De paradox van de duurzame verspilling

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 23 juni 2017.)

Het nieuws kwam niet als een verrassing, maar toch was het een schok. Het afgelopen jaar heeft Nederland weer meer energie verbruikt en daarmee zijn eigenlijk de inspanningen om de verduurzaming van de energievoorziening tot stand te brengen grotendeels teniet gedaan. Omdat het totale energieverbruik is toegenomen, heeft de toename van het verbruik van hernieuwbare energie nauwelijks geleid tot een groter aandeel in het totale energieverbruik. Het aandeel steeg van 5,8 naar 5,9 procent, alle goede bedoelingen ten spijt. Ik durf niet eens uit te rekenen hoe lang het in dit tempo duurt voordat we in de buurt van de 50% komen. Laat staan de 100%.

Hier kan gewoonweg een wetmatigheid aan ten grondslag liggen, sterker nog, een oud fenomeen. Al ten tijde van de eerste industriële revolutie werd dat duidelijk. Het bekendste voorbeeld daarvan is de verbetering van de stoommachine. Toen James Watt zijn uitvinding naar buiten bracht, werd de inzet van kolen opeens een stuk efficiënter. Daarmee werd de mogelijkheden voor de machine opeens vele malen groter en werd het apparaat op grote schaal neergezet. Het was – voor dit tijd – een efficiënt apparaat en juist daardóór ging het gebruik van kolen opeens exploderen.

Later kreeg dit mechanisme een bijzondere naam: het Postulaat van Khazzoom–Brookes, naar de twee onderzoekers die hier onderzoek naar deden in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, ten tijde van de oliecrises. De paradox is dat een verbetering van de efficiency van een energieproces leidt tot meer gebruik van energie in dat proces. [Khazzoom-Brookes is een bijzonder variant van het Rebound-effect]

Ook nu moeten wij, met de inspanningen die wij ons getroosten om duurzaam en efficiënt bezig te zijn met energie, helaas constateren dat die inspanningen te niet gedaan worden door het meergebruik. Iedereen kent het wel; juist omdat we goedkope en efficiëntere verlichting hebben, halen we veel meer lampen in huis. Zo branden de LED-slingers nu niet alleen met Kerstmis maar een deel van het jaar. Waarom ook niet? Batterijen en accu’s raken goedkoper zodat nu elk stuk kinderspeelgoed, vervoermiddel of apparaat stroom verbruikt.

Wellicht zit hierboven op nog een tweede paradox bij verduurzaming. Met de mogelijkheid om onszelf deels los te maken van fossiele brandstoffen, krijgt dit mechanisme nog een andere dimensie. Ik poneer het maar als een voorlopig onbewezen stelling: elke verduurzaming van de energievoorziening bij individuele bedrijven of huishoudens zorgt voor gelijkblijvend verbruik van die energie of zelfs verhoging.

We staan met z’n allen in deze spagaat. We investeren in besparingen maar we verbruiken meer. We subsidiëren miljarden in windturbines maar het aandeel duurzaam stokt.

Ik merk het bij mezelf. Zolang ik maar genoeg zonnepanelen heb, maakt het niet uit hoeveel ik gebruik. De warmtepomp gebruikt geen fossiele brandstoffen dus mag het in de huiskamer behaaglijk zijn. Dat aspect maakt het in de toekomst nog lastiger om er voor te zorgen dat wij met z’n allen meer besparen. Want laten we wel wezen, we zijn er nog lang niet. En door het gevoel duurzaam te leven onder een dak vol zonnepanelen, zijn niet alle aspecten van klimaatdoelstellingen afgevinkt. Verre van.

We staan met z’n allen in deze spagaat. We investeren in besparingen maar we verbruiken meer. We subsidiëren miljarden in windturbines maar het aandeel duurzaam stokt.

Is er een weg uit deze paradox? Jazeker, maar dat begint als we globale klimaatopgaven weten te vertalen naar aspecten van het individueel gedrag van ons bedrijf of onze huishouding. Dat gaat dus verder dan energie besparen en duurzaam opwekken.

Als dat duidelijk wordt, weten we pas echt wat we moeten doen. Het postulaat van Khazzoom–Brookes kan daarna rustig worden bijgezet in het museum van oude wetmatigheden.

Energiemeent

(eerder verschenen in Friesch Dagblad, 6 januari 2017)
bestand-08-01-17-22-14-03Deze krant is een feuilleton begonnen over de strubbelingen bij de ontwikkeling van een zonnepark vlak bij Heerenveen (onder andere ‘Heerenveen wil aangepast plan zonnepark’ en ‘Omwonenden zonnepark laken gemeente Heerenveen’). Dat is goed, het is belangrijk dat hier aandacht voor is. In de microkosmos van die ervaringen ligt namelijk een vooruitzicht dat voor heel Fryslân werkelijkheid dreigt te worden.

Ik schets even kort de standaard verhaallijn in bullets:

  • Gemeente geeft aan projectontwikkelaar een vergunning en gebruik van grond voor een grootschalig zonnepanelenproject.
  • Project wordt gepresenteerd aan omwonenden en er wordt begonnen met de uitvoering.
  • Bewoners raken ontstemd omdat ze plotseling geconfronteerd worden met gedane zaken en geen of weinig invloed kunnen uitoefenen.
  • Gemeente stelt dat aan alle regels is voldaan.
  • Gemeenteraad voelt zich gepasseerd.
  • Bewoners worden boos op gemeente.

Dan zijn er twee mogelijke uitkomsten.

  1. Het project wordt niet uitgevoerd: verduurzaming energievoorziening komt geen stap verder; projectontwikkelaar blijft zitten met hoge aanloopkosten.
  2. Het project wordt wel uitgevoerd: de projectontwikkelaar verdient mooi; de bewoners blijven boos.

Deze verhaallijn moet een andere ontknoping kunnen krijgen. Het zou bizar zijn als dit proces tientallen keren herhaald gaat worden in heel Fryslân.

Meent – oud begrip, nieuwe invulling

Laat ik een aanzet voor een oplossing geven. Dan grijp ik terug op een oud begrip: de ‘meent’, de gemeenschappelijke weide waar vroeger de hele dorpsgemeenschap gebruik van mocht maken. De meent, vergelijkbaar met het Friese mienskar, het hart van het dorp, lijkt niet toevalligerwijs op het woord ‘gemeente’, het heeft dezelfde oorsprong.

Ik stel voor dat gemeenten – om hoofd te bieden aan grote opgaven voor lokale duurzame stroomopwekking, ‘energiemeenten’ in het leven roepen, gronden die gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke energieproductie.

Ik stel voor dat gemeenten ‘energiemeenten’ in het leven roepen, gronden die gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke energieproductie.

Om dat proces te begeleiden, zou tijdelijk een persoon of instelling, een ‘meentmeester’, kunnen worden aangesteld. Zo kunnen groepen burgers en lokale bedrijven, al dan niet verenigd in een coöperatie, afspraken maken over de invulling van het park. Als dat nuttig is kan zo’n coöperatie als meentmeester blijven optreden.

En de projectontwikkelaars? Die komen direct aan bod zodra de wensen van de betrokkenen duidelijk zijn. Dit geeft lokale en maatschappelijk bewuste ondernemers een betere kans om mee te doen in deze projecten.

Het gaat dus om meer dan een ‘goede landschappelijke inpassing’. Daarmee denken veel overheden hun plicht te hebben voldaan. Dit gaat verder, dit gaat om inpassing in de mienskip; de democratische wijze waarop economisch, sociaal én landschappelijk de lusten en lasten worden verdeeld. Dat proces eindigt niet bij omwonenden, het begint er.

Haalt dit niet de snelheid uit het transitieproces? Ik denk van niet. De tijd die nodig is om burgers als groep te betrekken haal je in door minder kans op bezwaren en kostbare, lange beroepsprocedures. Dat geldt zeker bij grootschalige projecten. Daarnaast kunnen geslaagde ‘meent’-projecten andere gemeenschappen enthousiasmeren.

Zoals zoveel gemeenten heeft Heerenveen vergaande plannen voor grootschalig zon. Tegelijkertijd is een aantal enthousiaste burgerinitiatieven binnen de gemeentegrenzen actief. Het zou bijzonder zijn als de gemeenteraad lering trekt uit de serie berichten uit deze krant en vól inzet op ondersteuning van deze initiatieven om te komen tot gemeenschappelijk gedragen zonnestroomprojecten. Natuurlijk, een energiemeent tover je niet een-twee-drie uit een hoge hoed. Experimenteren, zoals de gemeente Súd-west Fryslân op dit moment in IJlst doet, is nodig om te zien wat werkt en wat niet. Dit is echter wel het moment om te beginnen.

Eén ding staat vast. Als wij openbare ruimte dertig jaar lang op slot zetten met een zonnepark, dan hebben de direct omwonenden, burgers én bedrijven, het recht daarover te beslissen en te beschikken. Laten we uitzoeken of een energiemeent daarvoor een oplossing biedt.

Heimwee naar Nixon

Het klimaatverdrag van Parijs is in relatieve sneltreinvaart, binnen een jaar, geratificeerd, vorige week op 4 november. Niet door het Nederlandse kabinet en kamer overigens – die zitten middenin de jaarlijkse Zwarte Piet discussie – maar wel door serieuze landen als Albanië, Ivoorkust en Tuvalu, om er maar een paar te noemen. Ook grote vervuilers als China, Brazilië en de Verenigde Staten hebben het verdrag geratificeerd. Met Trump nu in het Witte Huis is het maar de vraag of het verdrag vanuit die hoek het zelfde gewicht krijgt als we een week geleden nog dachten, maar de vaart zit er in en de geest is uit de fles.

De gevolgen van het verdrag zijn nog niet duidelijk; ook Nederland zal plannen moeten maken om de uitstoot van broeikasgassen enorm terug te brengen.

En dan moeten we ons toch weer zorgen maken. Want dit verdrag verhoudt zich slecht tot waar de Nederlandse politiek zich dezer weken mee bezig houdt. Om te beginnen botst ‘Parijs’ met andere verdragen. Op dit moment zijn een aantal verdragen zoals CETA (tussen de EU en Canada) en TTIP (tussen de EU en de VS) onderwerp van discussie of onderhandeling. De doelstelling van deze handelsverdragen is groei in handelsvolume. Dat betekent dus nog meer spullen in zwaar vervuilende schepen over de Atlantische Oceaan; dat staat echter haaks op de opgave van Parijs om die vervuiling aan te pakken. We zullen mínder in plaats van méér moeten produceren en we zullen méér dichtbij moeten gebruiken in plaats naar verre oorden te verslepen. Dat is geen isolationisme of anti-globalistisch sentiment, dat is zinvolle, wenselijke klimaat-politiek. In een vreemde omweg zou overigens juist President Trump hier een grote rol in kunnen spelen; hij heeft aangegeven deze handelsverdragen niet te ondertekenen.

Terug naar Nederland. Dat het kabinet werkelijk geen enkel besef tentoonspreidt waar het Nederland naar toe moet leiden, blijft pijnlijk duidelijk. Juist na Parijs zijn op het gebied van energie maatregelen genomen die diametraal ten opzichte van Parijs liggen. Allereerst is er door minister Kamp vorige week voor meer dan 2 miljard euro subsidie opzij gelegd voor kolencentrales om daarin Amerikaans hout – ook weer met vervuilende schepen vervoerd – te verstoken. Door eerst bakken met geld te geven aan buitenlandse kolenboeren vangen helaas prachtige, lokale projecten van (Friese) zonnestroom-initiatieven bot bij het subsidieloket.

vvd_tweet_vroemvoemDit jaar werd de maximumsnelheid op nog meer autowegen verhoogd en minister minister Schultz aast op nog meer – ze ziet het 130-kilometerbord als haar belangrijkste nalatenschap. De landelijke VVD twitterde daarop blij met de hashtag “#vroemvroem”, alsof het Nederlandse volk kleuters zijn. Ieder kind weet dat 130 kilometer per uur slecht is voor het milieu – je stoot per kilometer meer CO2 uit – en voor de veiligheid – drie maal zo veel dodelijke ongelukken op 130-wegen, zo bleek uit onderzoek.

 

In 1974 werd in de Verenigde Staten met een federale wet de maximumsnelheid teruggebracht naar 55 mijl per uur. Let wel: vijfenvijftig mijl per uur is nog geen 90 km/u! Decennia later kunnen staten zelf bepalen hoe hard er gereden wordt en is die maximumsnelheid op veel plekken verhoogd, maar nog steeds staat het getal ’55’ – nogmaals: dat is maar 88,5 km/u! – voor hoe hard een automobilist hoort te rijden. Die wet werd niet ondertekend door een ultra-linkse milieu-activist op sandalen maar door de Republikeinse president Nixon met het doel om brandstofbesparing op grote schaal mogelijk te maken. Iets van die geest zouden wij in het Nederlandse kabinet nu kunnen gebruiken.

Wie had kunnen denken dat wij in november 2016 nog zouden terugverlangen naar Nixon.

Zonde van het geld

Vorig jaar is in Fryslân zo’n 347 miljoen aan subsidie voor de productie van duurzame energie gegeven. Dat geld, uit de jaarlijkse Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+), ondersteunt de exploitatie van liefst 266 projecten. Fryslân scoort met 10% van het beschikbare budget meer dan het landelijk gemiddelde. Dat is een mooie opsteker: het kan de provincie weer een stapje duurzamer maken.

Wie een SDE+subsidie krijgt zit geramd. De overheid garandeert namelijk vijftien jaar een prijs voor de opbrengst. Veel van de Friese aanvragen betreffen zonnepanelen op daken, veelal door of namens agrarische ondernemers. Gegarandeerde opbrengst, vijftien jaar lang subsidie, hier droomt elke ondernemer van, zeker in tijden van snel dalende melkprijzen.

Maar een aanzienlijk deel van deze subsidiepot dreigt niet gebruikt te worden (zie onder andere rapport rekenkamer). Dat is, op alle mogelijke manieren, zonde.

Het is zonde omdat je met deze regeling met winst energie kunt opwekken. Je kunt er gewoon geld mee verdienen.

Bovendien kan met het geld de werkgelegenheid in Fryslân een boost krijgen. Denk aan installateurs, bouwbedrijven, maar ook adviseurs en fiscalisten.

Het is verder zonde omdat er elk jaar veelbelovende projecten achter het net vissen. De SDE+ werkt met een wie-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-methode waarbij weinig wordt gekeken naar financiële haalbaarheid en totaal niet naar lokaal draagvlak.

Dat is zonde omdat het geld bestemd is voor duurzame productie. Gebeurt er niets mee, dan komt het weer op de grote stapel geld van minister Kamp. En met deze minister is het dan de vraag of hij er alsnog een duurzame bestemming aan geeft.

Het is zonde omdat er voor dit jaar bijna geen geld beschikbaar is voor lokale productie van zonne-energie – de pot is helemaal leeg omdat er veel is aangevraagd voor wind en biomassa.

Het is helemaal zonde omdat Fryslân daarmee achter blijft, dat duurzaamheidsdoelstellingen niet gehaald worden.

Natuurlijk zijn er veel redenen waardoor projecten alsnog lastig te verwezenlijken lijken. Er zijn technische beperkingen, financiering blijkt wat lastiger, het ontbreek de ondernemer aan tijd om het project goed aan te pakken, algemene koudwatervrees, verwachte problemen met omwonenden; onbekendheid met wet- en regelgeving, verwachte aansluitingsperikelen etc..

Maar er kan vaak veel meer dan voor mogelijk wordt gehouden. Financiering hoeft geen probleem te zijn zo kent Fryslân langjarige, goedkope leningen. Projecten kunnen – binnen grenzen – worden aangepast. Samenwerking met lokale initiatieven kunnen terechte zorgen wegnemen. Technische kennis, fiscale adviezen, participatiemodellen – allemaal aanwezig. En ja, er zijn energiebedrijven die de stroom willen kopen.

Ik stel voor dat Michiel Schrier de nieuwe duurzame energie gedeputeerde, deze zaak naar zich toetrekt en een team formeert met enkele specialisten zoals mensen van lokale coöperaties, met de mannen achter het Fryske duurzame energiefonds FSFE, met installateurs en natuurlijk met vertegenwoordigers van boeren.

Met de juiste communicatie en coördinatie van de ondersteuning moet het mogelijk zijn dat geoormerkt geld uit Den Haag ook daadwerkelijk de provincie bereikt. Het gaat om miljoenen voor Fryslân, het gaat over duurzame energie. Redenen genoeg.

 

 

49 procent

Eén getal hoor ik te weinig terug in de discussies rond windenergie in Fryslân. 49 procent.

Het is allang besloten: het Windpark Fryslân gaat door. Zoals in 2008 gepland komt er een grote zwerm windmolens in het Friese deel van het IJsselmeer. Het maakt ook niet meer uit of burgers verhitte discussies over de noodzaak voeren, of lokale politici stellen dat het toch langs de Afsluitdijk kan. Het gaat gewoon door. Dit is wat minister Kamp wil. En als minister Kamp het wil, dan gaat het zóals minister Kamp het wil.

Er is nog één los eindje waar nog wel iets mee kan. 49 Procent is het aandeel in het windpark Fryslân dat de provincie door de ontwikkelaar van het windpark een tijd geleden is aangeboden (PDF). Een aanbod dat Fryslân – bij mijn weten – nog steeds niet geaccepteerd heeft en langzaamaan uit het zicht verdwijnt.

Windpark Fryslân komt er op een voor gewone burgers ondoorgrondelijke wijze. De plannen voor het windpark Fryslân zijn al jaren geleden beoordeeld door het Rijk. Dat gebeurt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling. Verkocht onder de noemer “stroomlijnen van het besluitvormingsproces” en “tijdswinst” is die regeling in het leven geroepen om de burger het recht te ontnemen te veel en te vaak een spaak in het bestuurlijke wiel te steken. De rijksoverheid walst met deze regeling dwars over lokale weerstand heen om zaken geregeld te krijgen. Provincie moet meewerken, gemeenten ook.

We krijgen dit windpark dus. Daarbij, we betalen er voor. Alle burgers betalen via de energierekening een groot deel van de subsidie voor windenergie. Ook díe mensen die totaal geen Fries windpark willen – om wat voor reden dan ook.

Het is duidelijk dat de lasten er zeker zullen zijn – de overlast voor sommigen en de kosten voor ons allemaal. Het lijkt mij daarom niet anders dan logisch dat de inwoners van Fryslân mogen meeprofiteren van de lusten. De opbrengst van 49% eigendom in het windpark kan namelijk prima gebruikt worden voor eventuele schadeloosstellingen en voor het stimuleren van lokale duurzame opwek. Bedenk dat de opbrengsten groot kunnen zijn: ten tijde van het aanbod werd gerekend op een opbrengst van in totaal tegen de 200 miljoen euro. Dit is een enorme som voor Fryslân. Het erge is: hoe langer men draalt, des te lager wordt dat bedrag.

Wat kunnen Friese politici nog doen? Natuurlijk willen zij graag namens hun burgers iets in de melk te brokkelen hebben. Echter meer dan wat lobbyen bij de verantwoordelijke minister in Den Haag zit er niet in. Alle bevoegdheden liggen bij coördinerend minister Kamp – en zoals zo vaak is deze minister bruusk en voortvarend te werk gegaan.
Wat politici beter kunnen doen is in gesprek gaan met Windpark Fryslân en onderhandelen over 49% eigendom. Dan ziet Fryslân nog iets anders terug dan alleen molens voor de kust.

Het kan niet zo zijn dat Friese politici en bestuurders in elke discussie over windenergie niet eerlijk zijn over wat zij wél kunnen bereiken: er ligt een aanbod van zo’n 700 euro per Fries gezin. Dat is een bedrag waar Friezen wellicht niet om gevraagd hebben maar dat ze zeker goed zouden kunnen gebruiken.

Er is alleen wel moed voor nodig om op te staan en publiekelijk ‘ja’ te zeggen tegen 49 procent.

Wíj weten het wel!

fd0310columnsybrandfrietema kopie[column Friesch Dagblad 3 october 2014 – de dag dat bekend werd dat het kabinet de doelstellingen voor duurzame energie VOLSTREKT NIET HAALT]

De vrije markt op het gebied van energie is – vriendelijk gezegd – een monstrum. Het werkt niet. Het gaat uit van de gedachte dat iedereen ongebreideld recht heeft op energie, zolang er maar betaald wordt. Dat kan niet en dat moet anders. Bijna iedereen is het daar over eens, alleen weet het kabinet dat nog niet.

Al decennia stelt de rijksoverheid dat het heel graag wil dat er energiebeleid wordt uitgevoerd, dat er ruim geïnvesteerd wordt in voldoende energieproductie, dat burgers meer besparen – en zo meer geld overhouden om de economie aan te jagen, dat het aandeel duurzame elektriciteits- en groene gasproductie groter wordt. Vroeger – voor de liberalisering – ging dat vrij simpel: de overheid stelde een plan daarvoor op en liet het uitvoeren.

De overheid heeft niet meer de instrumenten omdat ‚de vrije markt’ de antwoorden op alle voorkomende vragen zou moeten hebben. Maar dat is niet zo.

Zo kan de overheid wel roepen dat het nieuwe windmolens wil, of meer zonnepanelen, maar de grote energiereuzen slaan zelf aan het rekenen en vragen een vergunning aan voor een grote nieuwe kolencentrale – ze kunnen die stroom namelijk voor een prima prijs goed exporteren. De vergunning kan niet worden geweigerd, de bouw start en Nederland wordt weer een beetje minder groen. Je kan het de energiereus niet aanrekenen – die doet wat de vrije markt vraagt.

Net zo goed kan de overheid aanbieders van stroom wel verplichten aan te geven hoe duurzaam opgewekt ze wel niet zijn. Die ‚groenheid’ van stroom koop je echter voor een schijntje in het buitenland en er wordt nauwelijks door deze maatregel in Nederland geïnvesteerd. Ook weer een gevolg van de Europese vrije markt.

De energiebelasting is ook zo’n voorbeeld: hoe meer je gebruikt, des te minder belasting betaal je per eenheid (dat verschil is bizar groot: de kleinverbruiker betaalt 143 euro, de echt grote jongens 0,50 euro per megawattuur). Zo worden verspillers door onze overheid gesubsidieerd. Maar ja, andere landen doen het ook zo en in de vrije markt moeten we geen belemmeringen opwerpen en de industrie heeft al zo moeilijk, zo luidt het argument.

Het enige instrument dat de overheid nog heeft is een grote pot met stroop. Stroop in de vorm van belastingvoordeel of subsidie. Grote klodders stroop worden uitgesmeerd over luxe, onzuinige auto’s met een kek elektromotortje er in geplakt zodat ze belastingvoordeel genereren. Investeerders van over de hele wereld wordt stroop om de mond gesmeerd en met gelokt met miljarden subsidie voor windmolenparken op zee.

Het lastige van stroop is dat het kliedert. Het komt op plekken waar je het niet wilt. Daar waar het de bedoeling is, komt te weinig terecht. En af en toe is er iemand die langskomt en kans ziet een flinke lik uit de pot te nemen.

De overheid zou graag willen dat haar burgers en ondernemingen minder energie verbruiken. Zuiniger auto’s, betere isolatie van huizen, efficiëntere processen. Maar ook hier staat zij machteloos ten opzichte van de vrije markt. Terrasverwarmer aan, hartje winter? Geen punt, iedereen mag verspillen, zolang het maar betaald wordt. De vrije markt zorgt ervoor dat er pas op energie bezuinigd wordt als het niet meer betaalbaar is. En wat betekent dat op het vlak van olie en gas? Het ontluisterende antwoord: als het bijna op is.

Daar kunnen we niet op wachten. Er moeten beperkingen komen op gebruik van energie. De overheid zou de regie weer zelf in handen kunnen nemen.

Deze week werd bekend dat burgers voorstanders zijn van strenger beleid dan de overheid zelf – meer dan twee-derde wil verplichte maatregelen om energie te besparen en duurzaam op te wekken. Niks stimuleren of via convenant afspreken, nee, verplichten.

Dit kabinet ziet niet de urgentie en is het gevoel voor richting kwijt. Gelukkig wijst de bevolking – van links tot rechts verenigd – nu de weg.

Wíj weten het wel.

Gas zit in de tang – de onbedoelde effecten van duurzame energie

[geschreven in zomer 2012] De situatie van de elektriciteitsmarkt in Duitsland is bijzonder te noemen. Allereerst is de hoeveelheid zonne- en windenergie inmiddels zo groot dat deze het leeuwendeel van de peakload verzorgen. Dat zorgt ervoor dat gasgestookte centrales minder vaak draaien – zij verzorgen voor een deel deze peakload. Daarbij komt dat de prijs van kolen wereldwijd naar beneden is gegaan door vraag vermindering (o.a. doordat in de V.S. goedkoop schaliegas in plaats van kolen wordt ingezet) zodat gascentrales niet kunnen concurreren met kolencentrales. Duitse plannen voor gasgestookte centrales worden op dit moment in de koelkast gezet, zo melden ons de energie bazen, zoals Chef Bruinkool Peter Terium (RWE):

Terium betonte unterdessen erneut, dass sich neue Gaskraftwerke für den Konzern derzeit nicht lohnten. Grund dafür ist, dass die einst lukrative Nachfragespitze um die Mittagszeit – früher eine Domäne von Gaskraftwerken – den fossilen Generatoren heutzutage vom ebenfalls reichlich anfallenden Solarstrom streitig gemacht wird. „Unter den jetzigen Marktbedingungen würden wir derzeit keine Entscheidung für ein neues Gaskraftwerk mehr treffen“, sagte Terium und wiederholte damit frühere Aussagen von RWE.

Terium legt de schuld natuurlijk bij die arme zonnepanelen die er niets aan kunnen doen dat zij in de dure uren het meeste stroom produceren.

De gas ‘squeeze’

In een plaatje is goed te zien hoezeer gas tussen wal (kolen) en hardvarend schip (zon) in komt.

De grafiek (wederom van Fraunhofer) geeft de hoeveelheid gasgestookte elektriciteit aan in week 21 van dit jaar in Duitsland. Het oranje lijntje – ingeklemd tussen waterkracht (blauw) en steenkool (zwart) – is gas. Vroeger liep die lijn met een mooie bult omhoog op elke dag. Ongeveer de bult die nu door zonnestroom (geel) wordt opgewekt. Die bult van gas is niet niet naar beneden gegaan want bruin- en steenkoolcentrales draaien (goedkoper) door.

Het lijkt erop dat gasgestookte centrales de markt uit gesqueezed worden.

Dat was dus niet de bedoeling

Nu was de gedachte dat bij de noodzakelijke afbouw van fossiele brandstof-centrales (met name bruinkool en steenkool) en de opeens versnelde uitfasering van kernenergie een grote rol voor moderne, efficiënte gasgestookte centrales voor basislast zou zijn weggelegd. Niet dus. Niet als het aan RWE ligt.

Gelukkig kunnen we dit ook positief bekijken.

Niet iedereen keert zich af van gas overigens – in de ‘kommunale’ energiewereld gaat men gewoon door. Zo wordt er een ‘weltmeisterkraftwerk‘ gebouwd door Stadtwerke Düsseldorf. Ook Trianel is bezig met een eigen gascentrale.

Maar het echt positieve nieuws is dit: voor het eerst in het bestaan van RWE wordt er door het bedrijf geïnvesteerd in zonnepanelen. Nog vóór het einde van het jaar moet zo’n slordige 1000 MW de daken van RWE gebouwen worden opgetild. [UPDATE: even voor het perspectief: In Nederland is in 2011 tussen de 20 en 50 MW (hangt ervan af wie je gelooft; ik neem ruime marges…) aan PV-installaties in het netwerk gehangen.]

Dat is de wereld op z’n kop: RWE (sinds 1906 leidend in bruinkoolproductie) investeert in zonnepanelen omdat die zo goed renderen!

 

Fraccen in Blija – ‘Methaan uit de kraan’ of ‘cry wolf’?

Nam verraste Fryslân met bijzonder nieuws in vakantietijd – ze gaan fraccen in Blija (of is het fracken in Blije?).
Vakantietijd of niet, dat nieuws slaat hier natuurlijk in als een bom. Want: fraccen = schaliegas = amerikaanse toestanden = film ‘Gasland’ = methaan uit de kraan. Kamermoties zijn al ingediend – zie thumbnail. De PvdA-fractie in de Friese Staten hebben een lijst met licht-paniekerige vragen ingediend. Kortom, het Kwaad moet snel gestopt worden.

Of niet?

In Blija wordt al sinds 1963 gas gewonnen – het Blija-veld is één van de vele ‘kleine velden’ naast het grote Groningen-veld. Nu gaat de NAM daar met een nieuwe boorput proberen meer aardgas uit het veld te poeren. Goed gedocumenteerd, in dit geval. In een uitgebreide toelichting en met een lange lijst (‘OVERVIEW SCHEDULED PRODUCTS‘) van spullen die ze denken te gaan gebruiken, geeft de NAM inzicht in het proces dat zich aan de voet van de zeedijk in Noord-Fryslân nu aan het voltrekken is.

Eerste blik

Zo op het eerste gezicht lijkt het mee te vallen. Allereerst is het een tijdelijke, eenmalige voorziening – dit is niet fraccen om schaliegas te onttrekken uit gesteente maar het boren (met reeds langer bekende frac-technieken) naar ‘gewoon’ gas. Eenmaal ‘gefract’ blijft de boorput jarenlang gas produceren zonder verder gebruik van frac-technieken – er hoeven ook geen nieuwe putten te worden geslagen. Dat blijkt ook uit de te gebruiken hoeveelheden water en chemicaliën. Deze methode van fraccen is volgens één bron uit oliemannenland (Energy Institute van The University of Texas, Austin) al sinds de uitvinding door Halliburton in 1949 heel veel toegepast volgens het rapport (Fact-Based Regulation for Environmental Protection in Shale Gas Development, p. 7 onderaan):

Since its initiation, hydraulic fracturing has been used to stimulate approximately a million oil and gas wells.

Milieu

Afgezien van de vraag of we al ons gas zo snel mogelijk uit de bodem moeten halen of niet (antwoord: nee, natuurlijk niet!) en de standaard overlast van tijdelijke industriële activiteiten (geluid, licht, extra vrachtwagens door het dorp etc.), is de grootste vraag natuurlijk wat voor gevolgen heeft dit voor grondbewegingen (bevingen, scheuren, verzakkingen), (grond)water-, grond-, en luchtverontreiniging.

De NAM over de gevolgen

NAM geeft niets prijs over eventuele grondbewegingen. Dat is logisch, men boort daar al bijna een halve eeuw dus wie zou daar nou nog van opkijken? Grondwater wordt niet aangetast door extra bescherminglagen rond de buis aan te brengen.
Verder stelt NAM dat verontreinigingen praktisch uitgesloten zijn:

‘Deze techniek wordt door NAM in Nederland al sinds de jaren 50 regelmatig en succesvol toegepast, zowel op land als op zee.’

en

De NAM voldoet aan bestaande Europese en Nederlandse wet- en regelgeving.

Business as usual. Aldus de NAM.

Een korte analyse van de mogelijke verontreinigingen die specifiek met fraccen te maken hebben

De mogelijke verontreinigingen zijn afhankelijk van de gebruikte spullen om te fraccen. Bij fraccen gebruikt men grofweg drie zaken voor drie verschillende doeleinden:

  1. water onder zeer hoge druk naar beneden pompen om scheuren te maken in gesteente
  2. poreuze, kleine korreltjes om de zo ontstane scheuren open te houden
  3. een aantal chemicaliën en andere stoffen om bepaalde processen soepeler of vloeibaarder te laten verlopen, waaronder:
    1. biociden om bacteriën en slijmafzetting tegen te gaan;
    2. anti-corrosieproducten om roesten van materiaal tegen te gaan.

Op dit gebied ben ik leek maar het valt mij op dat de hoeveelheden lijken mee te vallen. Uiteraard hangt het af van het gebruik maar de voorgestelde hoeveelheid water en chemicaliën is vele malen minder dan gebruikt wordt in schaliegaswinning.

De spullen en de hoeveelheden

Verreweg het meeste dat gebruikt wordt is water, daarna komen de kleine bolletjes en dan de chemische toevoegingen. In een tabelletje:

drager water 729 753 kilo
opvulsel keramische korrels 92 763 kilo
chemicaliën totaal 10 269 kilo
– waarvan slecht voor het milieu 4657 kilo
– waar daar weer van echt slecht (CMR) voor de mens 27 kilo

[CMR betekent Cancerous, Mutating, Reproduction-toxic; echt rottig spul dus]
Een deel van het spul blijft achter in de bodem. In de NAM documentatie staat dat erkende verwerkers zich ontfermen over de teruggepompte, verontreinigde vloeistofbrei (‘flowback water’). In de eerste week komt er daarna ‘nat’ gas naar boven; dat wordt afgefakkeld. Zo komt wellicht een (klein en zeer verdund) deel van die 27 kilo gevaarlijk spul in de atmosfeer.

Conclusie

Zaak is dat het bevoegd gezag (EL&I) goed toezicht houdt en dat Wetterskip Fryslân en waterbedrijf Vitens zich goed hebben laten voorlichten – dat laatste kan beter; het lijkt erop dat dit pas achteraf gaat gebeuren. Verder heeft de berichtgeving over dit verhaal een hoog ‘cry wolf’-gehalte.
Voor schaliegasbegrippen is de gebruikte hoeveelheid water en chemicaliën namelijk peanuts. Daar gebruikt men, bron na bron in het land slaand, in een permanent proces grote hoeveelheden water (tientallen miljoenen liters) en tonnen chemicaliën om schalie te breken en gas te winnen. Dit is anders, traditionele gaswinning met fraccen als een eenmalige gebeurtenis. Vergelijkingen met schaliegaswinning lijken mij niet terecht en kunnen eerder als onterechte bangmakerij getypeerd worden.

Laten we dat voor échte schaliegaswinning bewaren.

Fraccen of fracken?

Onze Taal heb ik verzocht het werkwoord ‘fraccen’ op te nemen in de onvolprezen lijst met Engelse werkwoorden in het Nederlands. Aan dat verzoek is gehoor gegeven:

Maar nu vraag ik mij af of ‘fracken’ toch niet beter is. Dat wordt de laatste tijd veel meer gebruikt en het woord zit visueel meer tegen het oorspronkelijke ‘fracking’ aan. ‘Fraccen’ lijkt anderzijds met die twee cc’s meer op andere mooi-rare woorden als stuccen of aerobiccen.

Tot nader order houd ik het bij fraccen, op het gevaar af mij hierdoor in een ongooglebare hoek van het universum te verstoppen.