Goed idee? Uitstekend idee!

[Eerder verschenen als column in Friesch Dagblad op 5 oktober 2018 PDF hier]

Is het een goed idee, dat de Friese overheden zonneparken zelf gaan ontwikkelen en beheren? Waarnemend burgemeester Van Klaveren van Ameland vindt van wel. Hij heeft er ook een prima reden voor: waarom zou Fryslân met lede ogen toezien dat grote sommen geld in de vorm van energiesubsidies verdwijnen in de zakken van veelal buitenlandse ontwikkelaars?

De burgemeester wil dat de provincie het voortouw neemt om samen met gemeenten te komen tot een provinciaal exploitatiebedrijf voor zonneparken. Daarmee hebben die gemeenten meer zeggenschap over hun omgeving en kunnen ze speculatie voorkomen – het direct doorverkopen aan buitenlandse investeerder, zoals nu wel gebeurt. Geld, kennis en werkgelegenheid blijft zo in Fryslân.

Een goed idee, wat zeg ik, een uitstekend idee. Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Er is veel bereikt, de afgelopen jaren. Groepen burgers in alle windstreken van Fryslân hebben zich georganiseerd in lokale coöperaties en samen met coöperaties in Groningen en Drenthe hebben zij zelfs een eigen energiebedrijf opgericht, EnergieVanOns. Op veel plekken is men bezig met kleine en grote projecten rond zonnepanelen. Het keurmerk MienskipsEnergie certificeert de stroom die wordt opgewekt door deze coöperaties. Maatschappelijk verantwoorde ondernemingen in Fryslân kunnen nu zeker zijn dat zij lokale duurzame stroom kopen in plaats van ‘sjoemelstroom’. Stroom leveren van collectief zonnepark tot afnemer, het is in Fryslân georganiseerd.

Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Waar (buitenlandse) ontwikkelaars zich weinig tot niets gelegen laten liggen aan de omgeving, werken lokale coöperaties juist vanuit die gemeenschap. De acceptatie én participatie van duurzame energieprojecten – zelfs de grotere – is van meet af aan ingebakken. Meer en meer gemeenteraden herkennen deze MienskipsEnergie-projecten als zeer wenselijk en funderen hun beleid rond duurzaamheid en planologie op deze waarden en processen.

Niet dat dat makkelijk is. Het is een groep vrijwilligers die jarenlang aan keukeltafels vergadert, in dorpshuizen plannen presenteert, ingewikkelde subsidies aanvraagt. Vaak lopen zij tegen hobbels op, hobbels die overheden hebben opgeworpen of niet snel genoeg slechten. Dat is zonde want die vrijwilligers doen dit niet voor het eigen gewin maar om hun omgeving duurzamer te maken op een manier die rechtvaardig & sociaal is en daarnaast milieu & landschap zo weinig mogelijk aantast. En geld en werkgelegenheid binnen de grenzen houdt, precies zoals Van Klaveren wil.

Ameland heeft het eigenlijk makkelijk; op het eiland bestaat al jaren een grote, zeer actieve coöperatie die samen met de gemeente eigenaar is van een groot zonnepark. Een voorbeeld dat op een aantal plekken in Fryslân navolging heeft gekregen maar elders verzandt in gemeentelijk onbegrip.

Burgemeester Van Klaveren zou die kennis én zijn jarenlange bestuurlijke ervaring kunnen inzetten om andere bestuurders een Fryslân-breed model van samenwerking tussen burgers en gemeente voor te houden.

Dan wordt zijn prima idee nog sneller werkelijkheid.

Hoed u voor participatie!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 30 maart 2018. PDF]

“De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving” zo sprak de Koning de tekst van het kabinet Rutte uit. Het woord – participatiesamenleving – schopte het zelfs tot Woord van het jaar 2013.

Participatie is het modewoord van de afgelopen jaren gebleven. En niet alleen de achtereenvolgende kabinetten Rutte hadden er de mond van vol. Alle overheden schermen graag met het begrip als het gaat om voor burgers ingrijpende maatregelen. Niet zelden gaat het om het ‘betrekken van en de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid’. Klinkt goed, niet?

Nu is participeren een mooi begrip – het werkwoord staat voor ‘mee doen’, ‘deelnemen’. Dat zijn mooie, positief geladen begrippen die daadkracht en progressie uitstralen.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen.

Ook in het kader van de energietransitie wordt het woord vaak gebruikt door gemeenten. In beleidsstukken over de inrichting van onze omgeving en bij de aanbesteding van zonneparken of windmolens wordt vaak participatie van bewoners als voorwaarde gesteld. Zonder verdere uitleg of harde getalsmatige onderbouwing. En bij het realiseren van projecten draait het er niet zelden op uit dat participatie de vorm van een lening krijgt.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen. Aan financiële participatie kleven risico’s, risico’s die een gemeente niet zo maar moet doorgeven en promoten. Aan de andere kant is de participatie niet rechtvaardig. Want stel dat er een mooi rendement terugvloeit naar de participerende burgers dan is dat alleen voor de degenen die het zich kunnen veroorloven.

In de veel Friese dorpen zijn wellicht niet voldoende bewoners te vinden die makkelijk een deel van het spaargeld kunnen vrijmaken voor een lening. Om de ‘lokale participatie’ dan toch rond te krijgen wordt uitgeweken naar een veel groter gebied, heel Nederland bijvoorbeeld. Zo krijg je de situatie dat een groep rijke westerlingen uiteindelijk de vruchten plukt van een lokaal Fries project.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Het zal niemand verbazen dat veel van deze participatie niet lukt. Laten we wel wezen; als een ondernemer met een plan zomaar bij u thuis aanklopt voor een lening, dan geeft u hem of haar niet zomaar een deel van uw vermogen mee in de hoop dat er jaarlijks rente wordt uitbetaald en aan het eind van 15 jaar de lening wordt afgelost. De meeste huishoudens gaan – terecht – voorzichtiger om met hun geld.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Er zijn zoveel betere vormen van participatie denkbaar bij projecten rond duurzame energie. Laten we beginnen met de stroom die wordt opgewekt. Als er een zonnepark bij een dorp komt, dan moeten omwonenden deze duurzame stroom kunnen kopen. En het is helemaal mooi als we daar het Friese keurmerk MienskipsEnergie op kunnen plakken. Daar zit acceptatie en participatie van de lokale gemeenschap vanzelfsprekend in.

Weg met draagvlak!

Zullen we iets afspreken? Laten we vanaf nu het woord ‘Draagvlak’ niet meer gebruiken, althans niet meer in de betekenis die er aan gegeven wordt bij het plannen van een windturbine of zonnepark.

Draagvlak betekent letterlijk het vlak dat een last draagt, zoals een kastplank of een vliegtuigvleugel. En op zich is er niets mis met het woord zelf; het is een nuttig, technisch woord. Het begrip is echter de afgelopen jaren té besmet geraakt door adviseurs, veranderingsmanagers en beleidsambtenaren. Bij hen wordt het ‘vlak’ de bewoners in een dorp of wijk en de ‘last’ een hoge windmolen of groot zonnepark. Dat draagvlak moet “gecreëerd” worden middels “strategieën om weerstand te verminderen”. En dan gaat het in de praktijk al snel fout. Burgers zijn geen kleuters – zij laten zich bij dit soort plannen niet meer verleiden door een leuk vormgegeven folder of een juichend verhaal van de wethouder.

Wij willen burgers ín het buurthuis met een viltstift bij een planbord en niet briesend buiten met een spandoek. 

Anders dan bij de bouw van een loods op een industrieterrein of de uitbreiding van een keuken, gaat het bij vergunningen voor duurzame energie (windturbines of zonnestroomparken) over maatschappelijk wenselijke zaken die de lokale, ruimtelijke beleving op de kop kunnen zetten. Het kan nuttig zijn én vervelend tegelijk. En dan wordt het lastig: ikzelf ben helemaal vóór windmolens maar niet voor die hele grote; en zeker niet op elke plek. Als die bij mijn dorp zouden kunnen komen wil ik daar zelf, met mijn buurtgenoten, over kunnen discussiëren en, uiteindelijk, beslissen.

Voor zo’n discussie is de schaal van de gemeente eigenlijk niet de juiste. Als voorbeeld, ik woon in de gemeente Súdwest Fryslân. Die strekt van Breezanddijk tot Raerd en van Kimswerd tot Reaklif, plekken die hemelsbreed 30, 40 kilometer uit elkaar liggen. Als er bij Abegeasterketting of in Duinterpen-Sneek een groot zonnepark gepland wordt, moeten bewoners van dát buurtschap of díe wijk het recht hebben over dat plan te beslissen, voordat de gemeenteraad als vertegenwoordiger van de hele gemeente daar een klap op geeft.

Voor overheden is dat wel wennen, die burgers aan tafel. Wij willen burgers ín het buurthuis met een viltstift bij een planbord en niet briesend buiten met een spandoek. Willen we een actieve samenleving waarin bewoners zelf helpen schrijven aan plannen voor duurzame energie dan gaat dat natuurlijk voorbij aan draagvlak creëren middels een uitgekiende mediastrategie.

Maar wat komt er dan voor in de plaats? Daar heb ik wel een idee over.

Laten we van nu af aan spreken over acceptatie & participatie als voorwaarden voor de succesvolle inpassing van duurzame energie.

Acceptatie betekent dat zowel de gemeente als de direct betrokkenen – burgers, bewoners in welke vorm dan ook georganiseerd – akkoord gaan met de plannen.

Participatie kan op vele manieren maar de inzet is lokale betrokkenheid bij beslissingen over aard en grootte van het project, de financiering, bouw, onderhoud, gebruik van ruimte en afname van duurzaam opgewekte stroom. Succesvolle participatie maakt acceptatie simpeler.

acceptatie & participatie als voorwaarden voor de succesvolle inpassing van duurzame energie.

Er blijven in dit model een hoop vragen open staan en natuurlijk is dit proces nog lang niet uitgekristalliseerd.

Laten we in Fryslân leren van de problemen die er zijn bij windparken in de rest van Nederland. En laten wij nu, bij de inpassing van grootschalige zonne-energie, nieuwe processen rond MienskipsEnergie goed testen. Zodat er zonneparken verschijnen waar burgers stroom van krijgen en trots op zijn. En wellicht dat we dan de komende jaren een beter proces hebben om kleinschalige windenergie in Fryslân weer mogelijk te maken.

Wie weet.

MienskipsEnergie

Bestand 03-03-16 14 52 00Willen we duurzame energie in onze samenleving een belangrijke plaats geven dan zullen we er mee moeten leren leven.

Dat is een hele opgave. Anders dan een kolencentrale in een afgelegen havengebied heeft duurzame energie meestal een belangrijke lokale component. En bijna altijd zijn de lusten en de lasten daarbij niet eerlijk verdeeld.

Investeren in duurzame projecten is vaak lucratief mede dankzij miljarden subsidie die daar – terecht – aan worden uitgegeven. Maar het werkt lokale ongelijkheid in de hand. Een kleine, rijke groep er veel profijt van, tegelijk hebben omwonenden alleen maar last van die hoge windmolens of dat enorme zonneveld.

Voorbeelden te over

Oud-bestuursvoorzitter Rijkman Groenink wist via een belastingconstructie zijn ABN-AMRO-miljoenenbonus uit handen van de fiscus te houden door slim te investeren in een windmolen bij Medemblik, op dat moment de grootste van Nederland. De burgers van Medemblik kijken nog jaren tegen deze molen aan zonder er een stuiver mee te kunnen verdienen, terwijl Rijkman Groenink op veilige afstand zijn belastingaangifte met een ongetwijfeld tevreden glimlach op de bus deed.

Participatie lijkt in zo’n geval een betere methode en vaak wordt – zeker bij grote windmolen projecten – individuele burgers de mogelijkheid geboden geld in te leggen. Dat klinkt goed maar uiteindelijk is het ook hier een bovenlaag met geld of ervaring in ondernemen die de vruchten plukt. Er zijn al gemeenschappen waar diepe scheuren geslagen zijn omdat woningeigenaren last hebben van dezelfde windmolen die de buurman tienduizenden euro’s per jaar opbrengt. Of wordt harde klagers de mond gesnoerd met een riante afkoopsom van het energiebedrijf, terwijl bescheiden en minder grof gebekte buurtgenoten achter het net vissen.

Windpark

Als we niet oppassen gaat het Windpark Fryslân ook deze kant op. Dat grote windpark in het IJsselmeer wordt ontwikkeld door private partijen. Die hebben de provincie een groot aandeel aangeboden; dat aandeel ter waarde van vele tientallen miljoenen euro’s zal vast een mooi rendement kunnen halen. De provincie denkt erover die deelname in kleinere partjes door te verkopen aan de Friese burgers maar dat zal de energie-ongelijkheid alleen maar doen toenemen. Overtollige spaarcenten leveren enkelen well-to-do Friezen een mooie rente op; minder gefortuneerden hebben het nakijken en zien in de windmolens evenzovele monumenten van door de overheid georganiseerde ongelijkheid. Beter is – en langs die lijnen wordt in het Provinsjehús gelukkig ook gedacht – om rendementen beschikbaar te stellen voor de energievoorziening van dorpen en wijken.

Bij gemeenten speelt dit proces ook; projectontwikkelaars met rijke investeerders achter zich jagen op stukken gemeentegrond waar zonneweides moeten verrijzen (PDF). Prima voor de duurzaamheid maar er liggen aan de rand van het dorp wel 30 jaar lang duizenden panelen in de zon te blikkeren. Elke keer als een inwoner z’n hond uit laat, ziet hij hoe Friese zon getransformeerd wordt in euro’s voor de Randstad.

Het antwoord op de problemen die wij hier in Fryslân importeren moet er één zijn vanuit de lokale bevolking zelf, net zoals dat vroeger, vóór het provinciale verbod, bij dorpsmolens kon. Dat gaat niet om geld alleen – hoewel dat in krimpende kernen meer dan welkom is. Het gaat juist ook over zeggenschap – over welke lokatie geschikt is, over hoe overlast door goede inpassing wordt beperkt, hoe we lasten en lusten met elkaar in evenwicht brengen. En het gaat ook over gedeelde verantwoordelijkheid, over samenwerken en bouwen aan een duurzame toekomst.

MienskipsEnergie

Daarom formuleert – op dit moment – een aantal lokale coöperaties een duidelijk antwoord: MienskipsEnergie. MienskipsEnergie is energie die een dorp of wijk zelf wil, waar het zeggenschap over heeft en waar het – als collectief – ook van profiteert. Burgers worden niet tegen elkaar uitgespeeld maar bepalen samen wat mogelijk is en juist ook wat niet. Dat proces geeft ook een beter antwoord aan projectontwikkelaars: in plaats van verstoorde inspraakavonden of dure Raad van State procedures valt er, wel binnen duidelijke grenzen, wellicht zaken te doen met het dorp. En het geeft eindelijk invulling aan dat voor overheden zo lastige begrip: draagvlak.

MienskipsEnergie. Op deze plek leest u er meer over. Onthou die naam – gebruik het begrip.

49 procent

Eén getal hoor ik te weinig terug in de discussies rond windenergie in Fryslân. 49 procent.

Het is allang besloten: het Windpark Fryslân gaat door. Zoals in 2008 gepland komt er een grote zwerm windmolens in het Friese deel van het IJsselmeer. Het maakt ook niet meer uit of burgers verhitte discussies over de noodzaak voeren, of lokale politici stellen dat het toch langs de Afsluitdijk kan. Het gaat gewoon door. Dit is wat minister Kamp wil. En als minister Kamp het wil, dan gaat het zóals minister Kamp het wil.

Er is nog één los eindje waar nog wel iets mee kan. 49 Procent is het aandeel in het windpark Fryslân dat de provincie door de ontwikkelaar van het windpark een tijd geleden is aangeboden (PDF). Een aanbod dat Fryslân – bij mijn weten – nog steeds niet geaccepteerd heeft en langzaamaan uit het zicht verdwijnt.

Windpark Fryslân komt er op een voor gewone burgers ondoorgrondelijke wijze. De plannen voor het windpark Fryslân zijn al jaren geleden beoordeeld door het Rijk. Dat gebeurt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling. Verkocht onder de noemer “stroomlijnen van het besluitvormingsproces” en “tijdswinst” is die regeling in het leven geroepen om de burger het recht te ontnemen te veel en te vaak een spaak in het bestuurlijke wiel te steken. De rijksoverheid walst met deze regeling dwars over lokale weerstand heen om zaken geregeld te krijgen. Provincie moet meewerken, gemeenten ook.

We krijgen dit windpark dus. Daarbij, we betalen er voor. Alle burgers betalen via de energierekening een groot deel van de subsidie voor windenergie. Ook díe mensen die totaal geen Fries windpark willen – om wat voor reden dan ook.

Het is duidelijk dat de lasten er zeker zullen zijn – de overlast voor sommigen en de kosten voor ons allemaal. Het lijkt mij daarom niet anders dan logisch dat de inwoners van Fryslân mogen meeprofiteren van de lusten. De opbrengst van 49% eigendom in het windpark kan namelijk prima gebruikt worden voor eventuele schadeloosstellingen en voor het stimuleren van lokale duurzame opwek. Bedenk dat de opbrengsten groot kunnen zijn: ten tijde van het aanbod werd gerekend op een opbrengst van in totaal tegen de 200 miljoen euro. Dit is een enorme som voor Fryslân. Het erge is: hoe langer men draalt, des te lager wordt dat bedrag.

Wat kunnen Friese politici nog doen? Natuurlijk willen zij graag namens hun burgers iets in de melk te brokkelen hebben. Echter meer dan wat lobbyen bij de verantwoordelijke minister in Den Haag zit er niet in. Alle bevoegdheden liggen bij coördinerend minister Kamp – en zoals zo vaak is deze minister bruusk en voortvarend te werk gegaan.
Wat politici beter kunnen doen is in gesprek gaan met Windpark Fryslân en onderhandelen over 49% eigendom. Dan ziet Fryslân nog iets anders terug dan alleen molens voor de kust.

Het kan niet zo zijn dat Friese politici en bestuurders in elke discussie over windenergie niet eerlijk zijn over wat zij wél kunnen bereiken: er ligt een aanbod van zo’n 700 euro per Fries gezin. Dat is een bedrag waar Friezen wellicht niet om gevraagd hebben maar dat ze zeker goed zouden kunnen gebruiken.

Er is alleen wel moed voor nodig om op te staan en publiekelijk ‘ja’ te zeggen tegen 49 procent.