Deze regering is te duur

(eerder verschenen in Friesch Dagblad. Klik hier voor versie zoals deze in de krant verscheen)

Energiebedrijven verdienen op dit moment heel veel geld en consumenten betalen de hoofdprijs voor stroom en gas. Dat is oneerlijk. Bedrijven gebruiken middelen die van ons allemaal zijn, olie  en gas in de grond, zon en wind in overvloed en publiek gefinancierde infrastructuur. Daarbij krijgen die bedrijven niet zelden subsidies of vrijstellingen om dat mogelijk te maken. De prijzen die handelaren elkaar in rekening brengen – de groothandelsprijzen – zijn voor levering voor volgend jaar op dit moment vertienvoudigd. Dat voelen consumenten – met een vertraging – zwaar in hun portemonnee.

Die energiebedrijven zien zich niet altijd gesteld voor enorme kostprijsstijgingen van hun product. Wie zelf een windmolen, zonnepark, gasput of oliebron heeft, ziet de opbrengsten veel harder stijgen dan de kosten. Deze bedrijven gaan rustig achteroverzitten en zetten de telmachine aan.

Regeringen van de ons omringende landen, zelfs de conservatieve regering van het Verenigd Koninkrijk, hebben meteen maatregelen genomen om deze winsten kunnen te beteugelen. Want bedrijven hoeven nauwelijks moeite te doen, de ‘windfall profits’ vallen hen gewoon in de schoot. Maar in Nederland kijkt de regering niet naar de mogelijkheid en buigt zich in bochten om de winsten van de buitenlandse energiebedrijven onaangetast te houden. De mantra ‘de markt stelt de prijs’ is de toverspreuk. Wij burgers moeten ons voegen.

Natuurlijk, de regering heeft een lange lijst van maatregelen tegen het licht gehouden om te zien hoe de komende tijd de pijn voor burgers verzacht kan worden. Maar ja, dat zijn maatregelen die zitten in de verlaging van belastingen en heffingen. Kortom, die sigaar uit eigen doos betalen we zelf.

Ook overheden krijgen het lastig. Veel gemeenten en provincies – ook de Friese – hadden de afgelopen jaren contracten afgesloten met de Nederlandse dochter van Gazprom, het enorme Russische energiebedrijf dat sinds de inval van Oekraïne in ongenade is gevallen. In plaats van dat de Nederlandse regering bij dat bedrijf de touwtjes in handen neemt – Duitsland loopt daarin voorop en andere Europese landen volgen – werden de overheden opgedragen de goedkope gascontracten op te zeggen en nieuwe spijkerdure contracten af te sluiten. Gasmarkt specialisten geven aan dat waarschijnlijk geen molecuul Russisch gas minder geëxporteerd wordt maar betalen we er nu wel meer voor. Dat zijn miljoenen extra kosten die uiteindelijk de burgers en bedrijven in Fryslân voor de kiezen krijgen.

Kortom, de bijziende kippendrift van dit kabinet om stelselmatig de kant te kiezen van grootbedrijf en buitenlandse aandeelhouder en niet die van burger en algemeen belang, zorgt ervoor dat wij een barre winter tegemoet gaan. Zelfs als het niet gaat vriezen.

Ik denk dat de tijd is gekomen om het contract met deze regering op te zeggen. We kunnen het ons niet meer veroorloven; deze regering is simpelweg te duur voor Friese burgers.

Ontoerekenbaar

(eerder verschenen in Friesch Dagblad op 30 november 2018)

Verwachting werd werkelijkheid. Deze week kwam het nieuws dat het Klimaatakkoord een mislukking is. De klimaattafels waar dit kabinet probeert de enorme klimaatopgave neer te leggen, komen niet verder. Officieel is het natuurlijk nog geen mislukking; men begint weer aan een nieuwe, derde ronde van onderhandelen. Maar alle tekenen wijzen erop dat dit proces niet werkt. Ook niet na twintig ronden onderhandelen.

Het wrange is dat allemaal voorspeld werd. Op meer plekken stelde men grote vraagtekens bij de gedachte dat aan de klimaattafels, bevolkt door een handvol bedrijven en instellingen, wel even de klimaatopgave zou worden opgelost. Ook in deze kolommen sprak ik mijn oprechte twijfel hierover uit. Het uitruilen van enkele bedrijfsbelangen levert niet automatisch een grote bijdrage aan het algemeen belang. Verre van.

Terwijl het in principe zo eenvoudig is: onze regering moet harde beslissingen nemen over onze veiligheid en investeren in een duurzame toekomst. Sommige van die maatregelen doen ongetwijfeld pijn. Ter verlichting daarvan kan de regering, in goed overleg met de samenleving, op een rechtvaardige manier de pijn verzachten. Als er daardoor bedrijven in de knel komen, natuurlijk helpen wij dan de werknemers. Als er ergens geïnvesteerd moet worden, gaan we niet piepen maar doen we een paar duiten in het zakje. Zo deden we dat altijd al; de Deltawerken die Zeeland en Zuid-Holland beschermen zijn – natuurlijk – ook met het geld van Friese burgers en bedrijven tot stand gekomen.

Dit kabinet lukt het niet tot besluiten te komen en dat baart zonder meer zorgen. De Staat heeft namelijk de rechtsplicht om ervoor te zorgen dat het gezinsleven en het leven van burgers ook op de langere termijn beschermd worden en moet daarom maatregelen nemen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Dat zijn niet mijn woorden, het gerechtshof Den Haag heeft in het zogenaamde Urgenda-arrest de minister van Infrastructuur en waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen, deze woorden voor de voeten geworpen.

Er is op dit moment nog geen overeenstemming over hoe en hoeveel de luchtvaartsector moet krimpen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Maar dat dat moet, staat vast. Dat wetende wil verantwoordelijk minister Van Nieuwenhuizen het lokale vliegveldje bij Lelystad, onder druk van de luchtvaartlobby, tot een tweede grote internationale luchthaven ombouwen. Dat leidt, in plaats van krimp, tot grote groei van broeikasgassen. Het is duidelijk. De minister voelt, ook na het arrest, die rechtsplicht niet.

De waarneming en de wilsvorming van de leden van dit kabinet wordt beïnvloed door lobbyisten. Men voelt geen besef van tijd en urgentie. De plichten die bewindslieden op zich nemen bij het aanvaarden van het ambt worden verzaakt.

Voor personen wier waarneming en wilsvorming sterk wordt beïnvloed en die geen rechtsplicht of tijdsbesef voelen, hebben wij in het Nederlands een woord: ontoerekenbaar.

 

Afromen

Voor minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat is het glashelder hoe wij met z’n allen van het Gronings gas af gaan en tegelijkertijd het klimaat redden. Ondernemende, innovatieve ondernemingen zullen hun kans grijpen en de bedrijven en burgers van Nederland voorzien van schone, duurzame energie. Er worden grote sommen geld klaar gezet voor bewezen schone technieken (zoals zon- en windenergie) en in adembenemend tempo worden middelen beschikbaar gesteld voor pilots en innovaties. Het snelle dalen van de kostprijs bij wind-op-zee is hét voorbeeld hoe de overheid, met een enorme publieke investering, innovatie kan bewerkstelligen die een publiek belang – goedkope, duurzame stroom – dichterbij brengt.

Begrijp me goed, ik heb helemaal niets tegen innovatieve, ondernemende bedrijven, die hebben we nu met de klimaatopgave keihard nodig. Maar het model waarin deze bedrijven werken leidt niet automatisch tot een maatschappelijk interessante oplossing.

Om een voorbeeld te noemen. Op dit moment wordt gekeken naar diepe geothermie. Dat is een techniek waarmee op grote diepte – denk aan enkele kilometers onder de grond – warmte aan de aarde wordt onttrokken. De kern van de aarde is loeiheet en elke kilometer naar de kern wordt het zo’n dertig graden warmer. Door een diepe bron te maken kan je die warmte bovengronds prima benutten, bijvoorbeeld om dat als warm water via een warmtenet naar woningen en bedrijven te leiden. Genoeg voor een behaaglijk huis en een hete douche.

Stel dat het veilig kan – hoe kan diepe geothermie de energietransitie het beste helpen? Een overheid zou kijken naar alle plekken tegelijk waar diepe geothermie wenselijk is en dan zoveel mogelijk bewoners en bedrijven daar op willen aansluiten. De kosten worden zo over veel gebruikers verdeeld en omdat de overheid op het project geen winst hoeft te maken kunnen minder interessanten bronnen worden aangeboord en net even verder weg gelegen dorpen worden aangesloten. Prima voor de werkgelegenheid.

Uiteindelijk moet een overheid dan de onrendabele witte vlekken voor haar rekening nemen. Tegen hoge kosten.

Een bedrijf kijkt op een andere manier; het rendement op de investering is dan leidend. Alleen díe bronnen die daadwerkelijk ruim bijdragen aan de winst worden uitgevoerd. Het dorpje dat net even verder ligt, wordt niet aangesloten.

Iets vergelijkbaars is op veel plekken in Nederland gebeurd met kabel en glasvezel. Marktpartijen pakten alleen de kernen waar zij het meeste winst mee konden maken. Uiteindelijk moet een overheid dan de onrendabele witte vlekken voor haar rekening nemen. Tegen hoge kosten.

Zo is het zoet van de room voor een aantal bedrijven en blijft de inmiddels sterk verzuurde ondermelk over voor de burgers. Het met subsidie laten afromen van projecten met een groot maatschappelijk belang is een fout die we ons niet meer kunnen permitteren.

Weg met de BV Nederland!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 17 mei 2018. Hier is de PDF te vinden]

Op dit moment wordt in Nederland onderhandeld over het Klimaatakkoord. Met als doel handen en voeten te geven aan de internationale afspraak om de opwarming van de aarde binnen twee graden of minder te houden. De usual suspects, het nationale circus van alsmaar doorpolderende vertegenwoordigers van bedrijven, instellingen en milieugroeperingen zijn aan een aantal tafels gezet om te kwartetten onder leiding van een aantal oud-politici.

Het klinkt ongetwijfeld cynisch maar ik denk dat deze werkwijze niet de oplossing is. Met alle respect voor de deelnemers die ongetwijfeld hun best doen om oplossingen aan te dragen die verlaging van CO2-uitstoot dichterbij brengen én de achterban tevreden houden, ontbreekt in het hele proces het uitgangspunt van het gemeenschappelijke, van het algemeen belang.

Ik meen dat de som van alle, zorgvuldig tegen elkaar uitgespeelde individuele belangen – hoe ingewikkeld ook verpakt – uiteindelijk niet de formule is om te komen tot een gemeenschappelijk belang. Zeker niet één dat zo veelomvattend is als de klimaatopgave.

Het Klimaatakkoord is geoutsourcete politiek – het niet-durven-nemen van beslissingen. Juist op het moment dat de maatschappij om richting en sturing schreeuwt. En de beginselen die aan een klimaatakkoord ten grondslag zouden moeten liggen, zijn degene die in het DNA van partijen als het CDA en PvdA zou moeten zitten: rechtvaardigheid, rentmeesterschap en solidariteit in internationale context. Maar ik hoor ze niet.

Het Klimaatakkoord is geoutsourcete politiek – het niet-durven-nemen van beslissingen.

Voorbeeld. De transportsector neemt wereldwijd maar liefst 26% van de uitstoot van CO2 voor haar rekening en dit groeit aandeel nog steeds, zeker in ‘transportland’ Nederland. Dat kan niet doorgaan. Het hele idee van het over grote afstanden vervoeren van personen en spullen moet dringend op de schop. Een appel die 20.000 kilometer verderop geplukt is, een feestje vieren in Las Vegas, het hele jaar door rozen uit Afrika. Het is logistiek fantastisch knap maar het kan niet meer.

Dat zouden politici moeten zeggen. Natuurlijk dienen er dan afspraken gemaakt te worden om mensen aan andere banen te helpen en bedrijven zich te laten aanpassen. Maar dat leggen we in de handen van politici, die kunnen daar middelen voor beschikbaar stellen.

Door het direct bij de spelers in het economisch verkeer te plaatsen worden er geen beginselen vastgelegd, worden er geen leidraden gesponnen maar zijn de spelers in een interactief proces bezig met het doorrekenen van de eigen verlies- en winstrekening. Het Klimaatakkoord is zo de definitie van marktdenken en daar zit juist de fout. We moeten snel af van de gedachte dat de ‘BV Nederland’ ons wel uit het ravijn trekt. Deze ‘BV’, met een aantal multinationale ondernemingen voorop, heeft ons er juist in gereden.

Wij, burgers en bedrijven, maken deel uit van een ondernemende gemeenschap. In de vorm van een coöperatie, de ‘Coöperatie Nederland’. En wij willen daadkrachtige coöperatieve bestuurders die beslissingen durven nemen.

In het algemeen belang.

Een brief uit Den Haag

[Deze column verscheen eerder in Friesch Dagblad op 26 januari 2018 PDF is hier te vinden]

De schokgolven van de recente grote aardbeving nabij Zeerijp werden ditmaal ook gevoeld in Den Haag. En ditmaal lukte het de murw geslagen Groningers de aandacht van randstedelijke media en landelijke politiek iets langer te vangen voor de gênante vertoning rond de schadevergoedingen.

En ja, dat helpt.

Deze week gaf minister van Economische Zaken én Klimaat, Eric Wiebes, een onverwacht schot voor de boeg: er plofte op 200 directietafels van grootgebruikers een brief waarin zij worden gesommeerd het gebruik van Groningengas in vier jaar geheel af te bouwen.

Totaal verbouwereerd sputterde de woordvoerder van de energie-intensieve industrie dat zijn achterban zich geïntimideerd voelde. Geïntimideerd. Hij zou eens met Groningers in het aardbevingsgebied moeten praten.

Ik denk dat nog vele sommaties en oekazes vanuit Den Haag zullen volgen. Zeker om de afbouw van de productie van Groningengas te versnellen. Maar meer én vaker zal de collectieve opgave van het klimaatakkoord van Parijs de reden zijn.

Totaal verbouwereerd sputterde de woordvoerder van de energie-intensieve industrie dat zijn achterban zich geïntimideerd voelde. Geïntimideerd. Hij zou eens met Groningers in het aardbevingsgebied moeten praten.

Uit onderzoek bleek dat zes op de tien consumenten zich bewust zijn van de klimaatopgave en daar aan willen bijdragen door de keuzes die zij maken. Echter, op dit moment heeft klimaatontwrichting – een beter woord dan klimaatverandering – geen gezicht of beeld in het dagelijks leven. Foto’s van zielige ijsberen op een rap kleiner wordend ijsschotsje, smeltende gletsjers en bosbranden in verre landen werken daar niet aan mee. Het plaatst de impact juist nog verder buiten de belevingswereld van een Friese burger. Diezelfde burger wordt dagelijks wel, als consument, bestookt met aanbiedingen en beelden die juist de klimaatopgave ontkennen. We krijgen aanbiedingen voor vliegvakanties en goedkoop vlees. We lopen in de winter langs open winkeldeuren en verwarmde caféterrassen. Op tv sommeert de aantrekkende economie ons om in nog luxere dieselauto’s te rijden.

De komende jaren zullen – in het kader van een nog te behandelen klimaatwet – maatregelen getroffen worden die burgers en bedrijven gaan treffen in hun dagelijkse gang van zaken. Dat zal voor velen als een zekere en onaangename verrassing komen. De wijze waarop wij allen werken, wonen, reizen, eten, ontspannen zal aan verandering onderhevig zijn. De keuzes die wij als consument, bewoner, reiziger, ondernemer, werknemer, opvoeder maken, zullen op een andere manier tot stand komen. Onze leefstijl en die van onze kinderen zal versoberen omdat keuzes elkaar uitsluiten – het wordt of-of in plaats van en-en. En als het veranderen van keuzes niet goedschiks of snel genoeg gaat, dan bestaat de mogelijkheid dat overheden middels verbod, gebod of geldelijke dwang ingrijpen.

Er komt een dag dat een brief uit Den Haag op onze deurmat valt. Dan moeten we voorbereid zijn.

Rentmeesters aller landen

[Deze column verscheen op vrijdag 23 februari 2018 in het Friesch Dagblad. Hier als PDF.]

Er is een onzichtbare aanslag gaande op het Friese landschap. Een soort van ‘land grabbing’ op regionale schaal. Deze week stond in het andere ‘FD’, het Financieele Dagblad, dat buitenlandse investeerders een groot deel van de subsidie voor grote zonneparken opsnoepen. Als één van de weidste en dunbevolkte provincies lijkt Fryslân in dergelijke gevallen een zeer interessant zoekgebied. Dat blijkt ook: op dit moment worden op ongekende schaal plannen bij gemeenten en provincie ingediend.

Veel van deze plannen – tot honderd hectare [NB. boven de 50 MW is de Rijksoverheid het bevoegd gezag] – hebben door hun schaalgrootte een duidelijke impact op het landschap. Op een paar bijzondere locaties na, zal de acceptatie door de omgeving niet automatisch gaan. En dan druk ik mij voorzichtig uit. De ervaring van afgelopen jaren leert: er zal onrust zijn, ergernis over slechte communicatie of zelfs regelrechte boosheid van omwonenden.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Het lastige is dat niemand, op een paar ambtenaren Ruimtelijke Ordening na, weet heeft van die plannen. Bedrijven en burgers zijn zich niet bewust of en wat er speelt in de eigen omgeving.

“Het delen van informatie is een sleutelfactor voor het succesvol betrekken van de omgeving en het bouwen aan vertrouwen.” schreef toenmalig minister Kamp de Tweede Kamer twee jaar geleden. Hij stelde dat bij grote projecten moet worden gewerkt “in de geest van de Omgevingswet”. De wet is nog niet klaar maar werpt zijn schaduw vooruit. Het is juist de bedoeling met de omgeving sámen een plan te maken, met de beleidsdoelen voor ogen. En niet met een buidel geld voor ogen.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Waarschijnlijk hebben de buitenlandse projectontwikkelaars deze brief niet gelezen. En anders laten zij zich er weinig aan gelegen liggen. Waarom zouden ze ook? Er is subsidie en er zijn grondbezitters die hun gronden wel willen verpachten. Het informeren van de omgeving? Laat de overheid dat maar opknappen.

Zolang subsidie voor grote zonneparken zonder acceptatietoets rondgestrooid worden, is de grondeigenaar spil in dit Grote-Geld-circus.

Natuurlijk, een agrarische ondernemer die het water nu aan de lippen staat, kan niemand euvel duiden dat hij zwicht voor een goed aanbod voor zijn land. Boeren kunnen zo een vorkje meeprikken in het feestmaal van de miljardensubsidies.

Maar voor veel andere grondbezitters zou het algemeen belang, en niet de snelle winst, moeten leiden. Dat overheden land verpachten zodat bedrijven geld kunnen verdienen met een dikke rijkssubsidie, stuit mij tegen de borst. Zolang een gemeente niet zélf de energie voor haar eigen verbruik heeft veiliggesteld en de eigen dorpen en wijken niet éérst in gelegenheid heeft gesteld collectief de energievoorziening te organiseren, geeft het geen pas goede gronden voor 15 tot 30 jaar ‘weg’ te geven aan – veelal buitenlandse – bedrijven.

Voor mij zou elke organisatie met een publieke of maatschappelijke taak – ik denk dan zeker ook aan beheerders van kerkelijke grondbezit – zich niet zonder meer met deze ‘land grab’-praktijken moeten inlaten.

Wij moeten er op kunnen vertrouwen dat instellingen zich als betrokken rentmeesters opstellen. Dat de lokale opgave voor voedsel, natuur en duurzame energie wordt omarmd en niet wordt gefrustreerd in ruil voor wat penningen.

Laat het gebruik van gronden voor de energievoorziening onze gemeenschappen niet splijten maar juist verbinden.

Klimaatrechtspraak

Deze week was het weer raak. Wederom gaf een rechter het huidige regeringsbeleid rond klimaat en energie een oorveeg. Dit keer was het de Raad van State die keihard uithaalde naar de voorgenomen gaswinning. Twee jaar geleden gebeurde dat ook maar nu werd het belang van de leveringszekerheid, waarmee het vorige kabinet voortdurend schermde, niet meer klakkeloos boven de veiligheid van de inwoners van Groningen gesteld.

In niet mis te verstane bewoordingen (‘gebrekkig gemotiveerd’) vernietigt de Raad de winningsplannen. De kersverse minister Wiebes kan aan de bak. Aan hem de taak om het verdwenen vertrouwen van Groningse bevolking en bestuurders terug te winnen en hen veiligheid te garanderen.

De Raad van State staat niet bekend als een clubje activistische juristen die meedraaien met elk modieus-duurzaam windje. Sterker nog, dit is het oudste bestuursorgaan ter wereld en één van de belangrijkste adviesorganen van de regering. De Raad van State gaat niet over één nacht ijs; het wikt en weegt in de wetenschap dat er in Nederland geen hogere instantie is om een besluit te toetsen.

Dat de rechter een streep zet door kabinetsbeleid is inmiddels symptomatisch. Waar een rechter elke keer een afweging maakt vóór de veiligheid en de toekomst van burgers, kiezen achtereenvolgende kabinetten toch telkens vóór de economie en het snelle gewin.

In Nederland werd dat voor het eerst zichtbaar in 2015, met de inmiddels wereldberoemde Urgenda-uitspraak. Die uitspraak verplichtte de rijksoverheid om de uitstoot van broeikasgassen versneld terug te dringen.

Klimaatrechtspraak noemt men dat fenomeen waarin burgers, soms geflankeerd door gemeenten en klimaatorganisaties, de door hen zelf gekozen en boven hen gestelde regering moeten terugfluiten omdat internationale afspraken met voeten worden getreden, de veiligheid van burgers niet voldoende wordt gegarandeerd en het milieu niet langer wordt beschermd.

Dat dit gebeurt in landen met een lange geschiedenis van corruptie en korte ervaring met rechtstaat & democratie, verbaast ons minder. Dat wij hier in Nederland om moeten vechten voelt onwerkelijk.

Het afkalvend vertrouwen in het politieke systeem verdwijnt hierdoor nog sneller. Als we ‘Den Haag’ niet kunnen vertrouwen om in naam van alle Nederlanders de veiligheid van Groningers te garanderen, dan kunnen alle kabinetspartijen – ook de zojuist aangetreden – zich opmaken voor een hobbelige rit. Dan wordt elk beleidsvoornemen met argusogen bekeken; dan is elk besluit bij voorbaat verdacht. Dan kunnen we er niet op vertrouwen dat dit kabinet de juiste antwoorden heeft op de grote vragen die op onze samenleving afkomen, zoals de klimaatopgave.

Dat de rijksoverheid zich – met louter economische motieven – beweegt langs en óver de grenzen van onze rechtsstaat is ronduit weerzinwekkend. We mogen in onze handen knijpen dat we onafhankelijke rechters hebben die het fundament van de rechtstatelijkheid blijven bewaken.

Rechtvaardige duurzaamheid

(deze column verscheen eerder in Friesch Dagblad, vrijdag 20 oktober 2017. Hier als pdf)

 

Het aantredend kabinet zal stappen zetten om de klimaatopgave voortvarend aan te pakken en de verduurzaming van de samenleving te versnellen. Met verse maatregelen, doorgeschoven ministers en zelfs een nieuwe naam: ministerie van Economie en Klimaat. Jammer dat economie nog steeds op één staat maar goed, beter iets dan niets.

Veel van de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen, gingen uit van financiële prikkels. En die stroom geld is steeds meer van de burgers richting bedrijven gegaan. Miljarden subsidie voor de biomassa in kolencentrales, miljarden aan fiscale vrijstellingen voor dure hybride leasebakken die zich verzamelen aan de voet van glimmende kantoorgebouwen. De opslagen die burgers via hun energienota’s betalen, zien we deels als winsten terugkeren op de balans van de zon- en windontwikkelaars.

Nu twee partijen van christelijken huize zitting nemen in dit kabinet, hoop ik dat ook een ander geluid dan het gerinkel van geld te horen zal zijn. Namelijk de roep om rechtvaardigheid in beslissingen over verduurzaming. Die stem verstomde meer en meer de afgelopen twee decennia, zeker onder minister Kamp. De belangrijke vraag is of CDA en ChristenUnie gaan meebrullen in het koor van de twee andere partijen (VVD en D66) die alle hoop vestigen op ‘de markt’. Of dat zij de rug rechten en een pleidooi houden voor rechtvaardige duurzaamheid.

Als we niet oppassen zal de klimaatopgave, als die wordt aangepakt volgens de wetmatigheden van de markt, langs oude breekpunten de samenleving splijten.

De klimaatopgave is groot en moet in rap tempo worden uitgevoerd. Maar we kunnen als samenleving niet hebben dat een klein groepje grote bouwbedrijven door slimme trucs met grote winsten wegloopt. We kunnen ook niet hebben dat het rijkere deel van de bevolking geholpen door forse subsidies hun huizen verduurzamen terwijl de minder gefortuneerden niet die financiële armslag hebben en daardoor naast de subsidiepot grijpen.

Rechtvaardigheid gaat verder dan een weegschaal waar men de lusten en de lasten tegen elkaar afweegt en in euro’s afrekent. Het gaat om gelijke kansen, het delen van kennis en taken, om niet-afgedwongen solidariteit, een eerlijk loon voor laaggeschoolde arbeid, waardering voor vrijwilligers, respect voor bestuurders.

En die rechtvaardigheid moet niet alleen gelden in ons land. De gevolgen van klimaatverandering worden steeds schrijnender in grote delen van de wereld, waar men minder welvarend is dan in Nederland.

Als we niet oppassen zal de klimaatopgave, als die wordt aangepakt volgens de wetmatigheden van de markt, langs oude breekpunten de samenleving splijten.

Een rechtvaardig ondernomen aanpak kan juist burgers, bedrijven en overheden verbinden. Laat dat onze opdracht zijn, laten we daarvoor dit kabinet op de huid zitten.

De Kommissaris en de Gouddollers

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 2 juni 2017)

Het wil maar niet vlotten met het vormen van een nieuwe regering. In sommige landen raakt men al in paniek als er niet daags na een verkiezingsavond een bordes vol met ministers klaar staat om benoemd te worden. In Nederland wordt na weken van stille verkenningen lafjes de handdoek in de ring gegooid en wordt een vakantie ingepland om alles te laten ‘bezinken’. Natuurlijk, het land blijft wel bestuurd worden – we zijn tenslotte gewend geraakt aan lange formaties – maar juist op belangrijke thema’s wordt geen meter vooruitgang geboekt. Zeker op het gebied van klimaatafspraken.

In Frankrijk gaat het meteen van acquit. De kersverse jonge president Macron begrijpt wat nodig is in het belang van heel Frankrijk en in een week verzamelt hij een kleurrijke, breedgeschakeerde regering om zich heen. De centrum-rechtse Édouard Philippe als verbindende premier en de schrijver/journalist Nicolas Hulot als ‘Ministre de la Transition écologique et solidaire’ – vrij vertaald de minister van de duurzame en gemeenschappelijk transitie. In dat ministerie is ook Energie ondergebracht, een in Frankrijk belangrijk departement.

Macron ziet als geen ander dat verschillen in opvattingen een plek moeten hebben op het hoogste regeringsniveau. Minister Hulot staat in Frankrijk bekend als militante milieu-activist en zal aan de regeringstafel gaan vechten voor het belang van milieu en klimaat. De urgentie straalt er van af – voor- en tegenstanders weten waar ze aan toe zijn.

Dat is leiderschap. Je kan zeggen dat Macron het zich makkelijk gemaakt heeft: hij heeft geen achterban met loze beloften opgezweept en heeft de verkiezingsretoriek van anderen kunnen weerstaan. Maar hoe anders is het hier in Nederland. Er is niemand in de kabinetsformatie – met minister-president Rutte voorop – die uitgaat van algemeen belang. Men blijft op de eigen belangen zitten en wil zo weinig mogelijk weggeven. Het is kwartetten met zelfbenoemde troefkaarten. Dat is al lastig spelen – het heeft met regeren niets te maken.

In Fryslân hebben we een nieuwe commissaris van de Koning, Arno Brok. In één van zijn eerste publieke optredens gaf hij een voorbeeld van leiderschap waar ze in Den Haag nog wat van kunnen opsteken.

Bij de opening van het coöperatieve zonnepark bij Garyp, hield hij een speech die doordesemd was van het besef van algemeen belang. Hij nam Garyp tot voorbeeld voor de wijze waarop zonneparken tot stand moeten komen: van, door en voor de lokale gemeenschap. Hij nam daarbij in niet mis te verstane bewoordingen afstand van de (buitenlandse) projectontwikkelaars die als sprinkhanen door Fryslân vliegen op zoek naar grote lappen grond om met subsidies zonnepanelen op neer te leggen. Daar ligt een zeer aanlokkelijk verdienmodel voor de korte termijn aan ten grondslag. Alleen liggen de lasten daarvan langjarig bij de dorpen, bij de omwonenden. In deze krant kunt u hier bijna wekelijks lezen over dorpen die overvallen worden door grootschalige plannen.

Ik vind het getuigen van broodnodig leiderschap dat deze commissaris direct vanaf het begin van zijn ambtsperiode de toon zet in deze discussie. Zijn boodschap aan de projectontwikkelaars op zoek naar goud – de gouddollers – is simpel en niet mis te verstaan: alleen een lokale gemeenschap zoals die in Garyp heeft pas echt het goud in handen.

Zij bepalen met wie ze delen.

 

‘Onze’ kolencentrale

Natuurlijk was het een publiciteitsstunt, de openbare aankondiging van een energieleverancier om de Hemweg-centrale in Amsterdam te kopen van de Nuon. En bekende Nederlanders die zich graag met duurzaamheid afficheren gingen er met boter en suiker in – een Amsterdamse wethouder bood spontaan een miljoen gemeenschapsgeld mee, net als een hip (en kennelijk te duur) chocolademerk. De onvermijdelijke crowdfundingsactie loopt nog.

De gedachte was dan ook te aantrekkelijk: als we gezamenlijk een kolencentrale kopen dan kunnen we die daarna gewoon sluiten. Weg met kolen, lang leve het klimaat op aarde en het milieu in Amsterdam! Hoe loffelijk en simplistisch deze oplossing ook lijkt, het legt alleen een groot onderhuids probleem bloot.

Hoezeer wij als samenleving nu de behoefte hebben – en zelfs de plicht – om grote stappen te zetten richting een duurzame energievoorziening (en, niet te vergeten, een gezonde leefomgeving in Amsterdam-West); sluiten van de centrale kan niet zomaar. Wetten die eigendom beschermen, afgegeven kolenstook-vergunningen en afspraken met personeel staan het domweg in de weg. Zomaar openbaar een klein bedrag bieden op grote delen van een bedrijf is daarbij op zijn zachts gezegd niet aardig. Wat een reclamebureau of een groepje zelfverklaarde duurzaamheidgoeroe’s ook beweert.

Het is overigens niet dat Nuon de kolencentrale per se wil behouden. Hemweg greep naast de subsidiepot die voor kolencentrales was neergezet en daarmee is de centrale de komende jaren niet erg rendabel. Het heeft het liefst de komende jaren honderden miljoenen subsidie, net zoals een aantal concurrenten afgelopen jaar heeft gekregen.

Maar het grootste probleem zit ‘m niet in de centrale en de bedrijfsvoering. Het probleem zit ‘m in ‘we’.

Als ‘we’ deze kolencentrale zouden kopen, of zelfs meteen sluiten, dan moeten we eerst bedenken wie ‘we’ zijn. Het lijkt me niet zo goeie gedachte dat de Nuon als eigenaar wordt ingeruild voor een andere leverancier of een willekeurig groepje activisten met goede-doelen-gelden. Als het gebeurt dan moet dat als samenleving gedaan worden.

En ja, die samenleving die hebben we eigenlijk al, we noemen dat al eeuwen overheid. En die gedachte om gezamenlijk te beslissen over het lot van kolencentrales is niet nieuw. Vroeger waren grote centrales in handen van de samenleving – in eigendom van provincies en gemeenten. Toen waren ‘we’ er eigenaar van en konden ‘we’ er over beslissen. Een Amsterdamse wethouder kon aan een plan werken om de Hemweg-centrale te ontmantelen. De gemeenteraad kon er over beslissen.

Juist in een transitie is het van belang dat de samenleving dergelijke beslissingen kan forceren. Bepalen wat wordt gebouwd en wat vervroegd wordt afgebouwd. Waar windmolens komen en waar we gebruik van fossiele energie een halt toe roepen. Maar in onze doorgeschoten neo-liberale wereld hebben we geen zeggenschap meer over onze energievoorziening. Dáár zit het probleem, dát moeten we veranderen. En niet lukraak bieden op fossiele restanten.

Het begint met zeggenschap. Op dit moment is het zo dat bij wijze van spreken Zweedse kiesgerechtigden meer over een eventuele sluiting te zeggen hebben dan een wethouder van de gemeente Amsterdam. De Hemweg centrale is van de Vattenfall/Nuon en daarmee in eigendom van de Zweedse staat. Het bizarre feit doet zich dus voor dat deze kolencentrale wel in handen is van de samenleving.

Alleen niet de onze.