niet aan de markt, aan private bedrijven weggeven. Dat werkte niet in Denemarken, dus laten wij daar van leren.

Maak daarbij de weg vrij voor warmtecoöperaties. Zorg voor ondersteuning, duidelijke spelregels en langjarige perspectieven. Géén subsidies voor de happy-few maar goedkope leningen voor iedereen. Laat die coöperaties met de beste Friese bedrijven oplossingen bedenken en uitvoeren. Werk genoeg de komende jaren.

 Warmte zonder gas. Het kan eerlijk, duurzaam én goedkoop. Vraag maar aan de Denen.

De Kommissaris en de Gouddollers

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 2 juni 2017)

Het wil maar niet vlotten met het vormen van een nieuwe regering. In sommige landen raakt men al in paniek als er niet daags na een verkiezingsavond een bordes vol met ministers klaar staat om benoemd te worden. In Nederland wordt na weken van stille verkenningen lafjes de handdoek in de ring gegooid en wordt een vakantie ingepland om alles te laten ‘bezinken’. Natuurlijk, het land blijft wel bestuurd worden – we zijn tenslotte gewend geraakt aan lange formaties – maar juist op belangrijke thema’s wordt geen meter vooruitgang geboekt. Zeker op het gebied van klimaatafspraken.

In Frankrijk gaat het meteen van acquit. De kersverse jonge president Macron begrijpt wat nodig is in het belang van heel Frankrijk en in een week verzamelt hij een kleurrijke, breedgeschakeerde regering om zich heen. De centrum-rechtse Édouard Philippe als verbindende premier en de schrijver/journalist Nicolas Hulot als ‘Ministre de la Transition écologique et solidaire’ – vrij vertaald de minister van de duurzame en gemeenschappelijk transitie. In dat ministerie is ook Energie ondergebracht, een in Frankrijk belangrijk departement.

Macron ziet als geen ander dat verschillen in opvattingen een plek moeten hebben op het hoogste regeringsniveau. Minister Hulot staat in Frankrijk bekend als militante milieu-activist en zal aan de regeringstafel gaan vechten voor het belang van milieu en klimaat. De urgentie straalt er van af – voor- en tegenstanders weten waar ze aan toe zijn.

Dat is leiderschap. Je kan zeggen dat Macron het zich makkelijk gemaakt heeft: hij heeft geen achterban met loze beloften opgezweept en heeft de verkiezingsretoriek van anderen kunnen weerstaan. Maar hoe anders is het hier in Nederland. Er is niemand in de kabinetsformatie – met minister-president Rutte voorop – die uitgaat van algemeen belang. Men blijft op de eigen belangen zitten en wil zo weinig mogelijk weggeven. Het is kwartetten met zelfbenoemde troefkaarten. Dat is al lastig spelen – het heeft met regeren niets te maken.

In Fryslân hebben we een nieuwe commissaris van de Koning, Arno Brok. In één van zijn eerste publieke optredens gaf hij een voorbeeld van leiderschap waar ze in Den Haag nog wat van kunnen opsteken.

Bij de opening van het coöperatieve zonnepark bij Garyp, hield hij een speech die doordesemd was van het besef van algemeen belang. Hij nam Garyp tot voorbeeld voor de wijze waarop zonneparken tot stand moeten komen: van, door en voor de lokale gemeenschap. Hij nam daarbij in niet mis te verstane bewoordingen afstand van de (buitenlandse) projectontwikkelaars die als sprinkhanen door Fryslân vliegen op zoek naar grote lappen grond om met subsidies zonnepanelen op neer te leggen. Daar ligt een zeer aanlokkelijk verdienmodel voor de korte termijn aan ten grondslag. Alleen liggen de lasten daarvan langjarig bij de dorpen, bij de omwonenden. In deze krant kunt u hier bijna wekelijks lezen over dorpen die overvallen worden door grootschalige plannen.

Ik vind het getuigen van broodnodig leiderschap dat deze commissaris direct vanaf het begin van zijn ambtsperiode de toon zet in deze discussie. Zijn boodschap aan de projectontwikkelaars op zoek naar goud – de gouddollers – is simpel en niet mis te verstaan: alleen een lokale gemeenschap zoals die in Garyp heeft pas echt het goud in handen.

Zij bepalen met wie ze delen.

 

Energiemeent

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 6 januari 2017)
bestand-08-01-17-22-14-03Deze krant is een feuilleton begonnen over de strubbelingen bij de ontwikkeling van een zonnepark vlak bij Heerenveen (onder andere ‘Heerenveen wil aangepast plan zonnepark’ en ‘Omwonenden zonnepark laken gemeente Heerenveen’). Dat is goed, het is belangrijk dat hier aandacht voor is. In de microkosmos van die ervaringen ligt namelijk een vooruitzicht dat voor heel Fryslân werkelijkheid dreigt te worden.

Ik schets even kort de standaard verhaallijn in bullets:

  • Gemeente geeft aan projectontwikkelaar een vergunning en gebruik van grond voor een grootschalig zonnepanelenproject.
  • Project wordt gepresenteerd aan omwonenden en er wordt begonnen met de uitvoering.
  • Bewoners raken ontstemd omdat ze plotseling geconfronteerd worden met gedane zaken en geen of weinig invloed kunnen uitoefenen.
  • Gemeente stelt dat aan alle regels is voldaan.
  • Gemeenteraad voelt zich gepasseerd.
  • Bewoners worden boos op gemeente.

Dan zijn er twee mogelijke uitkomsten.

  1. Het project wordt niet uitgevoerd: verduurzaming energievoorziening komt geen stap verder; projectontwikkelaar blijft zitten met hoge aanloopkosten.
  2. Het project wordt wel uitgevoerd: de projectontwikkelaar verdient mooi; de bewoners blijven boos.

Deze verhaallijn moet een andere ontknoping kunnen krijgen. Het zou bizar zijn als dit proces tientallen keren herhaald gaat worden in heel Fryslân.

Meent – oud begrip, nieuwe invulling

Laat ik een aanzet voor een oplossing geven. Dan grijp ik terug op een oud begrip: de ‘meent’, de gemeenschappelijke weide waar vroeger de hele dorpsgemeenschap gebruik van mocht maken. De meent, vergelijkbaar met het Friese mienskar, het hart van het dorp, lijkt niet toevalligerwijs op het woord ‘gemeente’, het heeft dezelfde oorsprong.

Ik stel voor dat gemeenten – om hoofd te bieden aan grote opgaven voor lokale duurzame stroomopwekking, ‘energiemeenten’ in het leven roepen, gronden die gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke energieproductie.

Ik stel voor dat gemeenten ‘energiemeenten’ in het leven roepen, gronden die gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke energieproductie.

Om dat proces te begeleiden, zou tijdelijk een persoon of instelling, een ‘meentmeester’, kunnen worden aangesteld. Zo kunnen groepen burgers en lokale bedrijven, al dan niet verenigd in een coöperatie, afspraken maken over de invulling van het park. Als dat nuttig is kan zo’n coöperatie als meentmeester blijven optreden.

En de projectontwikkelaars? Die komen direct aan bod zodra de wensen van de betrokkenen duidelijk zijn. Dit geeft lokale en maatschappelijk bewuste ondernemers een betere kans om mee te doen in deze projecten.

Het gaat dus om meer dan een ‘goede landschappelijke inpassing’. Daarmee denken veel overheden hun plicht te hebben voldaan. Dit gaat verder, dit gaat om inpassing in de mienskip; de democratische wijze waarop economisch, sociaal én landschappelijk de lusten en lasten worden verdeeld. Dat proces eindigt niet bij omwonenden, het begint er.

Haalt dit niet de snelheid uit het transitieproces? Ik denk van niet. De tijd die nodig is om burgers als groep te betrekken haal je in door minder kans op bezwaren en kostbare, lange beroepsprocedures. Dat geldt zeker bij grootschalige projecten. Daarnaast kunnen geslaagde ‘meent’-projecten andere gemeenschappen enthousiasmeren.

Zoals zoveel gemeenten heeft Heerenveen vergaande plannen voor grootschalig zon. Tegelijkertijd is een aantal enthousiaste burgerinitiatieven binnen de gemeentegrenzen actief. Het zou bijzonder zijn als de gemeenteraad lering trekt uit de serie berichten uit deze krant en vól inzet op ondersteuning van deze initiatieven om te komen tot gemeenschappelijk gedragen zonnestroomprojecten. Natuurlijk, een energiemeent tover je niet een-twee-drie uit een hoge hoed. Experimenteren, zoals de gemeente Súd-west Fryslân op dit moment in IJlst doet, is nodig om te zien wat werkt en wat niet. Dit is echter wel het moment om te beginnen.

Eén ding staat vast. Als wij openbare ruimte dertig jaar lang op slot zetten met een zonnepark, dan hebben de direct omwonenden, burgers én bedrijven, het recht daarover te beslissen en te beschikken. Laten we uitzoeken of een energiemeent daarvoor een oplossing biedt.

Zonneparken als windmolens zo groot

Minister Kamp heeft voor 2017 maar liefst 12 miljard subsidie beschikbaar gesteld voor duurzaam opgewekte energie. Dat geld gaat onder andere naar nieuwe windturbines, grootschalige zonnestroom-installaties en aardwarmteprojecten.

Daarmee is de kans dat er bij u in de buurt wordt gezocht naar percelen en daken om daar zonnepanelen op te leggen weer een stuk groter. 

Dat is goed nieuws voor de noodzakelijke omslag naar duurzame energie. Dat kan voor u als bewoner behoorlijk slecht nieuws zijn als er voor uw huis opeens een woud van panelen oprijst. 

We begrijpen dat op het weidse Friese land niet zomaar windturbines van 200 meter hoog worden toegestaan, maar zonneparken van 400 meter breed hebben óók invloed op de ruimtebeleving.

Die nieuwe zonneparken kunnen tientallen voetbalvelden groot zijn. Het kost je gauw een half uur om er omheen te wandelen. Niet zelden komen die ook in de buurt van bebouwing te liggen; dat is zelfs een landschappelijke eis van de provincie.

Helaas ontstaat vaak de discussie met omwonenden nádat de bestemming is aangepast door de gemeente en de vergunning verleend. Dat maakt het voor bewoners lastig zo niet onmogelijk om nog verbeteringen in het plan aan te brengen of het aan te passen aan collectieve wensen. Laat staan te komen met alternatieven voor het project.

In deze krant stonden in dezelfde week twee berichten over een zonnepark-informatieavond. Eén geschreven vanuit het perspectief van de ontwikkelaar en één met reacties van omwonenden. Uit weinig was duidelijk dat het verslagen betrof van dezelfde avond. De projectontwikkelaar had land gevonden waar hij panelen wilde neerleggen. Goed voor de duurzaamheid en goed voor het bedrijf. Een plan met landschappelijke inpassing was klaar en de vergunning bijna rond; een duidelijk en positief verhaal.

In het andere artikel kwamen bewoners aan het woord die compleet verrast waren door de plannen waar zij – voor het eerst! – mee geconfronteerd werden. Tijdens de presentatie van de uitgewerkte (en dus reeds vergunde) plannen werd enkele bewoners duidelijk dat het ruime uitzicht over de weilanden in één klap zou verdwijnen. Dat viel, volstrekt begrijpelijk, verkeerd.

De gemeente zag geen rol voor zich weggelegd omdat het proces van bestemmingsplan-aanpassing en vergunningsverlening volgens de regels was verlopen. U leest de komende weken ongetwijfeld hoe het verder gaat. Laten we hopen dat dit proces zich ten goede keert en dat bewoners, gemeente en projectontwikkelaar er gezamenlijk uitkomen.

Minister Kamp gaf deze week in de Energieagenda aan dat gemeenten verantwoordelijkheden krijgen in de energietransitie. Gemeenten hebben nu de plicht, en straks dus ook de verantwoordelijkheid, om met bewoners en lokale ondernemers de energietransitie te plannen én toe te zien op juiste uitvoering. 

Dat vergt nu al een andere kijk op het bestaande stelsel van vergunningen en inspraak. Dan kun je als gemeente niet langs de zijlijn staan om toe te zien hoe bewoners en ontwikkelaars elkaar te lijf gaan. Dan moet je daar tussen staan; dan moet je als gemeente, helemaal vóór in het proces van visievorming en idee-ontwikkeling, alle partijen bij elkaar brengen en helpen gezamenlijk plannen te ontwikkelen. 

De kennis en ervaring die daarvoor nodig is, is in Fryslân aanwezig of wordt op dit moment ontwikkeld. De politieke en bestuurlijke moed om dergelijke processen met overtuiging in gang te zetten is echter nog schaars.

Het laatste waar we behoefte aan hebben is dat bewoners te hoop lopen tegen zonnepanelen zoals eerder tegen windturbines. De opgave voor de energietransitie die ons als samenleving wacht is te groot, en de kansen voor lokale, duurzame werkgelegenheid te uniek, om dergelijke processen in het honderd te laten lopen.

Klomp boter

Zoals ik in deze kolommen vaker uitdraag, denk ik dat burgers een belangrijk aandeel hebben bij de overgang van fossiele naar duurzame energie.

Niet omdat het mij leuk lijkt dat in heel het land vrijwilligers hun kostbare tijd opofferen. Maar omdat achtereenvolgende kabinetten hebben verzuimd de noodzakelijke veranderingen in de energievoorziening uit te voeren, is dit de enige weg. De gevolgen van klimaatverandering komen steeds dichterbij. De energietransitie nog langer voor ons uit te schuiven, kunnen we ons niet meer veroorloven.

Klimaatverandering vereist daadkrachtig handelen. Het bestuur van dit land zou daarin voor moeten gaan, in plaats van in permanente verkiezingsstress op losse flodders reageren en met halfbakken oplossingen voor achterhaalde problemen voortdurend met te weinig komen.

Op de oude vuilstort ten noorden van Garyp laat de lokale coöperatie meer dan 27.000 panelen leggen. Op dit moment het grootste Nederlandse zonnepark in aanbouw.

Gelukkig is er ook goed nieuws – de rest van de wereld zit niet stil – traditionele vervuilers als China, India, de VS en het Europa waren snel met het ratificeren van het Klimaatakkoord van Parijs en dat zal daardoor sneller dan verwacht in werking treden. Wat dat voor implicaties heeft voor Nederland zal snel duidelijk worden. Treuzelen zoals dit kabinet doet zal niet meer worden gepikt; het is alle hens aan dek.

Ook uit Fryslân komt goed nieuws. Successen waar we trots op mogen zijn. Na jaren hard werken zijn er op dit moment een aantal initiatieven die met tastbare resultaten komen.

Twee voorbeelden: Garyp en Tjerkgaast

Als voorbeeld noem ik Garyp en Tjerkgaast: twee plekken in Fryslân waar lokaal, met enthousiaste mensen, hard gewerkt is aan collectieve zonneprojecten. En die recent hun inspanningen beloond zagen met feestelijke openingen.

In Tjerkgaast ging eind september het allereerste postcoderoosproject van start. Dat is een regeling waarbij je investeert in panelen op het dak van een ander waardoor je een gelijksoortig belastingvoordeel krijgt alsof de panelen op je eigen dak liggen. Zodoende is een groep mensen in het dorp samen eigenaar van panelen op het dak van een plaatselijke ondernemer. Vorige week vrijdag was de opening; de 225 panelen lagen te schitteren in de herfstzon. Er werd gespeecht, getoast en getwitterd. Een kleinschalig voorbeeld om te volgen.

In Garyp hebben ze het grootser aangepakt. Op de oude vuilstort ten noorden van Garyp laat de lokale coöperatie meer dan 27.000 panelen leggen. Op dit moment het grootste Nederlandse zonnepark in aanbouw. En door een bijzondere constructie komen de opbrengsten volledig ten goede aan de bevolking van Garyp. Een voorbeeld dat lastiger te volgen is, maar dat wel de richting aangeeft hoe burgers, bedrijven en gemeente kunnen samenwerken om schaalvergroting van zonne-energie mogelijk te maken. In 2017 wordt daar diepgroene zonne-energie opgewekt.

Die sjoemelstroom kan vervangen worden door eerlijke zonne- en windstroom uit de eigen omgeving.

Eén ding wordt nu schrijnend duidelijk: met dit soort initiatieven in de buurt kunnen Friese gemeenten het nu niet meer maken om ‘sjoemelstroom’ te blijven gebruiken. Deze grijze stoom die via nep-certificaten uit IJsland wordt ‘vergroend’ is met echte groene stroom uit eigen provincie uit den boze. Die klomp boter op het hoofd van Friese bestuurders is met de komst van groene Friese energie nog pijnlijker zichtbaar. Hoe kun je met een halfslachtige energie keuze als bestuur aan bedrijven en burgers vragen te investeren in duurzame ontwikkelingen?

Die sjoemelstroom kan vervangen worden door eerlijke zonne- en windstroom uit de eigen omgeving. Dus gemeenten, stop morgen met die rommel uit IJsland en ga het gesprek aan met Friese energie-initiatieven en ondernemers.

En, lezer, mocht u toevalligerwijs een wethouder of burgemeester spreken, vraag dan vriendelijk of de gemeente al van de sjoemelstroom af is. We moeten elkaar af en toe een duwtje in de goede richting geven – alle beetjes helpen.

MienskipsEnergie

Bestand 03-03-16 14 52 00Willen we duurzame energie in onze samenleving een belangrijke plaats geven dan zullen we er mee moeten leren leven.

Dat is een hele opgave. Anders dan een kolencentrale in een afgelegen havengebied heeft duurzame energie meestal een belangrijke lokale component. En bijna altijd zijn de lusten en de lasten daarbij niet eerlijk verdeeld.

Investeren in duurzame projecten is vaak lucratief mede dankzij miljarden subsidie die daar – terecht – aan worden uitgegeven. Maar het werkt lokale ongelijkheid in de hand. Een kleine, rijke groep er veel profijt van, tegelijk hebben omwonenden alleen maar last van die hoge windmolens of dat enorme zonneveld.

Voorbeelden te over

Oud-bestuursvoorzitter Rijkman Groenink wist via een belastingconstructie zijn ABN-AMRO-miljoenenbonus uit handen van de fiscus te houden door slim te investeren in een windmolen bij Medemblik, op dat moment de grootste van Nederland. De burgers van Medemblik kijken nog jaren tegen deze molen aan zonder er een stuiver mee te kunnen verdienen, terwijl Rijkman Groenink op veilige afstand zijn belastingaangifte met een ongetwijfeld tevreden glimlach op de bus deed.

Participatie lijkt in zo’n geval een betere methode en vaak wordt – zeker bij grote windmolen projecten – individuele burgers de mogelijkheid geboden geld in te leggen. Dat klinkt goed maar uiteindelijk is het ook hier een bovenlaag met geld of ervaring in ondernemen die de vruchten plukt. Er zijn al gemeenschappen waar diepe scheuren geslagen zijn omdat woningeigenaren last hebben van dezelfde windmolen die de buurman tienduizenden euro’s per jaar opbrengt. Of wordt harde klagers de mond gesnoerd met een riante afkoopsom van het energiebedrijf, terwijl bescheiden en minder grof gebekte buurtgenoten achter het net vissen.

Windpark

Als we niet oppassen gaat het Windpark Fryslân ook deze kant op. Dat grote windpark in het IJsselmeer wordt ontwikkeld door private partijen. Die hebben de provincie een groot aandeel aangeboden; dat aandeel ter waarde van vele tientallen miljoenen euro’s zal vast een mooi rendement kunnen halen. De provincie denkt erover die deelname in kleinere partjes door te verkopen aan de Friese burgers maar dat zal de energie-ongelijkheid alleen maar doen toenemen. Overtollige spaarcenten leveren enkelen well-to-do Friezen een mooie rente op; minder gefortuneerden hebben het nakijken en zien in de windmolens evenzovele monumenten van door de overheid georganiseerde ongelijkheid. Beter is – en langs die lijnen wordt in het Provinsjehús gelukkig ook gedacht – om rendementen beschikbaar te stellen voor de energievoorziening van dorpen en wijken.

Bij gemeenten speelt dit proces ook; projectontwikkelaars met rijke investeerders achter zich jagen op stukken gemeentegrond waar zonneweides moeten verrijzen (PDF). Prima voor de duurzaamheid maar er liggen aan de rand van het dorp wel 30 jaar lang duizenden panelen in de zon te blikkeren. Elke keer als een inwoner z’n hond uit laat, ziet hij hoe Friese zon getransformeerd wordt in euro’s voor de Randstad.

Het antwoord op de problemen die wij hier in Fryslân importeren moet er één zijn vanuit de lokale bevolking zelf, net zoals dat vroeger, vóór het provinciale verbod, bij dorpsmolens kon. Dat gaat niet om geld alleen – hoewel dat in krimpende kernen meer dan welkom is. Het gaat juist ook over zeggenschap – over welke lokatie geschikt is, over hoe overlast door goede inpassing wordt beperkt, hoe we lasten en lusten met elkaar in evenwicht brengen. En het gaat ook over gedeelde verantwoordelijkheid, over samenwerken en bouwen aan een duurzame toekomst.

MienskipsEnergie

Daarom formuleert – op dit moment – een aantal lokale coöperaties een duidelijk antwoord: MienskipsEnergie. MienskipsEnergie is energie die een dorp of wijk zelf wil, waar het zeggenschap over heeft en waar het – als collectief – ook van profiteert. Burgers worden niet tegen elkaar uitgespeeld maar bepalen samen wat mogelijk is en juist ook wat niet. Dat proces geeft ook een beter antwoord aan projectontwikkelaars: in plaats van verstoorde inspraakavonden of dure Raad van State procedures valt er, wel binnen duidelijke grenzen, wellicht zaken te doen met het dorp. En het geeft eindelijk invulling aan dat voor overheden zo lastige begrip: draagvlak.

MienskipsEnergie. Op deze plek leest u er meer over. Onthou die naam – gebruik het begrip.

Draagvlak – dat zijn we zelf

Het huidig instrumentarium voor de planning van windmolens en zonneakkers houdt niet over. Gemeenten regelen alles kort gezegd met een bestemmingsplan en daarna via een vergunningstraject.

Dat voldoet prima voor de aanbouw van een serre of voor de inrichting van een bedrijventerrein. Maar duidelijk niet voor de inpassing van nieuwe, industrieel ogende installaties; hoge windmolens of – in Fryslân – grote zonneweides, zo maar midden in de ruimte die we zo waarderen. Om maar niet te spreken over de Rijkscoördinatieregeling waarmee minister Kamp overal overheen walst. Dat is de grote draagvlakverdelger.

Deze week gaf B&W van Heerenveen een voorzet die denk ik de juiste kant op gaat. De gemeente geeft aan waar grotere zonneweides kunnen worden ontwikkeld. Je praat dan al snel over enkele tientallen voetbalvelden groot. Die worden bij inschrijving gegund aan projectontwikkelaars, de professionele partijen die grootschalig aan de slag gaan.

Daarnaast, en dat maakt het bijzonder, krijgt elk dorp in de gemeente Heerenveen – naar behoefte – een lap grond toegewezen die ingezet kan worden om een zonneweide voor het hele dorp op te ontwikkelen. Zeker als de grond ‘stekkerklaar’ wordt opgeleverd – dus met de juiste infrastructuur – en er een goede regeling komt voor vergunningsverlening (leges!) kan dat een prima voorbeeld zijn voor andere gemeenten.

Het probleem dat de gemeente over zichzelf afroept is wel meteen een hele cruciale: hoe laat je het dorp participeren? Hoe zorg je ervoor dat het collectieve element gewaarborgd blijft? De gemeente stelt dat het de mogelijkheid wil geven aan lokale energiecoöperaties – daar heeft ze er al drie van in het midden. Dat klinkt goed en iedereen heeft wel redelijk voor ogen hoe dat er uit zou moeten zien: breed gedragen club vrijwilligers met een ervaren bestuur, een paar jonge, ondernemende mensen en aarding in het bestaande verenigingsleven.

Maar ja, een coöperatie kan iedereen oprichten. En hoe weet je als gemeente zeker dat je te maken hebt met een coöperatie waar je langjarig mee in zee wil. Die coöperatie kan namelijk ook gevormd worden door twee snelle jongens die verder weinig op hebben met het dorp. In dat geval krijg je geheid ruzie in het dorp. Je zou ook Plaatselijk Belang – als vertegenwoordiger van het dorp – die taak in de maag splitsen. Maar ja, die zitten waarschijnlijk ook niet te wachten op nog meer werk als vrijwilliger; werk waar ze vaak ook niet de kennis of affiniteit mee hebben. Als gemeente zelf een coöperatie oprichten, zo van boven af, of door inschakeling van een hip Amsterdams bedrijf? Hoe-dan-ook geen goed idee.

Gelukkig is er in de Angelsaksische traditie een serie regels, de Rochdale Principles, die beschrijven hoe een echte coöperatie er uit zou moeten zien. In het kort: autonoom, democratisch, open, sociaal en, natuurlijk, lokaal & duurzaam. Met een kleine groep coöperaties ben ik bezig die als leidraad te gebruiken, en aan te passen naar de Friese dorpen. Deze idealen kunnen we onszelf en anderen voorhouden én naar werken – dat biedt meteen ook houvast voor gemeenten met de goede plannen zoals Heerenveen. Zo kunnen we korte metten maken met de te vaak gehoorde verzuchting van bestuurders dat ‘draagvlak ontbreekt’.

Draagvlak? Dat regelen we zelf. Wat zeg ik, dat zijn we zelf.