Het nutsbedrijf

Bestand 08-04-16 23 59 06In de jaren ’90 zou ‘de markt’ efficiënte en innovatieve antwoorden geven op de vragen die consumenten en overheden nog niet eens wisten dat zij hadden. De belofte was groot, zeker op het gebied van energie. Meer transparantie, nieuwe producten, echte concurrentie en altijd goedkoper.

 

We kregen iets anders: voor miljarden aan tv-reclame met mooie mensen en glossy foldertjes met ranke windmolens. Burgers dachten massaal aan de duurzame stroom te gaan. Maar die werd voor een groot deel in spiksplinternieuwe kolencentrales geproduceerd of bleek van IJslandse geisers afkomstig te zijn.

Bestuurders van energiebedrijven feliciteerden elkaar met de behaalde bonussen in de VIP-loges van voetbalclubs die ze sponsorden. Ondertussen hingen ontevreden klanten urenlang in de wacht bij een callcenter. Beloofde prijsdalingen bleven uit en energiebedrijven – inmiddels in buitenlandse handen – bezetten jarenlang de bovenste plaatsen in de lijstjes van de slechtste dienstverleners.
Op het gebied van energie is de belofte van ‘de markt’ niet uitgekomen, op veel andere vlakken trouwens ook niet. Voor energiebedrijven, geliberaliseerd, in fasen geprivatiseerd en voor een deel gedereguleerd, veranderde er veel. Vaak ten koste van het personeel door reorganisaties, herlocaties en fusie-ontslagen.
Het neoliberale marktdenken is nu sterk op z’n retour. Echter nog niet bij dit kabinet en in grote delen van de Tweede Kamer. Dat is jammer want oplossingen voor de duurzaamheidsopgaven vragen gelijkgestemdheid.
We moeten de energievoorziening weer terug brengen in het publiek domein. Want daar hoort het thuis.

Wat mij betreft gooit de overheid, met de provinciale overheid voorop, het over een andere boeg. Zonder meteen de gehele privatisering terug te draaien kan de provincie aangeven wat zíj belangrijk vindt op het gebied van energievoorziening.

De veelbejubelde energietransitie kan slechts plaatsvinden als iedereen meedoet en hetzelfde belang onderschrijft. Kleine lokale partijen, coöperaties en een paar ideële kleine leveranciers onderschijven dat vanzelfsprekend. Maar grote energiebedrijven met aandeelhouders van over de hele wereld hebben daar niets mee te schaften. Zij volgen de wetmatigheden van ‘de markt’ en blijven rustig doorinvesteren in fossiele energievormen.
Wat als we de kleine partijen de hoeders maken van die transitie? Wat als de overheid die lokale partijen vraagt een leidende rol in te nemen? Dan kunnen er keiharde afspraken gemaakt worden over verduurzaming. Het enige is dat de overheid niet meteen moet zeuren over staatssteun of stellen dat elke vraag via aanbestedingsregels moet lopen.
Nota bene is er al Europese wetgeving die ruimte biedt om kleine partijen hoeders te maken van die energietransitie. Europa kent diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Dat zijn ondernemingen die taken uitvoeren die een overheid van publiek belang vindt. Ze zijn, met veel regels en uitzonderingen omkleed, vrijgesteld van de staatssteunregels. Woningbouwcorporaties kunnen bijvoorbeeld dergelijke bedrijven zijn.
Energiecoöperaties voldoen in feite ook aan die eisen, omdat zij energiediensten efficiënt en goedkoop kunnen uitvoeren. Ze dienen verschillende publieke belangen zoals veiligstellen van de energievoorziening, stimulering van energiebesparing en versnelde verduurzaming van de energieproductie. En ze doen dat door lokaal te investeren in middelen en mensen. Laat dat nou precies zijn wat de provincie Fryslân graag wil.
Deze coöperaties ondernemen bovendien democratisch: besluiten worden door stemming genomen. Eigenlijk vergelijkbaar zoals vroeger een kleine gemeente een lokaal gas- of elektriciteitsbedrijf had. Een energiebedrijf, gerund door professionals, in eigendom van de gemeenschap. Niets nieuws eigenlijk. Niks DAEB; gewoon, een nutsbedrijf.

MienskipsEnergie

Bestand 03-03-16 14 52 00Willen we duurzame energie in onze samenleving een belangrijke plaats geven dan zullen we er mee moeten leren leven.

Dat is een hele opgave. Anders dan een kolencentrale in een afgelegen havengebied heeft duurzame energie meestal een belangrijke lokale component. En bijna altijd zijn de lusten en de lasten daarbij niet eerlijk verdeeld.

Investeren in duurzame projecten is vaak lucratief mede dankzij miljarden subsidie die daar – terecht – aan worden uitgegeven. Maar het werkt lokale ongelijkheid in de hand. Een kleine, rijke groep er veel profijt van, tegelijk hebben omwonenden alleen maar last van die hoge windmolens of dat enorme zonneveld.

Voorbeelden te over

Oud-bestuursvoorzitter Rijkman Groenink wist via een belastingconstructie zijn ABN-AMRO-miljoenenbonus uit handen van de fiscus te houden door slim te investeren in een windmolen bij Medemblik, op dat moment de grootste van Nederland. De burgers van Medemblik kijken nog jaren tegen deze molen aan zonder er een stuiver mee te kunnen verdienen, terwijl Rijkman Groenink op veilige afstand zijn belastingaangifte met een ongetwijfeld tevreden glimlach op de bus deed.

Participatie lijkt in zo’n geval een betere methode en vaak wordt – zeker bij grote windmolen projecten – individuele burgers de mogelijkheid geboden geld in te leggen. Dat klinkt goed maar uiteindelijk is het ook hier een bovenlaag met geld of ervaring in ondernemen die de vruchten plukt. Er zijn al gemeenschappen waar diepe scheuren geslagen zijn omdat woningeigenaren last hebben van dezelfde windmolen die de buurman tienduizenden euro’s per jaar opbrengt. Of wordt harde klagers de mond gesnoerd met een riante afkoopsom van het energiebedrijf, terwijl bescheiden en minder grof gebekte buurtgenoten achter het net vissen.

Windpark

Als we niet oppassen gaat het Windpark Fryslân ook deze kant op. Dat grote windpark in het IJsselmeer wordt ontwikkeld door private partijen. Die hebben de provincie een groot aandeel aangeboden; dat aandeel ter waarde van vele tientallen miljoenen euro’s zal vast een mooi rendement kunnen halen. De provincie denkt erover die deelname in kleinere partjes door te verkopen aan de Friese burgers maar dat zal de energie-ongelijkheid alleen maar doen toenemen. Overtollige spaarcenten leveren enkelen well-to-do Friezen een mooie rente op; minder gefortuneerden hebben het nakijken en zien in de windmolens evenzovele monumenten van door de overheid georganiseerde ongelijkheid. Beter is – en langs die lijnen wordt in het Provinsjehús gelukkig ook gedacht – om rendementen beschikbaar te stellen voor de energievoorziening van dorpen en wijken.

Bij gemeenten speelt dit proces ook; projectontwikkelaars met rijke investeerders achter zich jagen op stukken gemeentegrond waar zonneweides moeten verrijzen (PDF). Prima voor de duurzaamheid maar er liggen aan de rand van het dorp wel 30 jaar lang duizenden panelen in de zon te blikkeren. Elke keer als een inwoner z’n hond uit laat, ziet hij hoe Friese zon getransformeerd wordt in euro’s voor de Randstad.

Het antwoord op de problemen die wij hier in Fryslân importeren moet er één zijn vanuit de lokale bevolking zelf, net zoals dat vroeger, vóór het provinciale verbod, bij dorpsmolens kon. Dat gaat niet om geld alleen – hoewel dat in krimpende kernen meer dan welkom is. Het gaat juist ook over zeggenschap – over welke lokatie geschikt is, over hoe overlast door goede inpassing wordt beperkt, hoe we lasten en lusten met elkaar in evenwicht brengen. En het gaat ook over gedeelde verantwoordelijkheid, over samenwerken en bouwen aan een duurzame toekomst.

MienskipsEnergie

Daarom formuleert – op dit moment – een aantal lokale coöperaties een duidelijk antwoord: MienskipsEnergie. MienskipsEnergie is energie die een dorp of wijk zelf wil, waar het zeggenschap over heeft en waar het – als collectief – ook van profiteert. Burgers worden niet tegen elkaar uitgespeeld maar bepalen samen wat mogelijk is en juist ook wat niet. Dat proces geeft ook een beter antwoord aan projectontwikkelaars: in plaats van verstoorde inspraakavonden of dure Raad van State procedures valt er, wel binnen duidelijke grenzen, wellicht zaken te doen met het dorp. En het geeft eindelijk invulling aan dat voor overheden zo lastige begrip: draagvlak.

MienskipsEnergie. Op deze plek leest u er meer over. Onthou die naam – gebruik het begrip.

Draagvlak – dat zijn we zelf

Het huidig instrumentarium voor de planning van windmolens en zonneakkers houdt niet over. Gemeenten regelen alles kort gezegd met een bestemmingsplan en daarna via een vergunningstraject.

Dat voldoet prima voor de aanbouw van een serre of voor de inrichting van een bedrijventerrein. Maar duidelijk niet voor de inpassing van nieuwe, industrieel ogende installaties; hoge windmolens of – in Fryslân – grote zonneweides, zo maar midden in de ruimte die we zo waarderen. Om maar niet te spreken over de Rijkscoördinatieregeling waarmee minister Kamp overal overheen walst. Dat is de grote draagvlakverdelger.

Deze week gaf B&W van Heerenveen een voorzet die denk ik de juiste kant op gaat. De gemeente geeft aan waar grotere zonneweides kunnen worden ontwikkeld. Je praat dan al snel over enkele tientallen voetbalvelden groot. Die worden bij inschrijving gegund aan projectontwikkelaars, de professionele partijen die grootschalig aan de slag gaan.

Daarnaast, en dat maakt het bijzonder, krijgt elk dorp in de gemeente Heerenveen – naar behoefte – een lap grond toegewezen die ingezet kan worden om een zonneweide voor het hele dorp op te ontwikkelen. Zeker als de grond ‘stekkerklaar’ wordt opgeleverd – dus met de juiste infrastructuur – en er een goede regeling komt voor vergunningsverlening (leges!) kan dat een prima voorbeeld zijn voor andere gemeenten.

Het probleem dat de gemeente over zichzelf afroept is wel meteen een hele cruciale: hoe laat je het dorp participeren? Hoe zorg je ervoor dat het collectieve element gewaarborgd blijft? De gemeente stelt dat het de mogelijkheid wil geven aan lokale energiecoöperaties – daar heeft ze er al drie van in het midden. Dat klinkt goed en iedereen heeft wel redelijk voor ogen hoe dat er uit zou moeten zien: breed gedragen club vrijwilligers met een ervaren bestuur, een paar jonge, ondernemende mensen en aarding in het bestaande verenigingsleven.

Maar ja, een coöperatie kan iedereen oprichten. En hoe weet je als gemeente zeker dat je te maken hebt met een coöperatie waar je langjarig mee in zee wil. Die coöperatie kan namelijk ook gevormd worden door twee snelle jongens die verder weinig op hebben met het dorp. In dat geval krijg je geheid ruzie in het dorp. Je zou ook Plaatselijk Belang – als vertegenwoordiger van het dorp – die taak in de maag splitsen. Maar ja, die zitten waarschijnlijk ook niet te wachten op nog meer werk als vrijwilliger; werk waar ze vaak ook niet de kennis of affiniteit mee hebben. Als gemeente zelf een coöperatie oprichten, zo van boven af, of door inschakeling van een hip Amsterdams bedrijf? Hoe-dan-ook geen goed idee.

Gelukkig is er in de Angelsaksische traditie een serie regels, de Rochdale Principles, die beschrijven hoe een echte coöperatie er uit zou moeten zien. In het kort: autonoom, democratisch, open, sociaal en, natuurlijk, lokaal & duurzaam. Met een kleine groep coöperaties ben ik bezig die als leidraad te gebruiken, en aan te passen naar de Friese dorpen. Deze idealen kunnen we onszelf en anderen voorhouden én naar werken – dat biedt meteen ook houvast voor gemeenten met de goede plannen zoals Heerenveen. Zo kunnen we korte metten maken met de te vaak gehoorde verzuchting van bestuurders dat ‘draagvlak ontbreekt’.

Draagvlak? Dat regelen we zelf. Wat zeg ik, dat zijn we zelf.

Windmolendiscussie bij zonnepark voorkomen

Mannenpraat over auto’s is veranderd merk ik in mijn omgeving. Het gaat niet meer over pk of over op de Duitse snelweg bereikte maxima, maar over extreem laag verbruik en de voordelen van elektrisch rijden. Laatst hoorde ik een jongen zeggen dat een bepaalde dure sportauto ‘bijna net zo snel optrekt als een Tesla’. Duurzaamheid als norm voor een twaalfjarige auto-enthousiast.

Maar lang niet alles wat met energie heeft te maken weet emotie op te wekken. Er is er niets sexy aan een rol glaswol. Niemand loopt warm voor een beter geïsoleerde kruipruimte.

Jammer. Want hoe overtuigen we zonder taal en emotie onszelf van inzichten die eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn. Want, of we het willen of niet, we moeten verduurzaming omarmen. Het komt onherroepelijk dichterbij.

Dat vraagt zuiver moeten formuleren, goed luisteren. En na afloop van een discussie met z’n allen een besluit durven nemen. Het windmolendebat vorig jaar, is een voorbeeld hoe het niet moet. Hoog opgelopen emoties creëerden negatieve energie. Zo negatief, dat Friese politici niet meer durfden te argumenteren. Dat provinciale en lokale bestuurders besluiten voor zich uit schoven en daardoor de regie volledig kwijt raakten aan Den Haag. Laten we daar van leren.

Op veel plekken in Fryslân zoeken projectontwikkelaars nu plekken om zonneparken te bouwen. Soms op daken van grote loodsen, maar meer en meer ook op hectares grond. Dit verandert de ruimtelijke kwaliteit en, in de beleving van sommige omwonenden, zeker niet altijd ten goede.

Waar gemeenten ruimte geven aan dergelijke parken, lijkt het mij logisch dat omwonenden collectief betrokken worden. En niet, op het laatste moment, individueel in een rommelig inspraakmoment op een regenachtige maandagavond. Dat moet direct, vanaf de aanvraag van de vergunning. Het moet onderdeel zijn van het proces zodat er niet alleen sprake is van inpassing in het landschap maar ook de gemeenschap. Dat moet vast beleid zijn van Friese gemeenten.

We kunnen het ons niet veroorloven dat Fryslân weer op slot gaat voor duurzame projecten.

Er zijn voorbeelden voor succesvolle integratie van zonneparken in de omgeving. Maar in Fryslân is dat lastiger. In het open, weidse karakter van het Friese landschap is een schaamhaag groen onvoldoende om velden zonnepanelen aan het zicht te onttrekken. We moeten een (verdere) verrommeling van het Friese landschap, onder het mom van duurzaamheid, voorkomen. En verhoeden dat we achteraf niet quasi-verbaasd constateren dat dit ook weer niet de bedoeling was, om vervolgens een verbod op zonneparken af te roepen.

We kunnen het ons niet veroorloven dat Fryslân weer op slot gaat voor duurzame projecten. Zo’n verbod is niet alleen jammer voor een dorpen die bijvoorbeeld graag een dorpsmolen willen. Het is ook fnuikend het voor het halen van doelstellingen van duurzame energie.

Laten we de emotie vooraf hebben. Laten we energie steken in goede discussies en in het beter maken van plannen, in plaats van achteraf – begrijpelijkerwijs met veel emotie – tegen windmolens of zonneparken aanschoppen.

Ik pleit ervoor dat er geen zonnepark in Fryslân komt zonder inpassing in landschap én gemeenschap. Er moet een vinkje staan bij de mogelijkheid van lokale participatie, de opgewekte elektriciteit moet richting lokale bevolking en bedrijven kunnen stromen, handtekeningen van projectontwikkelaar en burgers staan naast elkaar onder de schetsen voor de inpassing.

Het is eigenlijk heel simpel. Als het moet, dan doen we het samen.

Zonde van het geld

Vorig jaar is in Fryslân zo’n 347 miljoen aan subsidie voor de productie van duurzame energie gegeven. Dat geld, uit de jaarlijkse Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+), ondersteunt de exploitatie van liefst 266 projecten. Fryslân scoort met 10% van het beschikbare budget meer dan het landelijk gemiddelde. Dat is een mooie opsteker: het kan de provincie weer een stapje duurzamer maken.

Wie een SDE+subsidie krijgt zit geramd. De overheid garandeert namelijk vijftien jaar een prijs voor de opbrengst. Veel van de Friese aanvragen betreffen zonnepanelen op daken, veelal door of namens agrarische ondernemers. Gegarandeerde opbrengst, vijftien jaar lang subsidie, hier droomt elke ondernemer van, zeker in tijden van snel dalende melkprijzen.

Maar een aanzienlijk deel van deze subsidiepot dreigt niet gebruikt te worden (zie onder andere rapport rekenkamer). Dat is, op alle mogelijke manieren, zonde.

Het is zonde omdat je met deze regeling met winst energie kunt opwekken. Je kunt er gewoon geld mee verdienen.

Bovendien kan met het geld de werkgelegenheid in Fryslân een boost krijgen. Denk aan installateurs, bouwbedrijven, maar ook adviseurs en fiscalisten.

Het is verder zonde omdat er elk jaar veelbelovende projecten achter het net vissen. De SDE+ werkt met een wie-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-methode waarbij weinig wordt gekeken naar financiële haalbaarheid en totaal niet naar lokaal draagvlak.

Dat is zonde omdat het geld bestemd is voor duurzame productie. Gebeurt er niets mee, dan komt het weer op de grote stapel geld van minister Kamp. En met deze minister is het dan de vraag of hij er alsnog een duurzame bestemming aan geeft.

Het is zonde omdat er voor dit jaar bijna geen geld beschikbaar is voor lokale productie van zonne-energie – de pot is helemaal leeg omdat er veel is aangevraagd voor wind en biomassa.

Het is helemaal zonde omdat Fryslân daarmee achter blijft, dat duurzaamheidsdoelstellingen niet gehaald worden.

Natuurlijk zijn er veel redenen waardoor projecten alsnog lastig te verwezenlijken lijken. Er zijn technische beperkingen, financiering blijkt wat lastiger, het ontbreek de ondernemer aan tijd om het project goed aan te pakken, algemene koudwatervrees, verwachte problemen met omwonenden; onbekendheid met wet- en regelgeving, verwachte aansluitingsperikelen etc..

Maar er kan vaak veel meer dan voor mogelijk wordt gehouden. Financiering hoeft geen probleem te zijn zo kent Fryslân langjarige, goedkope leningen. Projecten kunnen – binnen grenzen – worden aangepast. Samenwerking met lokale initiatieven kunnen terechte zorgen wegnemen. Technische kennis, fiscale adviezen, participatiemodellen – allemaal aanwezig. En ja, er zijn energiebedrijven die de stroom willen kopen.

Ik stel voor dat Michiel Schrier de nieuwe duurzame energie gedeputeerde, deze zaak naar zich toetrekt en een team formeert met enkele specialisten zoals mensen van lokale coöperaties, met de mannen achter het Fryske duurzame energiefonds FSFE, met installateurs en natuurlijk met vertegenwoordigers van boeren.

Met de juiste communicatie en coördinatie van de ondersteuning moet het mogelijk zijn dat geoormerkt geld uit Den Haag ook daadwerkelijk de provincie bereikt. Het gaat om miljoenen voor Fryslân, het gaat over duurzame energie. Redenen genoeg.

 

 

SDE+ lokaal – geef subsidie aan betere plannen

[Column lezen zoals die in de krant verscheen? Klik hier voor pdf]

UPDATE: Lees brief van lokale initiatieven: Kies voor lokale duurzaamheid met draagvlak

Om ervoor te zorgen dat er meer duurzame energie wordt opgewekt heeft de overheid een regeling: SDE+. SDE staat voor Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie.

Het is een logisch systeem. De overheid zet jaarlijks een enorme pot met geld klaar – dit jaar 3,5 miljard euro – en geeft die aan de goedkoopste vormen van duurzame energie.

Ieder bedrijf met een goed onderbouwd plan kan een aanvraag indienen en vijftien jaar lang subsidie krijgen voor iedere opgewekte eenheid energie. De goedkope vormen komen eerst aan bod, de duurste projecten kunnen achter het net vissen.

Helaas is die massale subsidiepot dit jaar direct leeggetrokken – bijna alles is al vergeven aan windmolens en biomassa. Zonnestroom, vorig jaar met 1,8 miljard euro de grootste vorm van energie opwek, komt dit jaar niet in het stuk voor.

Zo’n twintig – misschien zelfs wel meer – collectieven in Fryslân met plannen voor gezamenlijke opwek van zonnestroom, zijn daarvan de dupe. Dat is driedubbel zonde. Er komt publiek geld in handen van een klein groepje, vaak buitenlandse, bedrijven. Verder verschijnen er tegen de zin van omwonenden her en der windmolenparken. En nog bizarder, Nederland krijgt hierdoor zelfs een deel vervuilende energie voor terug.

Dat laatste zit zo. Er is ooit – na harde lobby van traditionele energiebedrijven – afgesproken dat kolencentrales subsidie voor duurzame stroom kunnen krijgen als ze biomassa bijstoken. Biomassa klinkt reuze vriendelijk en goed voor het milieu maar de realiteit is vaak minder poëtisch zijn.

In de Verenigde Staten en in Canada worden bossen gekapt, verpulverd en in kleine brokjes in vervuilende schepen naar Nederland versleept om daar tussen de kolen verbrand te worden in centrales. Veel mensen vragen zich af waarom – zeker na het afschaffen van de kolenbelasting – nu zelfs subsidie gegeven wordt aan kolencentrales. Dat wilden we toch niet?

Als ik de keuze had zou ik niet, zoals deze overheid, een miljoen geven aan kolencentrales. Ik zou aan lokale initiatieven 1,1 miljoen geven en kolencentrales een kolenbelasting van honderdduizend euro opleggen. Die bossen in Amerika en Canada mogen van mij rustig doorgroeien en daar CO2 uit de lucht halen.

Waarom niet – naast de gewone SDE+-regeling – een speciale regeling voor lokale coöperaties?

Gelukkig is er hoop aan de horizon. Tweede Kamerlid namens het CDA, Agnes Mulder, is al een tijd bezig meer ruimte te creëren voor lokale energiecoöperaties. Juist ook op het gebied van subsidieregelingen, want dat is hard nodig. Waarom niet naast de gewone SDE+-regeling een speciale regeling voor lokale coöperaties?

Op veel plekken in Fryslân zijn burgers druk bezig in hun eigen omgeving collectieve zonnepanelenprojecten te op te zetten. Dat kost veel tijd en energie – bij de besluitvorming maar ook bij participatie, bij financiering en bij eerlijke verdeling van de lusten en de lasten. Maar uiteindelijk worden dat dus betere, democratischer plannen. En betere plannen verdienen een eerlijker financieringsvorm dan de SDE+-loterij.

Opwekking van energie moet niet alleen technisch duurzaam gebeuren maar ook in harmonie zijn met de omgeving: democratisch besloten, met lokale bedrijven ontwikkeld, in eigendom van de gemeenschap.

Dat is duurzame energie. Dát willen we subsidiëren.

Uit de spagaat

(Column verschenen in Friesch Dagblad van Vrijdag 29 mei 2015)

Gedeputeerde Staten (GS) kwamen de maand met een ambitieus coalitieakkoord. Het stuk bevat grootse zinnen als “Wij gaan voor een Fryslân dat rechtvaardiger, duurzamer, meer Frysk eigene en meer ondernemend wordt.” en “…zoveel mogelijk uitgaande van de kracht van onze dorpen, wijken, bedrijven en mensen zelf, hun ideeën, initiatieven en ondernemerschap.”

Goed dat het provinciebestuur zichzelf ferme doelen stelt. Dat geldt zeker voor de duurzaamheidsparagraaf. De ambitie liegt er niet om: 25 procent duurzaam opgewekte energie over tien jaar. Windenergie is helemaal van tafel dus heel veel zal moeten komen uit zonne-energie en besparingsprogramma’s.

Het is ook goed dat GS de middelen zoekt in de lokale kracht. Dat biedt dorpen en wijken perspectief.

Het akkoord betekent ook een duidelijke opgave voor de vele actieve dorp- en wijkcoöperaties die deze provincie inmiddels rijk is. Stuk voor stuk Frysk, ondernemend, rechtvaardig in de verdeling van lasten en lusten, en als geen ander met de focus op duurzaamheid. De taken liggen voor het oprapen: investeren in duurzame energie en besparingsmaatregelen, maar ook alternatieve vormen van vervoer, voedsel. Verbazingwekkend genoeg rept het coalitieakkoord met geen woord over hen.

In het coalitieakkoord geen woord over coöperaties

Natuurlijk is het niet zo dat een coöperatie de panacee is voor achterblijvende duurzaamheidsdoelstellingen. Veel coöperaties hebben weinig financiële armslag en de groep vrijwilligers is vaak enthousiast maar smal. Hun onderneming is ook niet risicoloos en vergt uithoudingsvermogen. Maar het is wel een nieuwe manier om de wereld beetje bij beetje te veranderen. Om onafhankelijk te worden van grote onpersoonlijke energiebedrijven; mede zelf te bepalen hoe duurzaamheid in de directe omgeving vorm krijgt. En laten we werkgelegenheid niet vergeten: banen terughalen naar deze provincie.

Maar GS heeft zich in een spagaat gemanoeuvreerd. Zij staat minder dicht bij de burger dan gemeenten. Tegelijk staan er in dit akkoord doelstellingen waar ze die burgers keihard bij nodig hebben. Een haag van belangengroeperingen, vergaderclubs, projectmanagers en professionele ondersteuners ontneemt de politiek het zicht op die bedrijvige burgers.

ledencoops_col14

Leden van Ús Koöperaasje (mei 2015)

Met het Iepen Mienskipfuns, een subsidieregeling voor lokale projecten, denkt GS uit die spagaat te komen. Maar de focus van het fonds ligt op eenmalige projecten en eigenlijk niet op bedrijfsmatige activiteiten. Ergens is dat jammer want een dorpscoöperatie is niet een verzameling projecten met een bepaalde looptijd maar een bedrijf waarvan de te bereiken doelen soms jaren ver in het verschiet liggen. Het is wel een bijzonder bedrijf: eventuele winst moet ten goede komen aan het duurzame doel en niet aan aandeelhouders. Zulke burgerondernemingen zijn er al: tientallen coöperaties functioneren zo. Profit-for-purpose, heet dat, een nieuwe naam voor een oud begrip: nutsvoorzieningen.

De provincie wil dus graag dat burgers zich ondernemend opstellen. Maar als die zelfde burgers zich dan verenigen in een maatschappelijke onderneming worden ze door GS niet genoemd, niet gezien.

Dat moet snel veranderen. Juist een coöperatie kan het beste in gemeenschappen naar voren brengen. De nieuwe coalitie kan een grote slag slaan door juist deze coöperaties te omarmen. Benoem ze, geef ze een speciale status en ondersteun ze direct, zonder tussenschakels. Dit type ondernemerschap, deze vorm van werkgelegenheid heeft Fryslân de komende jaren hard nodig.

 

 

 

P2H – Stroom moet je niet weggooien

Collega-columnist Frans Debets had drie weken een belangrijk punt bij de kop. Als er veel zonnestroom geproduceerd wordt dan daalt de groothandelsprijs van elektriciteit sterk, soms tot onder nul. Het lijkt raar – gratis stoom of zelfs geld toe – maar dat is de werkelijkheid. Elektriciteit kunnen we niet op grote schaal opslaan en toch moeten elk moment van de dag vraag en aanbod in balans zijn. Bij een steeds groter aandeel zonnestroom kan op zonnige dagen het aanbod de vraag overstijgen.

Als je dan mede-eigenaar bent van het zonnepanelenpark dan kan het op zo’n moment voordeliger zijn om de stroom weg te laten lopen in de grond dan om te moeten betalen om het aan het net te kunnen leveren. Nu ben ik niet zo van het weggooien – en zeker niet van duurzaam opgewekte stroom – dus leg ik hier graag een ander voorstel naast.

We kennen allemaal het elektrische kacheltje dat snel behaaglijke warmte geeft maar waarvan iedereen ook door heeft dat dat behoorlijk duur is. Een onverwarmde logeerkamer kan snel even van de ergste kou ontdaan worden, maar voor permanent gebruik is elektrisch verwarmen te duur. Het gebruik van zo’n handig kacheltje is dus een kwestie van prijs.

Wat nou als de prijs van elektriciteit zo laag is – of zelfs negatief – dat het goedkoper is om, in plaats van gas, stroom te gebruiken voor verwarming; middels elektrische verwarming, een warmtepomp of innovatieve infra-rood verwarming. Dan winnen we dubbel: we krijgen goedkope warmte en we houden het gas in de Groningse grond. Je zou kunnen zeggen: het niet gebruiken van gas is eigenlijk een prima vorm van opslag.

Technisch is het geen probleem: elektrisch verwarmen is veilig en installatie is vaak goedkoop. Voor één huishouden zou het misschien niet zo veel uitmaken maar voor de voedselindustrie zou het bijvoorbeeld een uitkomst zijn. Hang in de grote kookketel een elektrisch verwarmingselement erbij en bepaal aan de hand van de prijs of je stroom of gas gebruikt voor het verwarmen. Net zo goed als je in de keuken voor het zetten van thee kan kiezen tussen een elektrische waterkoker of een fluitketel op het gas, maar dan op grote schaal. In vakkringen spreekt men van Power-to-Heat of P2H in de onvermijdelijke techno-newspeak van vandaag de dag.

Stel dat het dorp in het voorbeeld van collega Debets naast een zonneweide ook een collectief contract had voor slimme stroomafname en dat iedereen in het dorp beschikte over een extra boilertje dat automatisch wordt aangezet bij elektriciteitsoverschot. Zou deze zogenaamde Contracted Collective Demand Response helpen? Ik denk van wel en ik sta daar niet alleen in. Ook de mensen van het ministerie van Economische Zaken willen graag dat kleine gemeenschappen slimme technieken bedenken en proberen; EZ ondersteunt dat zelfs met een speciale regeling.

Stoplicht_Dearsum

Het elektriciteit-‘stoplicht’ van Dearsum. Een monumentje van Collective Demand Response avant la lettre.

Fryslân heeft op dat gebied een naam terug te winnen. In de jaren tachtig had het dorp Dearsum zelf de energievoorziening ter hand genomen. Om onbalans te voorkomen was er een bijzondere oplossing bedacht: midden in het dorp stond het ‘stoplicht’. Nog steeds zichtbaar vanaf de weg tussen Sneek en Leeuwarden, gaf het baken aan wanneer het dorp meer of minder produceerde dan het verbruikte. Stond het sein op ‘groen’ dan was het prima in balans. Was het ‘rood’ dan werd iedereen verzocht de wasmachine later aan te zetten. Hoe simpel ook, het was een innovatie die tot ver over de landsgrenzen aandacht trok.

Ik zou er een lans voor willen breken dat er opnieuw een dorp of wijk in Fryslân collectief deze uitdaging aan zou willen gaan. Met elkaar ervaren hoe we op een nieuwe, slimme manier met onze energie omgaan.

 

PS (2 mei 2015)

Op moment van publicatie (1 mei 2015) kwam Tesla met een innovatie (Powerwall) op de proppen. En zo ontstaat er in Duitsland een bijzondere samenwerking waar zelfs de boulevardkranten over schrijven: LightBlick (groene leverancier met meer dan miljoen klanten) zal in combinatie met Tesla haar virtuele net (“LichtBlick vernetzt Batterien im Schwarm“) verder uitbouwen.

Welke ondernemende geest opent hier in Nederland de weg in coöperatief verband?

 

Verzet is noodzakelijk

Verzet tegen besluiten die door dit kabinet genomen zijn of waarschijnlijk genomen worden is noodzakelijk, schreef deze krant op 16 februari.
“Minister Kamp is bij uitstek de behartiger van de belangen van de energielobby. Ontmaskering van zijn vertragingsbeleid en zijn demagogie (…) is nu het eerste doel van het verzet.” (hoofdredactioneel commentaar Friesch Dagblad 16 februari 2015, pagina 2)

Forse bewoordingen. Toch verbazen mij deze woorden niet. Veel gemeenten en provincies hebben zichzelf vergaande doelstellingen opgelegd met betrekking tot het verminderen van energieverbruik en het stimuleren van het zelf opwekken van duurzame energie.

Veel burgers -zeker hier in Fryslân- zijn allang overtuigd van de absolute noodzaak om fundamentele veranderingen aan te brengen in onze energievoorziening. Meer en meer verenigen zij zich in duurzame collectieven en coöperaties. Deze krant volgt dat proces al jaren en geeft daar gedegen en kritisch commentaar op.

Waar het fout gaat, is inderdaad in Den Haag. Het beleid van minister Henk Kamp van Economische Zaken staat haaks op de weg naar duurzaamheid. Maar niemand protesteert, ook niet in de Tweede Kamer. Een kritische houding en verzet tegen zulk beleid is door vrede, veiligheid en consumentisme langzaamaan uit ons systeem verdwenen. En op die houding wordt nu door de krant terecht een beroep gedaan.

Daags na het voor Economische Zaken vernietigende rapport ‘Aardbevingsrisico’s in Groningen’ van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, werden Terschellingers verrast door drastische plannen voor boren op en rond het eiland. In dezelfde week werd duidelijk dat er weer naar gas geboord gaat worden in Toppenhuzen, vlak bij Sneek. En nog steeds heeft het kabinet – ondanks verzet van praktisch alle Nederlandse gemeenten en de meeste provincies – schadelijke winning van schaliegas nog steeds niet uitgesloten. Door traineren en dan weer versnellen, door onderzoek op onderzoek op onderzoek op onderzoek te stapelen, bouwt Kamp langzaamaan onze omgeving om tot één groot mijnbouwgebied.

Een kritische houding en verzet tegen zulk beleid is door vrede, veiligheid en consumentisme langzaamaan uit ons systeem verdwenen.

De krant noemde de winning van gas als reden voor verzet. Ik ben het daar helemaal mee eens. Laten we daarmee beginnen, ook hier in Fryslân. Nu er -eindelijk -aandacht is voor de bezwaren van de Groningers, kan het niet zo zijn dat de Friese bodem nu aan de beurt is. Het moet snel afgelopen zijn met gaswinning op deze schaal, in heel Nederland. Wat nog rest aan gas moet in de bodem blijven zitten.

Verzet begint met kleine dingen.

Wordt er op ons een beroep gedaan om ons te verzetten, laten we dan stilstaan en luisteren. Wordt ons gevraagd een petitie te tekenen, laten we niet omkeren en doorgaan met winkelen. We moeten niet wachten tot iemand opstaat die onze strijd gaat voeren, maar laten we in dorpshuizen samen bepalen hoe we invulling geven aan energiebesparing. Laten we met onze voeten stemmen en grijze, vervuilende energie niet meer kopen. En laten we straks in het stemhokje onze stem alleen geven aan díe mensen die niet alleen in woord duurzaamheid belijden.

Energievoorziening is te belangrijk om aan minister Kamp over te laten. Zolang hij daar zit is verzet inderdaad noodzakelijk.

49 procent

Eén getal hoor ik te weinig terug in de discussies rond windenergie in Fryslân. 49 procent.

Het is allang besloten: het Windpark Fryslân gaat door. Zoals in 2008 gepland komt er een grote zwerm windmolens in het Friese deel van het IJsselmeer. Het maakt ook niet meer uit of burgers verhitte discussies over de noodzaak voeren, of lokale politici stellen dat het toch langs de Afsluitdijk kan. Het gaat gewoon door. Dit is wat minister Kamp wil. En als minister Kamp het wil, dan gaat het zóals minister Kamp het wil.

Er is nog één los eindje waar nog wel iets mee kan. 49 Procent is het aandeel in het windpark Fryslân dat de provincie door de ontwikkelaar van het windpark een tijd geleden is aangeboden (PDF). Een aanbod dat Fryslân – bij mijn weten – nog steeds niet geaccepteerd heeft en langzaamaan uit het zicht verdwijnt.

Windpark Fryslân komt er op een voor gewone burgers ondoorgrondelijke wijze. De plannen voor het windpark Fryslân zijn al jaren geleden beoordeeld door het Rijk. Dat gebeurt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling. Verkocht onder de noemer “stroomlijnen van het besluitvormingsproces” en “tijdswinst” is die regeling in het leven geroepen om de burger het recht te ontnemen te veel en te vaak een spaak in het bestuurlijke wiel te steken. De rijksoverheid walst met deze regeling dwars over lokale weerstand heen om zaken geregeld te krijgen. Provincie moet meewerken, gemeenten ook.

We krijgen dit windpark dus. Daarbij, we betalen er voor. Alle burgers betalen via de energierekening een groot deel van de subsidie voor windenergie. Ook díe mensen die totaal geen Fries windpark willen – om wat voor reden dan ook.

Het is duidelijk dat de lasten er zeker zullen zijn – de overlast voor sommigen en de kosten voor ons allemaal. Het lijkt mij daarom niet anders dan logisch dat de inwoners van Fryslân mogen meeprofiteren van de lusten. De opbrengst van 49% eigendom in het windpark kan namelijk prima gebruikt worden voor eventuele schadeloosstellingen en voor het stimuleren van lokale duurzame opwek. Bedenk dat de opbrengsten groot kunnen zijn: ten tijde van het aanbod werd gerekend op een opbrengst van in totaal tegen de 200 miljoen euro. Dit is een enorme som voor Fryslân. Het erge is: hoe langer men draalt, des te lager wordt dat bedrag.

Wat kunnen Friese politici nog doen? Natuurlijk willen zij graag namens hun burgers iets in de melk te brokkelen hebben. Echter meer dan wat lobbyen bij de verantwoordelijke minister in Den Haag zit er niet in. Alle bevoegdheden liggen bij coördinerend minister Kamp – en zoals zo vaak is deze minister bruusk en voortvarend te werk gegaan.
Wat politici beter kunnen doen is in gesprek gaan met Windpark Fryslân en onderhandelen over 49% eigendom. Dan ziet Fryslân nog iets anders terug dan alleen molens voor de kust.

Het kan niet zo zijn dat Friese politici en bestuurders in elke discussie over windenergie niet eerlijk zijn over wat zij wél kunnen bereiken: er ligt een aanbod van zo’n 700 euro per Fries gezin. Dat is een bedrag waar Friezen wellicht niet om gevraagd hebben maar dat ze zeker goed zouden kunnen gebruiken.

Er is alleen wel moed voor nodig om op te staan en publiekelijk ‘ja’ te zeggen tegen 49 procent.