Goed idee? Uitstekend idee!

[Eerder verschenen als column in Friesch Dagblad op 5 oktober 2018 PDF hier]

Is het een goed idee, dat de Friese overheden zonneparken zelf gaan ontwikkelen en beheren? Waarnemend burgemeester Van Klaveren van Ameland vindt van wel. Hij heeft er ook een prima reden voor: waarom zou Fryslân met lede ogen toezien dat grote sommen geld in de vorm van energiesubsidies verdwijnen in de zakken van veelal buitenlandse ontwikkelaars?

De burgemeester wil dat de provincie het voortouw neemt om samen met gemeenten te komen tot een provinciaal exploitatiebedrijf voor zonneparken. Daarmee hebben die gemeenten meer zeggenschap over hun omgeving en kunnen ze speculatie voorkomen – het direct doorverkopen aan buitenlandse investeerder, zoals nu wel gebeurt. Geld, kennis en werkgelegenheid blijft zo in Fryslân.

Een goed idee, wat zeg ik, een uitstekend idee. Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Er is veel bereikt, de afgelopen jaren. Groepen burgers in alle windstreken van Fryslân hebben zich georganiseerd in lokale coöperaties en samen met coöperaties in Groningen en Drenthe hebben zij zelfs een eigen energiebedrijf opgericht, EnergieVanOns. Op veel plekken is men bezig met kleine en grote projecten rond zonnepanelen. Het keurmerk MienskipsEnergie certificeert de stroom die wordt opgewekt door deze coöperaties. Maatschappelijk verantwoorde ondernemingen in Fryslân kunnen nu zeker zijn dat zij lokale duurzame stroom kopen in plaats van ‘sjoemelstroom’. Stroom leveren van collectief zonnepark tot afnemer, het is in Fryslân georganiseerd.

Wat de burgemeester – terecht – wil, bestaat namelijk al. Alleen, niet iedereen weet het.

Waar (buitenlandse) ontwikkelaars zich weinig tot niets gelegen laten liggen aan de omgeving, werken lokale coöperaties juist vanuit die gemeenschap. De acceptatie én participatie van duurzame energieprojecten – zelfs de grotere – is van meet af aan ingebakken. Meer en meer gemeenteraden herkennen deze MienskipsEnergie-projecten als zeer wenselijk en funderen hun beleid rond duurzaamheid en planologie op deze waarden en processen.

Niet dat dat makkelijk is. Het is een groep vrijwilligers die jarenlang aan keukeltafels vergadert, in dorpshuizen plannen presenteert, ingewikkelde subsidies aanvraagt. Vaak lopen zij tegen hobbels op, hobbels die overheden hebben opgeworpen of niet snel genoeg slechten. Dat is zonde want die vrijwilligers doen dit niet voor het eigen gewin maar om hun omgeving duurzamer te maken op een manier die rechtvaardig & sociaal is en daarnaast milieu & landschap zo weinig mogelijk aantast. En geld en werkgelegenheid binnen de grenzen houdt, precies zoals Van Klaveren wil.

Ameland heeft het eigenlijk makkelijk; op het eiland bestaat al jaren een grote, zeer actieve coöperatie die samen met de gemeente eigenaar is van een groot zonnepark. Een voorbeeld dat op een aantal plekken in Fryslân navolging heeft gekregen maar elders verzandt in gemeentelijk onbegrip.

Burgemeester Van Klaveren zou die kennis én zijn jarenlange bestuurlijke ervaring kunnen inzetten om andere bestuurders een Fryslân-breed model van samenwerking tussen burgers en gemeente voor te houden.

Dan wordt zijn prima idee nog sneller werkelijkheid.

Hoed u voor participatie!

[Eerder verschenen in Friesch Dagblad op 30 maart 2018. PDF]

“De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving” zo sprak de Koning de tekst van het kabinet Rutte uit. Het woord – participatiesamenleving – schopte het zelfs tot Woord van het jaar 2013.

Participatie is het modewoord van de afgelopen jaren gebleven. En niet alleen de achtereenvolgende kabinetten Rutte hadden er de mond van vol. Alle overheden schermen graag met het begrip als het gaat om voor burgers ingrijpende maatregelen. Niet zelden gaat het om het ‘betrekken van en de betrokkenheid van burgers bij overheidsbeleid’. Klinkt goed, niet?

Nu is participeren een mooi begrip – het werkwoord staat voor ‘mee doen’, ‘deelnemen’. Dat zijn mooie, positief geladen begrippen die daadkracht en progressie uitstralen.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen.

Ook in het kader van de energietransitie wordt het woord vaak gebruikt door gemeenten. In beleidsstukken over de inrichting van onze omgeving en bij de aanbesteding van zonneparken of windmolens wordt vaak participatie van bewoners als voorwaarde gesteld. Zonder verdere uitleg of harde getalsmatige onderbouwing. En bij het realiseren van projecten draait het er niet zelden op uit dat participatie de vorm van een lening krijgt.

Gemeenten die participatie eisen bij lokale zonneparken moeten zich goed bedenken dat financiële participatie ongeveer het laatste is waar zij zo maar de burgers aan moeten blootstellen. Aan financiële participatie kleven risico’s, risico’s die een gemeente niet zo maar moet doorgeven en promoten. Aan de andere kant is de participatie niet rechtvaardig. Want stel dat er een mooi rendement terugvloeit naar de participerende burgers dan is dat alleen voor de degenen die het zich kunnen veroorloven.

In de veel Friese dorpen zijn wellicht niet voldoende bewoners te vinden die makkelijk een deel van het spaargeld kunnen vrijmaken voor een lening. Om de ‘lokale participatie’ dan toch rond te krijgen wordt uitgeweken naar een veel groter gebied, heel Nederland bijvoorbeeld. Zo krijg je de situatie dat een groep rijke westerlingen uiteindelijk de vruchten plukt van een lokaal Fries project.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Het zal niemand verbazen dat veel van deze participatie niet lukt. Laten we wel wezen; als een ondernemer met een plan zomaar bij u thuis aanklopt voor een lening, dan geeft u hem of haar niet zomaar een deel van uw vermogen mee in de hoop dat er jaarlijks rente wordt uitbetaald en aan het eind van 15 jaar de lening wordt afgelost. De meeste huishoudens gaan – terecht – voorzichtiger om met hun geld.

Eigenlijk is bij lokale energieprojecten het uitsluiten van groepen burgers de norm en wordt – onder het mom van participatie – op verzoek van de gemeente een klein deeltje teruggegeven aan het rijke smaldeel in de vorm van een risicovolle investering met een mooie vergoeding.

Er zijn zoveel betere vormen van participatie denkbaar bij projecten rond duurzame energie. Laten we beginnen met de stroom die wordt opgewekt. Als er een zonnepark bij een dorp komt, dan moeten omwonenden deze duurzame stroom kunnen kopen. En het is helemaal mooi als we daar het Friese keurmerk MienskipsEnergie op kunnen plakken. Daar zit acceptatie en participatie van de lokale gemeenschap vanzelfsprekend in.

Rentmeesters aller landen

[Deze column verscheen op vrijdag 23 februari 2018 in het Friesch Dagblad. Hier als PDF.]

Er is een onzichtbare aanslag gaande op het Friese landschap. Een soort van ‘land grabbing’ op regionale schaal. Deze week stond in het andere ‘FD’, het Financieele Dagblad, dat buitenlandse investeerders een groot deel van de subsidie voor grote zonneparken opsnoepen. Als één van de weidste en dunbevolkte provincies lijkt Fryslân in dergelijke gevallen een zeer interessant zoekgebied. Dat blijkt ook: op dit moment worden op ongekende schaal plannen bij gemeenten en provincie ingediend.

Veel van deze plannen – tot honderd hectare [NB. boven de 50 MW is de Rijksoverheid het bevoegd gezag] – hebben door hun schaalgrootte een duidelijke impact op het landschap. Op een paar bijzondere locaties na, zal de acceptatie door de omgeving niet automatisch gaan. En dan druk ik mij voorzichtig uit. De ervaring van afgelopen jaren leert: er zal onrust zijn, ergernis over slechte communicatie of zelfs regelrechte boosheid van omwonenden.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Het lastige is dat niemand, op een paar ambtenaren Ruimtelijke Ordening na, weet heeft van die plannen. Bedrijven en burgers zijn zich niet bewust of en wat er speelt in de eigen omgeving.

“Het delen van informatie is een sleutelfactor voor het succesvol betrekken van de omgeving en het bouwen aan vertrouwen.” schreef toenmalig minister Kamp de Tweede Kamer twee jaar geleden. Hij stelde dat bij grote projecten moet worden gewerkt “in de geest van de Omgevingswet”. De wet is nog niet klaar maar werpt zijn schaduw vooruit. Het is juist de bedoeling met de omgeving sámen een plan te maken, met de beleidsdoelen voor ogen. En niet met een buidel geld voor ogen.

De plannen die vandaag op de bureaus liggen zijn vaak groter dan die waar men gisteren tegen streed.

Waarschijnlijk hebben de buitenlandse projectontwikkelaars deze brief niet gelezen. En anders laten zij zich er weinig aan gelegen liggen. Waarom zouden ze ook? Er is subsidie en er zijn grondbezitters die hun gronden wel willen verpachten. Het informeren van de omgeving? Laat de overheid dat maar opknappen.

Zolang subsidie voor grote zonneparken zonder acceptatietoets rondgestrooid worden, is de grondeigenaar spil in dit Grote-Geld-circus.

Natuurlijk, een agrarische ondernemer die het water nu aan de lippen staat, kan niemand euvel duiden dat hij zwicht voor een goed aanbod voor zijn land. Boeren kunnen zo een vorkje meeprikken in het feestmaal van de miljardensubsidies.

Maar voor veel andere grondbezitters zou het algemeen belang, en niet de snelle winst, moeten leiden. Dat overheden land verpachten zodat bedrijven geld kunnen verdienen met een dikke rijkssubsidie, stuit mij tegen de borst. Zolang een gemeente niet zélf de energie voor haar eigen verbruik heeft veiliggesteld en de eigen dorpen en wijken niet éérst in gelegenheid heeft gesteld collectief de energievoorziening te organiseren, geeft het geen pas goede gronden voor 15 tot 30 jaar ‘weg’ te geven aan – veelal buitenlandse – bedrijven.

Voor mij zou elke organisatie met een publieke of maatschappelijke taak – ik denk dan zeker ook aan beheerders van kerkelijke grondbezit – zich niet zonder meer met deze ‘land grab’-praktijken moeten inlaten.

Wij moeten er op kunnen vertrouwen dat instellingen zich als betrokken rentmeesters opstellen. Dat de lokale opgave voor voedsel, natuur en duurzame energie wordt omarmd en niet wordt gefrustreerd in ruil voor wat penningen.

Laat het gebruik van gronden voor de energievoorziening onze gemeenschappen niet splijten maar juist verbinden.

MienskipsEnergie

Bestand 03-03-16 14 52 00Willen we duurzame energie in onze samenleving een belangrijke plaats geven dan zullen we er mee moeten leren leven.

Dat is een hele opgave. Anders dan een kolencentrale in een afgelegen havengebied heeft duurzame energie meestal een belangrijke lokale component. En bijna altijd zijn de lusten en de lasten daarbij niet eerlijk verdeeld.

Investeren in duurzame projecten is vaak lucratief mede dankzij miljarden subsidie die daar – terecht – aan worden uitgegeven. Maar het werkt lokale ongelijkheid in de hand. Een kleine, rijke groep er veel profijt van, tegelijk hebben omwonenden alleen maar last van die hoge windmolens of dat enorme zonneveld.

Voorbeelden te over

Oud-bestuursvoorzitter Rijkman Groenink wist via een belastingconstructie zijn ABN-AMRO-miljoenenbonus uit handen van de fiscus te houden door slim te investeren in een windmolen bij Medemblik, op dat moment de grootste van Nederland. De burgers van Medemblik kijken nog jaren tegen deze molen aan zonder er een stuiver mee te kunnen verdienen, terwijl Rijkman Groenink op veilige afstand zijn belastingaangifte met een ongetwijfeld tevreden glimlach op de bus deed.

Participatie lijkt in zo’n geval een betere methode en vaak wordt – zeker bij grote windmolen projecten – individuele burgers de mogelijkheid geboden geld in te leggen. Dat klinkt goed maar uiteindelijk is het ook hier een bovenlaag met geld of ervaring in ondernemen die de vruchten plukt. Er zijn al gemeenschappen waar diepe scheuren geslagen zijn omdat woningeigenaren last hebben van dezelfde windmolen die de buurman tienduizenden euro’s per jaar opbrengt. Of wordt harde klagers de mond gesnoerd met een riante afkoopsom van het energiebedrijf, terwijl bescheiden en minder grof gebekte buurtgenoten achter het net vissen.

Windpark

Als we niet oppassen gaat het Windpark Fryslân ook deze kant op. Dat grote windpark in het IJsselmeer wordt ontwikkeld door private partijen. Die hebben de provincie een groot aandeel aangeboden; dat aandeel ter waarde van vele tientallen miljoenen euro’s zal vast een mooi rendement kunnen halen. De provincie denkt erover die deelname in kleinere partjes door te verkopen aan de Friese burgers maar dat zal de energie-ongelijkheid alleen maar doen toenemen. Overtollige spaarcenten leveren enkelen well-to-do Friezen een mooie rente op; minder gefortuneerden hebben het nakijken en zien in de windmolens evenzovele monumenten van door de overheid georganiseerde ongelijkheid. Beter is – en langs die lijnen wordt in het Provinsjehús gelukkig ook gedacht – om rendementen beschikbaar te stellen voor de energievoorziening van dorpen en wijken.

Bij gemeenten speelt dit proces ook; projectontwikkelaars met rijke investeerders achter zich jagen op stukken gemeentegrond waar zonneweides moeten verrijzen (PDF). Prima voor de duurzaamheid maar er liggen aan de rand van het dorp wel 30 jaar lang duizenden panelen in de zon te blikkeren. Elke keer als een inwoner z’n hond uit laat, ziet hij hoe Friese zon getransformeerd wordt in euro’s voor de Randstad.

Het antwoord op de problemen die wij hier in Fryslân importeren moet er één zijn vanuit de lokale bevolking zelf, net zoals dat vroeger, vóór het provinciale verbod, bij dorpsmolens kon. Dat gaat niet om geld alleen – hoewel dat in krimpende kernen meer dan welkom is. Het gaat juist ook over zeggenschap – over welke lokatie geschikt is, over hoe overlast door goede inpassing wordt beperkt, hoe we lasten en lusten met elkaar in evenwicht brengen. En het gaat ook over gedeelde verantwoordelijkheid, over samenwerken en bouwen aan een duurzame toekomst.

MienskipsEnergie

Daarom formuleert – op dit moment – een aantal lokale coöperaties een duidelijk antwoord: MienskipsEnergie. MienskipsEnergie is energie die een dorp of wijk zelf wil, waar het zeggenschap over heeft en waar het – als collectief – ook van profiteert. Burgers worden niet tegen elkaar uitgespeeld maar bepalen samen wat mogelijk is en juist ook wat niet. Dat proces geeft ook een beter antwoord aan projectontwikkelaars: in plaats van verstoorde inspraakavonden of dure Raad van State procedures valt er, wel binnen duidelijke grenzen, wellicht zaken te doen met het dorp. En het geeft eindelijk invulling aan dat voor overheden zo lastige begrip: draagvlak.

MienskipsEnergie. Op deze plek leest u er meer over. Onthou die naam – gebruik het begrip.

Zonde van het geld

Vorig jaar is in Fryslân zo’n 347 miljoen aan subsidie voor de productie van duurzame energie gegeven. Dat geld, uit de jaarlijkse Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+), ondersteunt de exploitatie van liefst 266 projecten. Fryslân scoort met 10% van het beschikbare budget meer dan het landelijk gemiddelde. Dat is een mooie opsteker: het kan de provincie weer een stapje duurzamer maken.

Wie een SDE+subsidie krijgt zit geramd. De overheid garandeert namelijk vijftien jaar een prijs voor de opbrengst. Veel van de Friese aanvragen betreffen zonnepanelen op daken, veelal door of namens agrarische ondernemers. Gegarandeerde opbrengst, vijftien jaar lang subsidie, hier droomt elke ondernemer van, zeker in tijden van snel dalende melkprijzen.

Maar een aanzienlijk deel van deze subsidiepot dreigt niet gebruikt te worden (zie onder andere rapport rekenkamer). Dat is, op alle mogelijke manieren, zonde.

Het is zonde omdat je met deze regeling met winst energie kunt opwekken. Je kunt er gewoon geld mee verdienen.

Bovendien kan met het geld de werkgelegenheid in Fryslân een boost krijgen. Denk aan installateurs, bouwbedrijven, maar ook adviseurs en fiscalisten.

Het is verder zonde omdat er elk jaar veelbelovende projecten achter het net vissen. De SDE+ werkt met een wie-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-methode waarbij weinig wordt gekeken naar financiële haalbaarheid en totaal niet naar lokaal draagvlak.

Dat is zonde omdat het geld bestemd is voor duurzame productie. Gebeurt er niets mee, dan komt het weer op de grote stapel geld van minister Kamp. En met deze minister is het dan de vraag of hij er alsnog een duurzame bestemming aan geeft.

Het is zonde omdat er voor dit jaar bijna geen geld beschikbaar is voor lokale productie van zonne-energie – de pot is helemaal leeg omdat er veel is aangevraagd voor wind en biomassa.

Het is helemaal zonde omdat Fryslân daarmee achter blijft, dat duurzaamheidsdoelstellingen niet gehaald worden.

Natuurlijk zijn er veel redenen waardoor projecten alsnog lastig te verwezenlijken lijken. Er zijn technische beperkingen, financiering blijkt wat lastiger, het ontbreek de ondernemer aan tijd om het project goed aan te pakken, algemene koudwatervrees, verwachte problemen met omwonenden; onbekendheid met wet- en regelgeving, verwachte aansluitingsperikelen etc..

Maar er kan vaak veel meer dan voor mogelijk wordt gehouden. Financiering hoeft geen probleem te zijn zo kent Fryslân langjarige, goedkope leningen. Projecten kunnen – binnen grenzen – worden aangepast. Samenwerking met lokale initiatieven kunnen terechte zorgen wegnemen. Technische kennis, fiscale adviezen, participatiemodellen – allemaal aanwezig. En ja, er zijn energiebedrijven die de stroom willen kopen.

Ik stel voor dat Michiel Schrier de nieuwe duurzame energie gedeputeerde, deze zaak naar zich toetrekt en een team formeert met enkele specialisten zoals mensen van lokale coöperaties, met de mannen achter het Fryske duurzame energiefonds FSFE, met installateurs en natuurlijk met vertegenwoordigers van boeren.

Met de juiste communicatie en coördinatie van de ondersteuning moet het mogelijk zijn dat geoormerkt geld uit Den Haag ook daadwerkelijk de provincie bereikt. Het gaat om miljoenen voor Fryslân, het gaat over duurzame energie. Redenen genoeg.

 

 

SDE+ lokaal – geef subsidie aan betere plannen

[Column lezen zoals die in de krant verscheen? Klik hier voor pdf]

UPDATE: Lees brief van lokale initiatieven: Kies voor lokale duurzaamheid met draagvlak

Om ervoor te zorgen dat er meer duurzame energie wordt opgewekt heeft de overheid een regeling: SDE+. SDE staat voor Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie.

Het is een logisch systeem. De overheid zet jaarlijks een enorme pot met geld klaar – dit jaar 3,5 miljard euro – en geeft die aan de goedkoopste vormen van duurzame energie.

Ieder bedrijf met een goed onderbouwd plan kan een aanvraag indienen en vijftien jaar lang subsidie krijgen voor iedere opgewekte eenheid energie. De goedkope vormen komen eerst aan bod, de duurste projecten kunnen achter het net vissen.

Helaas is die massale subsidiepot dit jaar direct leeggetrokken – bijna alles is al vergeven aan windmolens en biomassa. Zonnestroom, vorig jaar met 1,8 miljard euro de grootste vorm van energie opwek, komt dit jaar niet in het stuk voor.

Zo’n twintig – misschien zelfs wel meer – collectieven in Fryslân met plannen voor gezamenlijke opwek van zonnestroom, zijn daarvan de dupe. Dat is driedubbel zonde. Er komt publiek geld in handen van een klein groepje, vaak buitenlandse, bedrijven. Verder verschijnen er tegen de zin van omwonenden her en der windmolenparken. En nog bizarder, Nederland krijgt hierdoor zelfs een deel vervuilende energie voor terug.

Dat laatste zit zo. Er is ooit – na harde lobby van traditionele energiebedrijven – afgesproken dat kolencentrales subsidie voor duurzame stroom kunnen krijgen als ze biomassa bijstoken. Biomassa klinkt reuze vriendelijk en goed voor het milieu maar de realiteit is vaak minder poëtisch zijn.

In de Verenigde Staten en in Canada worden bossen gekapt, verpulverd en in kleine brokjes in vervuilende schepen naar Nederland versleept om daar tussen de kolen verbrand te worden in centrales. Veel mensen vragen zich af waarom – zeker na het afschaffen van de kolenbelasting – nu zelfs subsidie gegeven wordt aan kolencentrales. Dat wilden we toch niet?

Als ik de keuze had zou ik niet, zoals deze overheid, een miljoen geven aan kolencentrales. Ik zou aan lokale initiatieven 1,1 miljoen geven en kolencentrales een kolenbelasting van honderdduizend euro opleggen. Die bossen in Amerika en Canada mogen van mij rustig doorgroeien en daar CO2 uit de lucht halen.

Waarom niet – naast de gewone SDE+-regeling – een speciale regeling voor lokale coöperaties?

Gelukkig is er hoop aan de horizon. Tweede Kamerlid namens het CDA, Agnes Mulder, is al een tijd bezig meer ruimte te creëren voor lokale energiecoöperaties. Juist ook op het gebied van subsidieregelingen, want dat is hard nodig. Waarom niet naast de gewone SDE+-regeling een speciale regeling voor lokale coöperaties?

Op veel plekken in Fryslân zijn burgers druk bezig in hun eigen omgeving collectieve zonnepanelenprojecten te op te zetten. Dat kost veel tijd en energie – bij de besluitvorming maar ook bij participatie, bij financiering en bij eerlijke verdeling van de lusten en de lasten. Maar uiteindelijk worden dat dus betere, democratischer plannen. En betere plannen verdienen een eerlijker financieringsvorm dan de SDE+-loterij.

Opwekking van energie moet niet alleen technisch duurzaam gebeuren maar ook in harmonie zijn met de omgeving: democratisch besloten, met lokale bedrijven ontwikkeld, in eigendom van de gemeenschap.

Dat is duurzame energie. Dát willen we subsidiëren.

Uit de spagaat

(Column verschenen in Friesch Dagblad van Vrijdag 29 mei 2015)

Gedeputeerde Staten (GS) kwamen de maand met een ambitieus coalitieakkoord. Het stuk bevat grootse zinnen als “Wij gaan voor een Fryslân dat rechtvaardiger, duurzamer, meer Frysk eigene en meer ondernemend wordt.” en “…zoveel mogelijk uitgaande van de kracht van onze dorpen, wijken, bedrijven en mensen zelf, hun ideeën, initiatieven en ondernemerschap.”

Goed dat het provinciebestuur zichzelf ferme doelen stelt. Dat geldt zeker voor de duurzaamheidsparagraaf. De ambitie liegt er niet om: 25 procent duurzaam opgewekte energie over tien jaar. Windenergie is helemaal van tafel dus heel veel zal moeten komen uit zonne-energie en besparingsprogramma’s.

Het is ook goed dat GS de middelen zoekt in de lokale kracht. Dat biedt dorpen en wijken perspectief.

Het akkoord betekent ook een duidelijke opgave voor de vele actieve dorp- en wijkcoöperaties die deze provincie inmiddels rijk is. Stuk voor stuk Frysk, ondernemend, rechtvaardig in de verdeling van lasten en lusten, en als geen ander met de focus op duurzaamheid. De taken liggen voor het oprapen: investeren in duurzame energie en besparingsmaatregelen, maar ook alternatieve vormen van vervoer, voedsel. Verbazingwekkend genoeg rept het coalitieakkoord met geen woord over hen.

In het coalitieakkoord geen woord over coöperaties

Natuurlijk is het niet zo dat een coöperatie de panacee is voor achterblijvende duurzaamheidsdoelstellingen. Veel coöperaties hebben weinig financiële armslag en de groep vrijwilligers is vaak enthousiast maar smal. Hun onderneming is ook niet risicoloos en vergt uithoudingsvermogen. Maar het is wel een nieuwe manier om de wereld beetje bij beetje te veranderen. Om onafhankelijk te worden van grote onpersoonlijke energiebedrijven; mede zelf te bepalen hoe duurzaamheid in de directe omgeving vorm krijgt. En laten we werkgelegenheid niet vergeten: banen terughalen naar deze provincie.

Maar GS heeft zich in een spagaat gemanoeuvreerd. Zij staat minder dicht bij de burger dan gemeenten. Tegelijk staan er in dit akkoord doelstellingen waar ze die burgers keihard bij nodig hebben. Een haag van belangengroeperingen, vergaderclubs, projectmanagers en professionele ondersteuners ontneemt de politiek het zicht op die bedrijvige burgers.

ledencoops_col14

Leden van Ús Koöperaasje (mei 2015)

Met het Iepen Mienskipfuns, een subsidieregeling voor lokale projecten, denkt GS uit die spagaat te komen. Maar de focus van het fonds ligt op eenmalige projecten en eigenlijk niet op bedrijfsmatige activiteiten. Ergens is dat jammer want een dorpscoöperatie is niet een verzameling projecten met een bepaalde looptijd maar een bedrijf waarvan de te bereiken doelen soms jaren ver in het verschiet liggen. Het is wel een bijzonder bedrijf: eventuele winst moet ten goede komen aan het duurzame doel en niet aan aandeelhouders. Zulke burgerondernemingen zijn er al: tientallen coöperaties functioneren zo. Profit-for-purpose, heet dat, een nieuwe naam voor een oud begrip: nutsvoorzieningen.

De provincie wil dus graag dat burgers zich ondernemend opstellen. Maar als die zelfde burgers zich dan verenigen in een maatschappelijke onderneming worden ze door GS niet genoemd, niet gezien.

Dat moet snel veranderen. Juist een coöperatie kan het beste in gemeenschappen naar voren brengen. De nieuwe coalitie kan een grote slag slaan door juist deze coöperaties te omarmen. Benoem ze, geef ze een speciale status en ondersteun ze direct, zonder tussenschakels. Dit type ondernemerschap, deze vorm van werkgelegenheid heeft Fryslân de komende jaren hard nodig.

 

 

 

49 procent

Eén getal hoor ik te weinig terug in de discussies rond windenergie in Fryslân. 49 procent.

Het is allang besloten: het Windpark Fryslân gaat door. Zoals in 2008 gepland komt er een grote zwerm windmolens in het Friese deel van het IJsselmeer. Het maakt ook niet meer uit of burgers verhitte discussies over de noodzaak voeren, of lokale politici stellen dat het toch langs de Afsluitdijk kan. Het gaat gewoon door. Dit is wat minister Kamp wil. En als minister Kamp het wil, dan gaat het zóals minister Kamp het wil.

Er is nog één los eindje waar nog wel iets mee kan. 49 Procent is het aandeel in het windpark Fryslân dat de provincie door de ontwikkelaar van het windpark een tijd geleden is aangeboden (PDF). Een aanbod dat Fryslân – bij mijn weten – nog steeds niet geaccepteerd heeft en langzaamaan uit het zicht verdwijnt.

Windpark Fryslân komt er op een voor gewone burgers ondoorgrondelijke wijze. De plannen voor het windpark Fryslân zijn al jaren geleden beoordeeld door het Rijk. Dat gebeurt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling. Verkocht onder de noemer “stroomlijnen van het besluitvormingsproces” en “tijdswinst” is die regeling in het leven geroepen om de burger het recht te ontnemen te veel en te vaak een spaak in het bestuurlijke wiel te steken. De rijksoverheid walst met deze regeling dwars over lokale weerstand heen om zaken geregeld te krijgen. Provincie moet meewerken, gemeenten ook.

We krijgen dit windpark dus. Daarbij, we betalen er voor. Alle burgers betalen via de energierekening een groot deel van de subsidie voor windenergie. Ook díe mensen die totaal geen Fries windpark willen – om wat voor reden dan ook.

Het is duidelijk dat de lasten er zeker zullen zijn – de overlast voor sommigen en de kosten voor ons allemaal. Het lijkt mij daarom niet anders dan logisch dat de inwoners van Fryslân mogen meeprofiteren van de lusten. De opbrengst van 49% eigendom in het windpark kan namelijk prima gebruikt worden voor eventuele schadeloosstellingen en voor het stimuleren van lokale duurzame opwek. Bedenk dat de opbrengsten groot kunnen zijn: ten tijde van het aanbod werd gerekend op een opbrengst van in totaal tegen de 200 miljoen euro. Dit is een enorme som voor Fryslân. Het erge is: hoe langer men draalt, des te lager wordt dat bedrag.

Wat kunnen Friese politici nog doen? Natuurlijk willen zij graag namens hun burgers iets in de melk te brokkelen hebben. Echter meer dan wat lobbyen bij de verantwoordelijke minister in Den Haag zit er niet in. Alle bevoegdheden liggen bij coördinerend minister Kamp – en zoals zo vaak is deze minister bruusk en voortvarend te werk gegaan.
Wat politici beter kunnen doen is in gesprek gaan met Windpark Fryslân en onderhandelen over 49% eigendom. Dan ziet Fryslân nog iets anders terug dan alleen molens voor de kust.

Het kan niet zo zijn dat Friese politici en bestuurders in elke discussie over windenergie niet eerlijk zijn over wat zij wél kunnen bereiken: er ligt een aanbod van zo’n 700 euro per Fries gezin. Dat is een bedrag waar Friezen wellicht niet om gevraagd hebben maar dat ze zeker goed zouden kunnen gebruiken.

Er is alleen wel moed voor nodig om op te staan en publiekelijk ‘ja’ te zeggen tegen 49 procent.

3 voorspellingen voor Fryslân

column Friesch Dagblad
9 januari 2015

Op het gevaar af volgend jaar rond deze tijd voor schut te staan wil ik een aantal zaken voorspellen.

Energievoorziening wordt globaler én lokaler.
Energie blijft in 2015 op de agenda, lokaal én internationaal. Of de prijs van olie nu laag is of hoog, of Poetin nu met oorlog dreigt of Obama sancties opvoert – de kolommen zullen gevuld blijven met energienieuws. Meer nog dan voorheen zal energieverbruik echter gerelateerd worden aan grote wereldproblemen – vervuiling, schaarste, klimaatverandering, ongelijke verdeling, oorlogen.
Zelfs de Paus heeft aangegeven dit jaar zwaar in te zetten op de gevolgen van klimaatverandering in de aanloop naar de grote klimaatconferentie (Parijs, december). Reken er op dat de nieuws- en opiniepagina’s dit jaar daarover vol zullen staan.

Daarentegen mag van mij het politiek zwartepieten over Friese windmolens in de regionale kranten achterwege blijven. Of Friese windmolens nu wel of niet op/naast/onder de Afsluitdijk komen te staan boeit mij minder dan wie er met het geld vandoor gaat; laten we daarom in ieder geval afspreken dat het geld in Fryslân blijft en niet direct ten goede komt van bedrijven uit de Randstad.

Energieakkoord is failliet.
Vorig jaar was het eerste jaar van het Energieakkoord. Deze serie nationale, langjarige afspraken is geen succes geworden en dat is niet verbazingwekkend. Het blijkt dat de inspanningen van de verzamelde milieuclubs om namens ons allen afspraken te maken met de grote industrie – op z’n vriendelijkst gezegd – behoorlijk naïef waren. De grote jongens schudden de kolenbelasting van zich af en beetje bij beetje verdwijnen ook de andere beperkingen. Zo krijgt de fossiele sector de komende jaren 4 miljard euro (!) om in het buitenland gekapt hout in centrales als biomassa op te stoken. Nu moet ook nog de certificering van dat hout weg – uw ‘duurzame’ stroom zou zomaar ook uit oerbossen mogen komen! Je moet maar durven, miljarden subsidie opstrijken en dan nóg onder de voorwaarden proberen uit te komen.
Intussen werd ‘het zoet’, de met veel bombarie aangekondigde ‘postcoderoos’-regeling voor de energiebewuste burger, zorgvuldig en bewust door Economische Zaken om zeep geholpen. Het is alsof iemand op jouw kosten, in jouw huis een groot, verwoestend feest geeft en je als dank het papier laat aflikken waar de grote verjaardagstaart op heeft gestaan.
Ondertekenaars Greenpeace en de Milieufederaties moeten rap erkennen dat ze fout zaten en begin dit jaar het vertrouwen opzeggen in het hele proces. Redenen genoeg om er nu mee te kappen.

Dan doen we het zelf wel.
Dat laatste brengt mij op voorspelling drie. In Duitsland is de afgelopen jaren het grootste deel van de investeringen in nieuwe energie gedaan door particulieren en coöperaties. Dat is minder raar dan op het eerste gezicht lijkt. Investeren in energievoorziening kan profijtelijk zijn. Traditionele partijen zijn echter geïnteresseerd in oude, bekende technieken en in sectoren waarin al eerder grootschalige investeringen gedaan zijn. Coöperaties kijken niet naar het verleden en kiezen juist voor technieken die nieuw zijn, langjarig mee kunnen, lokaal gemaakt kunnen worden en schaalbaar zijn. Zij kiezen voor duurzaam omdat daar het minste risico aan zit – dus ook financieel duurzaam investeren.

Dát model van particuliere investeringen is nodig in Fryslân. Dat is goed voor versnelling van de duurzaamheid, dat is goed voor werkgelegenheid en financiële stabiliteit, dat is goed voor de samenhang. Veel mensen willen graag dat er dingen veranderen, willen er zelf voor zorgen dat er nuttige diensten en producten komen in plaats van alleen maar profijtelijke. Er is op dat vlak gelukkig in 2014 veel bereikt dat niet voor mogelijk werd gehouden en dát alleen al geeft een goed gevoel voor 2015.

Energievoorziening – laten we het in 2015 beter doen, anders doen, en, met name, zelf doen.

Gasdom

Column Friesch Dagblad – 20 juni 2014
Oliedom is de uitdrukking. Gasdom is inmiddels een beter begrip.

Minister Kamp – de meest gewiekste minister die ons land rijk is – wees onlangs plompverloren drie gebieden in Fryslân aan waar naar schaliegas geboord mag worden.

De eerste reactie (‘fernuvere’) van gedeputeerde Poepjes van de Provinsje op de plannen van Kamp was er niet één waar je een krachtig provinciaal bestuurder aan herkent. Gelukkig vond zij snel de weg terug (“we binne der op tsjin”) en ondertekende een manifest dat duidelijk maakt dat Fryslân niet zomaar schaliegaswinning toe wil staan. Een verstandig en belangrijk signaal.

Want iedereen die zich ook maar een beetje interesseert voor energie, water, milieu of het Fryske landschap zou zich in schaliegas moeten verdiepen.

Er is geen Duitser die komt varen op een vervuild meer en geen Aziaat die verdachte melk drinkt.

Schaliegas klinkt vriendelijk en het lijkt zo netjes en schoon te winnen in de geanimeerde filmpjes van de producenten. Met chirurgische precisie gaat een boor heel diep de grond in, maakt een bocht in de schalielaag (compacte, harde kleimassa) en kraakt (‘frackt’) daar het gesteente zodat dat het gas vrijkomt. Dat gas wordt opgevangen en stroomt via het gasnet de huizen in.

De werkelijkheid is minder netjes. Het winnen van fossiele brandstoffen is normaal al een smerig en giftig proces, met schaliegas worden de risico’s alleen nog maar groter. In het kort: om schaliegas te winnen wordt met enorme druk een onbekende mix van (zeer) giftige chemicaliën de grond in gepompt. De kans dat er iets fout gaat is niet denkbeeldig en ervaringen in andere landen wijzen op gevaar, met name voor drinkwatervoorziening. Voor Fryslân zijn agrarische kwaliteit en watertoerisme speerpunten. Laten we dat zo houden. We kunnen ons zelfs niet een miniem kleine kans op een (drink)waterramp veroorloven. Er is geen Duitser die komt varen op een vervuild meer en geen Aziaat die verdachte melk drinkt. Om nog maar te zwijgen over het drinkwater van onze kinderen. Om dát op het spel te zetten, dat kunnen we rustig gasdom noemen.

waar in het poolgebied het ijs ook maar smelt, sleept Shell direct de boortorens naar toe

Niet alleen schaliegas, maar alle vormen van fossiele brandstof worden bij stijgende energieprijzen interessant voor de energiereuzen. Op de meest onherbergzame plekken, midden in oceanen, wordt inmiddels geboord naar alles wat lijkt op olie en gas; teerzand in Canada wordt net zolang bewerkt tot het door een olieleiding geperst kan worden; elke steenlaag wordt beklopt om te zien of er nog wat olie uit te knijpen valt. En waar in het poolgebied het ijs ook maar smelt, sleept Shell direct de boortorens naar toe.

Echter wordt het steeds moeilijker, gevaarlijker en met meer risico voor mens en milieu om het te winnen. Zelfs BP – een gerespecteerd en oud energiebedrijf – vertilde zich in de Golf van Mexico (Deepwater Horizon olieramp) aan de enorme risico’s die moeilijk winbare fossiele brandstoffen nu eenmaal hebben. Één belangrijk stuk techniek werd onder tijdsdruk ondoordacht gebruikt en een onmetelijke schade aan ecosystemen, milieu en economie was het gevolg. Met schaliegas kan hetzelfde gebeuren: één kleine fout kan onherstelbare schade aanrichten.

Het ene gat met het andere dichten.
Ook in Nederland is men bezig olie te winnen. In Drenthe wordt op dit moment het laatste restje olie uit de bodem gepeurd. Dat gaat niet vanzelf; het stroperige goedje dat daar resteert moet eerst onder de grond verwarmd worden door middel van de inzet van veel Groningengas voordat het naar boven gehaald kan worden en aan Duitsland verkocht. Zo verbrandt Kamp onze laatste gasreserve om onze laatste oliereserve te kunnen winnen om daarmee de staatskas een paar jaar te spekken. Minister Kamp heeft ongetwijfeld ruim voldoende retorisch talent om daar een klinkend verhaal van te maken. Voor mij is het duidelijk: dit is slecht, puur slecht om zo datgene wat ons rest aan brandstoffen zo te verkwanselen. Voorbeeld van energiebeleid dat strafbaar gesteld zou moeten worden.

Terwijl overheden zoveel beter zouden kunnen doen. Het rijk en gemeenten moeten burgers en bedrijven duidelijk maken dat isoleren, besparen en zelf produceren van duurzame energie hard nodig is. Als die burgers – al dan niet verenigd – daar mee aan de slag zijn, dan kunnen diezelfde burgers van Fryslân met recht en reden duidelijk maken dat schaliegas helemaal niet nodig is.
Nu niet.
Nooit.